WAT IS ER AAN DE HAND?

 

    


| 18-04-2020 |

 

Wat is er aan de hand? Waarom doe je niet meer mee? Dit zijn vragen die mij de afgelopen dagen veel gesteld zijn. Het antwoord is gecompliceerd. Waarom iemand iets doet of niet doet zit vaak in zijn persoonlijkheid en wat hij in zijn leven heeft mee gemaakt. Een breukpunt in mijn politieke leven was 23 januari 2020. Het Schelpdebat. Ik schreef daarover op 25 januari het artikel “niets is meer het zelfde” wat te lezen is op mijn persoonlijke website. De kern was; de Bergse politiek en het college waren voor mij moreel finaal door het ijs gezakt. Bijna heel mijn werkzame leven heb ik gewerkt met gevaarlijke stoffen. Explosieve, brandbare, giftige of carcinogene stoffen. Veiligheidsvoorschriften waren heilig! Bewust de veiligheidsvoorschriften omzeilen of negeren was volstrekt onaanvaardbaar! Uit het ‘Schelpdossier’ bleek dat met de veiligheidsvoorschriften jaren lang de kont was afgeveegd. Allemaal vanwege het geld! In het debat bleek de totale onkunde of onwil om dat negeren serieus te nemen. Bagatelliseren was het politieke adagium van het college en de collegepartijen. De schuldvraag werd ook niet alleen onder het tapijt geschoven maar ook afgeschoven. Mijn vertrouwen in mijn collega’s verdween.

In het resetproces blijkt, naar mijn gevoelen, dat politieke/morele onbetrouwbaarheid endemisch is. Terwijl als er werkelijk de wil is tot samenwerken en van de beste man of vrouw op de juiste plaats, er geen spelletjes gespeeld zouden moeten worden. Als het resetproces werkelijk op basis van gelijkheid van de fracties gebaseerd zou zijn dan kom je niet met een stemprocedure waarbij de stemmen van 2 partijen bepalend zou kunnen zijn. Als je werkelijk voor de beste kandidaten zou gaan stem je niet op een persoon die voor een groot deel er de oorzaak van is dat veel goede en assertieve ambtenaren de afgelopen 25 jaar vertrokken zijn. Als je werkelijk de ambtelijke, bestuurlijke en politieke cultuur wilt veranderen dan ga je buiten kwaliteit ook voor draagvlak. Denkt men werkelijk dat draagvlak verkregen wordt door mensen voor te dragen die langdurig als wethouder of ambtenaar betrokken zijn geweest bij de totstandkoming van de ontstane financiële puinhoop en de ontwikkeling van een ambtelijke cultuur waarin het negeren van onveilige situaties ‘acceptabel’ is gebleken. Draagvlak moet nu verdient worden. Voor een grote politieke partij die tientallen jaren deel heeft uitgemaakt van colleges is draagvlak min of meer vanzelfsprekend. Ze kennen hun vertegenwoordiger(s). Voor een klein partijtje, niet betrokken bij de collegevorming, is draagvlak op iets heel anders gebaseerd. Vertrouwen! In een programma? Soms. Maar meestal op een enkel persoon in een college. Die als een herkenbaar baken wordt beschouwd. Omdat men die persoon als integer beschouwd of weet dat die persoon een dossier beheerst en een persoonlijkheid heeft die is gericht op samenwerking en het benutten van alle denkkracht die in de totale raad en ambtelijk apparaat zit. Vertrouwen is er zelden in de grote ego’s die denken het allemaal zelf te weten. Die notoir geringschattend doen over de inbreng van anderen. Als we werkelijk tot een college willen komen dat draagvlak heeft doe je dat niet met een stemprocedure die feitelijk de beslissingsmacht legt bij de grootste partijen. Het gaat uiteindelijk om een balans. Niet van politieke kleuren maar van menselijk kwaliteiten. Mijn vertrouwen, is na 23 januari niet hersteld. Dat zit deels in mij en deels in hoe anderen denken te moeten handelen. De Bergse politiek is kapot!

https://kijkopbergenopzoom.nl/column-wat-is-er-aan-de-hand/

 

Louis van der Kallen.


    

VERTWIJFELING 2

 

    


| 30-03-2020 |

 

Quo vadis? Waarheen gaan we als gemeente? Dit waren de eerst zinnen in mijn eerste column. Ik schreef die op 27 februari. We zijn nu een dikke maand verder. Zijn de 12 fracties (we) opgeschoten? Niet echt. Waar politici goed in zijn is gebeurd. Wat we willen is in mooie volzinnen opgeschreven. Met hier een daar een beetje ‘waarom’. En zelfs die mooie volzinnen zijn niet in de groep besproken. Toen het ‘hoe’ in zicht kwam kregen de uitstellers de overhand. En na de vergaderaanwijzingen van de regering is het stilgevallen. De uitwerking van ‘wat we willen’ is zonder overleg schriftelijk gebeurd.

Voor mij is het ‘hoe’ van eminent belang. Want als het blijft bij ‘wat we willen’ zullen grote groepen raadsleden niet doorkrijgen wat die wensen betekenen en zal het blijven bij pappen en nathouden. Oftewel we blijven afglijden naar de afgrond. Ik wilde het ‘hoe’ invullen in een raadsbrede openbare takendiscussie. Dat kan ook op 1,5 meter van elkaar! Waarbij dan helder zou worden dat we zonder draconische maatregelen er op eigenkracht niet komen en de vraag is dan, willen we dat? Hoe zal onze gemeente er dan uit gaan zien? Sport, cultuur, vastenavend, verenigingsleven, onderhoud, het zal allemaal door de hoeven zakken. Bergen op Zoom, Halsteren en Lepelstraat zullen dan veranderen op een manier die wij niet willen. Mijn gedachte was dat dan zal blijken dat we het niet alleen kunnen en we hulp zullen moeten zoeken. Dat zal niet gemakkelijk zijn want we zullen dan misschien wel 15 jaar op de blaren moeten zitten en toch de belastingen fors moeten verhogen. Maar anderen (het rijk en de provincie) zullen dan mee betalen aan de artikel 12 achtige schuldsanering. Een takendiscussie ga ik niet digitaal doen. Ik wil mensen in de ogen kunnen kijken. Want na het Schelpdebat heb ik niet veel vertrouwen meer in mijn collega’s. Terwijl als we echt moeilijke beslissingen moeten nemen wil ik wel het gevoel hebben ze te kunnen vertrouwen want er komen moeilijke tijden. In mijn ogen is de ‘reset’, zo die er als doel echt was, tot stilstand gekomen. Deels door uitstelgedrag en deels door de coronaomstandigheden.

Het ontbrak bij veel collega’s aan urgentiegevoel. Mijn verwachting is dat de jaarrekening 2019 een buitengewoon groot tekort zal laten zien. Door een inzakkende economie zal de huizenverkoop stagneren en het grondbedrijf bij lange na niet die verkopen realiseren op basis waarvan de schuld relevant zou kunnen verminderen. Het college en de raad missen inhoudelijke kennis. Het inhoudelijke kennisniveau in de raad is armzalig. Financiële kennis is, in mijn beleving, maar in drie fracties aanwezig. Drie raadsleden die een beetje snappen hoe gemeentelijke financiën werken. Dat zijn tegelijkertijd ook de autisten in deze raad. Ze (mij zelf incluis) leven in hun eigen wereld. De rest zijn vooral alfa’s die geloven in de oneliners op basis waarvan ze gekozen zijn.

De Bergse kiezer heeft decennia lang keuzes gemaakt op basis van droombeelden. Ze zullen moeten ervaren dat Sinterklaas en de Kerstman echt niet bestaan. Resultaat van één maand praten en schijven? Ze blijven zitten en we doen er een paar bij. In de hoop dat straks alles beter wordt. Quo vadis?

https://kijkopbergenopzoom.nl/column-vertwijfeling-2/

 

Louis van der Kallen.


    

HET COLLEGE VAN NARCISTEN VAN BERGEN OP ZOOM

 

    


| 28-01-2020 |

| BRUG IN PUIN |

“Brug naar de toekomst, verbindend, eerlijk, vooruitstrevend” is te lezen op het voorblad van het Coalitieakkoord 2018 – 2022 van Bergen op Zoom. Vanaf de raadsvergadering van 23 januari j.l. ervaar ik die tekst geheel anders. “Vandaar dat we kiezen voor eerlijk. We willen een voorbeeld zijn voor onze inwoners, organisaties en bedrijven. We zijn een betrouwbare partner voor collega-gemeenten en andere overheden. We besturen op een open, rechtvaardige en integere manier. Inwoners, organisaties en bedrijven kunnen op ons vertrouwen en rekenen.” Eerlijk is in het citaat nog dik gedrukt ook! Het debat op 23 januari was geen voorbeeld van eerlijk! “Integer”. Ik heb daar een geheel andere voorstelling van. Ze vertrouwen en op ze rekenen? Niet meer! Dit college noch haar rechtsvoorganger zijn betrouwbaar gebleken en is helaas ook nu zeker niet te vertrouwen. Als het raadsdebat van 23 januari het voorbeeld is van hoe dit college omgaat met de politiek, met haar eigen leden en de burgers dan leven ze in hun eigen wereld. De wereld van de plucheplakkers met veel narcistische zelfoverschattende tendensen. “Betrouwbare partner”? Voor mij niet meer.

De afgelopen dagen is mij met regelmaat gevraagd waarom ik zo boos ben. Zelf denk ik dat ‘boos’ niet het goede woord is. Ik ben tot op het bot teleurgesteld in de moraliteit van dit college en een groot deel van mijn collega-raadsleden. In vijf weken tijd zijn er twee momenten geweest dat ik de tijd waarin ik leef niet meer begrijp of de handelswijze van bestuurders en delen van de gemeentelijke organisatie onbegrijpelijk vind. De eerste keer was op 20 december bij/na de BAR (de Bergse Ambtenaren Revue). Voor de BAR worden de raadsleden al vele jaren uitgenodigd. Het was altijd leuk en verbindend. De BAR beschouwde ik als een combinatie van de boerenmaaltijd (mijn Vastenavend-hoogtepunt) en een surprisebijeenkomst in het kader van Sinterklaas. Dat zijn momenten dat de leidinggevenden (topambtenaren, wethouders, raadsleden) op een min of meer ‘beschaafde’ manier gehekeld kunnen worden door de burgerij (de boerenploeg) of door hun ambtenaren. Als gehekelde onderga je zoiets in stilte en straal je acceptatie uit van al die ‘stille’ met humor overgoten maar toch duidelijke wenken. De BAR had in mijn ogen tot doel te laten zien dat we ééééén ambtelijk apparaat en bestuur zijn. Met een hekelende grap en een toost luiden we het oude jaar uit en het nieuwe jaar met de goede voornemens tot samenwerken in.

De aflopen jaren heb ik de BAR zien verruwen. De ‘humor’ werd steeds platter en de laatste BAR was in mijn ogen zelfs ronduit banaal. Of dat iets zegt over het ambtelijk apparaat of de bestuurders? Wat mij nog aan de oude BAR herinnerde waren de grappen over Bergen op Zoom en Roosendaal. Wat mij ronduit stoorde was dat tot twee keer toe een wethouder, naar wiens mannelijk lid op het toneel een paar keer verwezen was, interactie had met de mensen op het toneel. Dat ééééén worden gaat dan wel erg ver. Een punt van verbijstering lag voor mij bij een ‘grap’ over portefeuillehouderoverleggen, waarin voor het eerst informatie tot mij kwam waarover ik als politicus het gevoel kreeg ‘hier moet ik iets mee’. Op zo’n moment verlaat het oude BAR-gevoel mij volledig. Ik geniet niet meer en maak geen deel meer uit van het wij-gevoel. Toen besloot ik dat dit mijn laatste BAR zou zijn. Ik paste niet meer in de banaliteit die de BAR nu uitstraalde noch in de tijdgeest of de sfeer die de BAR opriep; het werd mij te bar.

Er was rond de organisatie van de BAR nog een ergernis die vermoedelijk volstrekt onbedoeld of onnadenkend tot stand kwam. De polsbandjes! In het Coalitieakkoord 2018 – 2022 van Bergen op Zoom is te lezen: “We kiezen in Bergen op Zoom voor Mens, Milieu en Maatschappij”. Dat is een goed uitgangspunt. Daar past een bewust omgaan met kleur bij. Het klinkt misschien raar of vergezocht maar kleur, bijvoorbeeld van plastic, verf of papier is meer milieubelastend dan bijvoorbeeld wit. Als je kleuren gebruikt moet dat dus, in mijn denken, functioneel zijn. Een polsbandje, formeel als toegangscontrole, kan dus gewoon wit zijn. Als een kleur wordt gebruikt dient dat, in een milieubewuste of op duurzaamheid gerichte organisatie, dus een functie te hebben, bijvoorbeeld in een grap. Als kleurkundige, met als specialisaties kleurenfysica, kleurenfysiologie en kleurenpsychologie, ben ik vast iets kleurbewuster dan de gemiddelde Nederlander. Als vakbondsman ben ik misschien ook bewuster van de gevoeligheden van onderscheid in rangen en standen en als oud-judoka ben ik misschien bewuster van hoe kleuren een indicatie zijn van iemands kwaliteiten. Als raadslid had ik een geel bandje toegezonden gekregen. Na twee wethouders met een gouden bandje gezien te hebben, had ik het direct na het optreden gezien en ging ik zonder napraten gelijk op huis aan.

Het voorgaande laat zien dat ik dingen anders beleef dan anderen. Wat ik banaal of onnodig kwetsend vind, was vast niet de ervaring van de meerderheid van de nog wel aanwezige ambtenaren of politici. Om over de beleving van kleur maar niet te praten.

Het debat op 23 januari en de uitkomst van dat debat brengen mij tot de conclusie dat er veel mis is in de bestuurscultuur van de gemeente Bergen op Zoom en met de interactie tussen bestuurders en ambtenaren. Vermoedelijk is het zwembad de Schelp jarenlang onveilig geweest voor werkenden en bezoekers. De afvinkcultuur, ‘het is goedgekeurd’ of ‘heeft een keurmerk ‘Schoon en Veilig’’, is een schaamlap. Het wijzen naar ambtenaren begint onder politici gemeengoed te worden. Daarmee duikt men weg voor de eigen verantwoordelijkheid en de soms jarenlange desinteresse! Uit de verslagen bleek zonneklaar dat bij de Schelp jarenlang alleen de financiële resultaten aandacht kregen.

De vraag is nu hoe is het zover gekomen? Met het vertrek van Pieter Zevenbergen en het aantreden van wethouders met een ‘zakelijke’ insteek zonder enige ervaring met het openbaarbestuur of overheidsorganisaties maar vaak wel behept met een grote waffel en een ‘alles moet kunnen’ mentaliteit is er een handelswijze ingeslopen waarbij assertieve ambtenaren de benen namen. Wethouders zijn in de regel amateurs in hun portefeuille en meestentijds alfa’s ook die met een bèta portefeuille. En in het ambtelijk apparaat zijn de managers aan de macht gekomen. Die combinatie zou wel eens de hoofdoorzaak kunnen zijn van de ellende. Veel ambtenaren zijn vertrokken zelfs naar de buur, Roosendaal. Vaak zwijgzaam soms met het ‘off the record’ gebruik van het woord angstcultuur.

Veel stemmen kunnen halen is iets anders dan geschikt zijn voor het wethouderschap. Deskundig zijn is geen garantie dat je als ambtenaar boven komt drijven. Volgzaamheid, ook bij onmogelijke opdrachten, is naar mijn beleving de afgelopen jaren het promotiemiddel gebleken met als gevolg veel mislukkingen. Iets is nog niet haalbaar omdat een wethouder iets wil. Voor succes is een samenwerking nodig tussen bevlogen politici/wethouders en ambtenaren die met hun kennis wethouders overtuigen van de mogelijkheden en onmogelijkheden.

In Bergen op Zoom leeft het grootse deel van de politici in een narcistische droomwereld. Die niet beperkt wordt door inzichten of kennis. De gemeenteraad is na de dualisering naar een bedroevend kennisniveau afgezakt. Stemmen halen werd belangrijker dan goed en realistisch beleid. Maar de Bergenaar, de kiezer, is zelf medeverantwoordelijk voor de armzalige financiële en morele toestand van zijn gemeente. Hij of zij bepaalde echt zelf de samenstelling van de gekozen Raad.

Er lijkt geen bestuurlijke brug meer te zijn naar de toekomst. Of die door de terugtrekkende troepen is op geblazen of door regelrechte onkunde is in gestort zal de toekomst leren. Hij ligt in puin. Als je nu nog een bestuurlijke brug ziet, heb je heel bijzondere gaven. De kans is groot dat de restanten van die, in mijn ogen, denkbeeldige brug nog meer in het ravijn zullen storten. Ik ga er niet meer over. Ik wil wel kijken of het ooit mogelijk is of de fundamenten nog bruikbaar gemaakt kunnen worden. Maar de tuien zullen echt van nieuw en beter materiaal gemaakt moeten worden wil de nieuwe brug echt verbindend kunnen zijn.

 

L.H. van der Kallen.