EIGEN BEHEER: VOORLOPIG PARTIJPROGRAMMA VAN HOLLANDSE DEMOCRATISCHE LUDDIETEN

 


 

HET LUDDISME
Het voorlopige partijprogramma uit 1985 van de Hollandse Democratische Luddieten 

Het luddisme is een politieke stroming, die zich verzet tegen de invoering van allerlei arbeidsbesparende technieken, zonder dat er met de maatschappelijke gevolgen van deze arbeidsbesparende technieken rekening wordt gehouden. 

1.    WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEKENDE MAATSCHAPPIJ

In ons maatschappelijk bestel wordt met de maatschappelijke gevolgen van uitvindingen en onderzoeken niet of nauwelijks rekening gehouden, noch dat vooraf de maatschappelijke wenselijkheid daarvan wordt bekeken. De maatschappij trekt jaarlijks aanzienlijke bedragen uit voor fundamenteel wetenschappelijk onderzoek. Dit onderzoek vindt plaats in instellingen die zich vrijwel volledig aan de maatschappelijke controle onttrekken. Dit gegeven is niet nieuw. Het is al duizenden jaren zo dat wetenschappers zich zelf onttrekken aan iedere vorm van maatschappelijke controle. De zelfstandigheid en onafhankelijkheid van de instituten voor hoger- en wetenschappelijk onderwijs, waaraan het fundamentele wetenschappelijke onderzoek is verbonden, is tot nog toe in onze maatschappij aan alle vormen van democratische toetsing en controle ontkomen onder het motto van: “hoe kunnen niet-deskundigen nu beoordelen of bepalen wat de doelstellingen van wetenschappelijk onderzoek dienen te zijn”.  Bij dit motto gaan de universiteitsraden voorbij aan het feit dat de geleerden van nu slechts een zeer specifieke, zeer gerichte geleerdheid bezitten in tegenstelling tot de geleerden uit vroegere eeuwen.

Nu is het kennisterrein van bijvoorbeeld automatiseringsdeskundigen zo specifiek dat zijn kennis van de maatschappij en de maatschappelijke wenselijkheden in het geheel niet van het niveau behoeft te zijn dan nodig is om de maatschappelijke waarde van zijn werk te bepalen in het licht van de toekomst der mensheid. Geen controle kan leiden tot geest uit de fles latende onderzoekers.

Voorbeelden van “een geest uit de fles latend onderzoek” is het onderzoek dat leidde tot de atoombom. De dreiging van een totale nucleaire vernietiging der mensheid zal ons nageslacht tot het einde der dagen met zich meedragen. Nooit, ook bij een totale nucleaire ontwapening, is die geest, die kennis weer terug in de fles te krijgen. De mens heeft door het vergaren van kennis der kernfysica iets onomkeerbaars tot stand gebracht. Deze vergaarde kennis zal de mens op ieder moment in staat stellen zichzelf en zijn medemens te vernietigen.

Het DNA-onderzoek van nu laat op dit moment ook zo’n geest ontsnappen. De mens van nu slaat het ene gevaarlijke pad na het andere in met behulp van de in ijltempo verbeterde onderzoekstechnieken van de laatste decennia. Innovators wijzen altijd op de toekomst, in materiële zin zonder zich om de directe gevolgen in het heden te bekommeren. 

1.1

Het Luddisme heeft als leidraad dat de mens middels democratische structuren invloed moet uit kunnen oefenen op  alle onderzoeken, welke maatschappelijke gevolgen kunnen hebben, dus ook bedrijven moeten in deze visie hun onderzoeksdoelstellingen laten toetsen op de maatschappelijke wenselijkheid. 

1.2

Naar de geest van het Luddisme moet als tweede veiligheidsgordel iedere uitvinding getoetst worden voor haar praktische invoering op haar maatschappelijke gevolgen. Toetsing en toelatingsbeoordeling moet ter bescherming van de uitvindersrechten, gelijk het een patent verlening betrof, in het geheim door een parlementscommissie gebeuren met verantwoording achteraf aan het parlement. 

2.    ARBEIDSBESPARINGEN, WIE BETAALT HET?

Ook met de invoering van arbeidsbesparende technieken wordt er geen rekening gehouden met de maatschappelijke gevolgen, laat staan dat men zich afvraagt of wij het met zijn allen wel willen. In onze economie wordt arbeid door werkgevers slechts gezien als een kostenfactor. Ook in het verleden leidde dit reeds tot ondoordachte maatregelen, welke door de maatschappij als geheel ongetoetst werden getolereerd. Onder het motto “ik ben een prins, gij zijt een prins, maar wie zal onze varkens hoeden?” werden in de laatste decennia als antwoord op deze vraag grote hoeveelheden gastarbeiders naar ons land gehaald om het vuile en/of eentonige werk te doen. Nu staan we voor de gevolgen. In het gunstigste geval verzetten we ons tegen racisme, maar van de oorzaken wordt geweigerd te leren. Nog steeds kunnen de op meer winst beluste ondernemers of burgers maatregelen nemen zonder maatschappelijke toetsing, welke leidden tot persoonlijk gewin, maar maatschappelijke een schade opleveren welke tot geen enkele verhouding staat tot het gewin. De absurditeit ten top is wel dat de maatschappij grote hoeveelheden middelen ter beschikking stelt middels de W.I.R. aan grotendeels ondernemers die maatschappelijk ongewenste arbeidsbesparende maatregelen nemen. Subsidie op het besparen van arbeid alsof met ruim achthonderdduizend werklozen (maart 1984) het besparen van arbeid een voor ons volk en onze samenleving een doelstelling op zich of een behoefte zou zijn.

Als de staat, burger of bedrijf geld bespaart, betekent zo’n besparing dat dit geld nu of later anders besteed kan worden. Een besparing van arbeid, terwijl er veel werklozen zijn zoals nu, betekent niet dat arbeid nu of later anders aangewend kan worden. Deze “besparing” levert maatschappelijk gezien geen enkele materiële winst op, terwijl het sociale verlies (zoals in een latere paragraaf nader aangeduid zal worden) aanzienlijk is.

Materieel gezien levert een arbeidsbesparing, welke tot stand komt door middel van een diepteinvestering in apparatuur welke geheel of gedeeltelijk wordt ingevoerd, zelfs een verlies op, indien de kosten van de apparatuur aan renteverliezen, afschrijvingen en onderhoud van dat importdeel meer is dan circa 20 % (het verschil tussen arbeidsinkomen en overdrachtsinkomen) van de besparing aan arbeidskosten. Dit materieel verlies komt echter niet ten laste van de arbeidsbesparende ondernemer of Staat, maar ten laste van de totale maatschappij. De arbeidsbespaarder vergeet echter dat hij deze lasten uiteindelijk weer op zijn bordje krijgt middels de collectieve lasten, welke opgebracht moeten worden om de bespaarde arbeider een menswaardig bestaan te bieden.

Als Overheid en ondernemers ieder in gelijke mate nu met achthonderdduizend werklozen arbeidsbesparend investeren, gaan we er dus met zijn allen, omdat het importdeel van de investering ruim boven de 20 % ligt, door het over de grens verdwijnende geld, op achteruit. 

2.1

Het Luddisme wijst iedere subsidieverlening op arbeidsbesparende investeringen af. Aan dit anti-maatschappelijke gebruik van maatschappelijke middelen moet onverwijld een eind worden gemaakt. 

2.2

Het Luddisme wijst arbeidsbesparende investeringen, waarbij meer dan 20 % van de investeringsgelden over de grens verdwijnt af en is van mening dat de Overheid voor deze investeringen geen vergunningen meer mag afgeven. 

2.3

Het Luddisme wijst iedere subsidie of overheidsstimulatie van de zogenaamde High Technology af. Zij vindt al dat gepraat over computer- en informatietechnologiën als High Tech, welke de markt van de toekomst zou zijn, een totale miskenning van de huidige markten waarop het Nederlandse bedrijfsleven internationale faam geniet. Willen we deze markten behouden, dan moeten we zien dat we het bedrijfsleven, dat op die markten opereert, stimuleren. De technologische voorsprong die we hebben moet worden behouden. Voor het Luddisme is het Nederlandse stamboekvee, onze waterbouwkundige werken, bloementeelt, land- en tuinbouwproducten High Tech. 

2.4

Het Luddisme is van mening dat de wijze van financiering van ons sociaal verzekeringsstelsel, stelselmatig fout is. Deze financieringsmethode lokt uit tot arbeidsafstoot, aangezien bij iedere vermindering van het gebruik van arbeid voor een bedrijf een enorme besparing optreedt aan loonkosten en sociale lasten.

2.5

Het Luddisme wil dat de sociale lasten niet opgebracht worden door de bedrijven naar ratio van het aantal mensen dat zij in dienst hebben, maar naar ratio van de toegevoegde waarde van hun productie. Op deze manier worden de bedrijven die arbeidsintensieve producten maken niet onevenredig zwaar belast, maar meer naar draagkracht. Deze financieringsvorm zet geen premie op de afstoot van arbeidskrachten. Denkbaar is zelfs een systeem waarbij de inzet van arbeidskrachten stelselmatig bevorderd wordt. Men zou bijvoorbeeld uit kunnen gaan van het gegeven dat de volledige bevolking uit het bruto nationaal product (dat gevormd wordt door de som van alle toegevoegde waarde van de bedrijven en organisaties), een uitkering ingevolge de Bijstandswet zou ontvangen.

Het voor de financiering hiervan benodigde percentage van het bruto nationaal product is dan de heffingsgrondslag per bedrijf op de door hen geproduceerde toegevoegde waarde. Op deze heffing kan dan een korting per bedrijf worden toegepast die gelijk is aan de bijstand welke haar werknemers zouden ontvangen indien ze werkloos zouden zijn. Door bij de invoering van dit systeem een differentiatie toe te passen per bedrijfstak, gebaseerd op de arbeidsintensiviteit per bedrijfstak, kan dit zonder directe lastenverzwaring doorgevoerd worden.

Deze nieuwe financieringsmethode leidt er toe dat menselijke arbeid als kostenfactor aantrekkelijker wordt om in te investeren. Indien een bedrijf in de huidige situatie een werknemer aanneemt kost deze het bedrijf een brutoloon plus het werkgeversaandeel in de sociale lasten in totaal circa 140 % van het brutoloon. In dit nieuwe financieringssysteem kost een nieuwe arbeider niet 140 % maar het brutoloon minus de uitkering van de arbeider (zijnde 80 %) dus slechts 20 % van het brutoloon. Deze methode maakt de aantrekking van nieuwe arbeidskrachten aantrekkelijk. Deze geringe kostenverhoging zal er toe kunnen leiden dat werk wat nu niet kan gebeuren, dan wel zal gebeuren. Zaken als research, service en reparatie-afdelingen gaan dan een nieuwe toekomst tegemoet. Ook de concurrentie met de zogenaamde lage-loon-landen kunnen we dan weer volledig aan. 

3.    ARBEID EN HET MENSELIJK GELUK

Wat is arbeid?

Arbeid in elke vorm van menselijke samenleving is van oudsher een basiswaarde. Het is een vorm van sociaal genormeerd gedrag gericht op de instandhouding van het leefmilieu. In de visie van het Luddisme is arbeid een zich beschikbaar stellen om iets te verrichten of tot stand te brengen, waar anderen behoefte aan hebben. Het kernpunt in het menselijk bestaan ligt in het nuttig zijn voor anderen, iets betekenen voor anderen. Hoeveel mensen vragen zich niet eens af welke sporen laat mijn bestaan na, wat beteken ik voor of in deze wereld voor mijn medemens, voor de maatschappij: wat is mijn nut?

Het nu van de mens als individu ligt mede, en niet voor een onaanzienlijk deel, in zijn arbeid. Hij maakt iets, hij produceert iets, wat nuttig is voor een medemens. Dit besef is diep verankerd in de mens en in onze samenleving. Arbeid geeft status. Onze maatschappij kent structureel een belangrijke plaats en cultureel een belangrijke waarde aan arbeid toe.

Wat zeiden denkers in het verleden over arbeid?

Reeds volgens Thomas More (1478-1534) is arbeid goed voor de geestelijke en lichamelijke ontwikkeling van de mens tot een door de maatschappij aanvaard en gewaardeerd individu.

Volgens Kant (1724-1804) vindt de zelfsituering van de mens eerst en vooral door arbeid plaats.

Volgens Karl Marx (1818-1883) is de mens in de eerste plaats een wezen dat bestaat doordat hij via arbeid aan de natuur datgene ontrukt, dat hij voor zijn bestaan nodig heeft.

Sinds 1956 praat men over de samenleving als een arbeidsbestel en aanvaardde men dat men inkomen, plaats in de samenleving en sociaal aanzien, kortom zijn maatschappelijk “zijn” in hoge mate dankt aan zijn plaats in het arbeidsbestel. Schoolgang is de voorbereiding op die plaats. Na het pensioen leeft men nog van die plaats. Ja, men is wat men is door die plaats.

Als men kijkt naar de emancipatie, dan blijkt dat deze staat of valt, in ieder geval overheerst wordt door de eis van de vrouw op een plaats in het arbeidsbestel.

Naar eigen besef en in de ogen van anderen is arbeid noodzakelijk om een volwaardig lid van de samenleving te zijn. Dit komt steeds meer kwantitatief en kwalitatief in gevaar, hetgeen komt door de voortschrijdende automatisering welke wordt doorgevoerd omdat onze economie arbeid uitsluitend ziet als een kostenfactor zonder besef van de grote maatschappelijke waarde van arbeid in onze qua oorsprong Calvinistische maatschappij. Dit uitsluitend zien van arbeid als kostenfactor leidt tot structurele werkloosheid. Ons traditionele arbeidsethos is Calvinistisch van oorsprong en succes in de arbeid werd en wordt gezien als een teken van uitverkiezing ten opzichte van de medemens. De beroepsplicht is een ethisch gekleurde opvatting en een schending van deze plicht wordt gezien als een plichtsverzaking. Deze opvattingen nu zijn geleidelijk overgenomen door de socialistische ethiek. In deze opvatting inzake de arbeidsethiek bepaalt de economische productiviteit en niet de volwaardigheid, de zingeving van de arbeid. Dit leidt er toe dat men het begrip arbeid tegenwoordig heeft verengd tot betaalde activiteiten. Betaalde/onbetaalde arbeid is vaak vrij willekeurig. Waarom zijn bijvoorbeeld bepaalde vormen van vrijwilligerswerk onbetaald, terwijl er wel een grote behoefte aan is?

Vandaag de dag praat men wel over andere vormen van nuttigheid ten behoeve van de gemeenschap en dat de jeugd daarop middels de schoolopleiding beter op voorbereid moet worden, maar de huidige maatschappelijke opvattingen zien helaas nog steeds betaalde arbeid als de enige echte en zij is als zodanig ook de enig gewaardeerde nuttige arbeid. De kans op zulke gewaardeerde arbeid is de huidige jeugd vrijwel ontnomen. En daar staan ze dan onvoorbereid in een maatschappij, die nog steeds terecht of onterecht maatschappelijke volwaarheid als mens relateert aan het hebben van en het niveau van de betaalde arbeid die men heeft.

Constaterende dat het volwaardigheidsgevoel en geluk van een mens in hoge mate afhankelijk is van het hebben van betaald werk, weigert het Luddisme de noodwendigheid van een hoge werkloosheid te aanvaarden. De automatisering berooft de mens althans voor de meesten onder ons, van de voornaamste expressievorm, arbeid, nuttigheid. Werkloosheid mag niet, niet om zichzelf en niet omdat het getuigd van het onvermogen van een samenleving om één van haar centrale waarden onverkort in een maatschappelijke realiteit om te zetten. Het verrichten van arbeid biedt de mogelijkheden om persoonlijke kwaliteiten tot ontplooing te brengen. Arbeid is voor velen de enige vorm van zelfrealisatie.

Als je automatiseringsdeskundigen hoort beweren dat automatisering het werk hier houdt, omdat bij een geautomatiseerde productie de arbeidskosten hier net zo hoog zijn als in Taiwan of Tunesië, zeggen zij daar feitelijk mee dat de arbeider overbodig is geworden. 

3.1

Het Luddisme wenst de mens zijn centrale plek in de productie terug te geven.

3.2

Het Luddisme eist dan ook een heffing op arbeidsbesparende machines alsmede op de producten die met deze machines zijn gemaakt. 

4.    AUTOMATISERING EN DE KWALITEIT VAN ARBEID

De afgelopen decennia zijn steeds meer ingewikkelde handelingen in het productieproces vervangen door een kunstmatige ordening van grote aantallen handelingen van eenvoudigere aard. Vervolgens zien we in toenemende mate de geleidelijke vervanging van de tevoren vereenvoudigde werkzaamheden door automatisch werkende apparatuur. Deze massale vervanging van goedkope arbeidskracht door machinekracht leidt tot de massale vernietiging van arbeidsplaatsen en zodoende tot de creatie van een voortdurende kwantitatief economisch tekort aan werkgelegenheid en door de daarmee gepaard gaande inkomensdaling evenzo een tekort aan consumptie. Automatisering leidt ook tot een andere verdeling van het takenpakket over de resterende arbeiders.

Voor een kleine groep functies, o.a. de planners, de programmeurs leidt automatisering tot een functieverzwaring en derhalve tot een hoger niveau. Voor de massa wordt de kwaliteit van het werk over de gehele linie uitgehold. Vele geschoolden en veel vakkennis en vaardigheid vereisende functies op het middenniveau komen te vervallen. Het leidt er toe dat de werkgelegenheidsstructuur de vorm krijgt van een zandloper. De brede basis gevuld met half en ongeschoold werk en een smalle top bestaande uit hooggeschoolde arbeid. Kortom het werk met de meeste waardering van het vakmanschap wordt overbodig.

Tegelijkertijd doet zich bij tal van mechaniserings- en automatiseringsprocessen de tendens voor naar minder speelruimte bij het werk. Men wordt net als bij de lopende band een verlengstuk van de machine. De machine bepaalt het tempo, niet meer de werker.

Door de mechanisering en automatisering vervreemdt de productiewerker van het geproduceerde en zijn werkomgeving.

Volgens de Amerikaan Robert Blauner in Alienation and Freedom 1964 wordt vervreemding van de arbeid in het industriële productieproces door de voortgaande technologie veroorzaakt. Criteria voor deze vervreemding zijn: machteloosheid, zinloosheid, isolement en zelfvervreemding. Op de hogere niveaus qua opleiding, zoals in de procesindustrie, waar hogere kwalificaties vereist zijn, is dit minder. De beheersing over de arbeidsinhoud en de arbeidsomstandigheden is door de mechanisatie en automatisering aan de arbeider ontnomen. Automatisering maakt enkele mensen misschien rijk, maar wat maakt het van de mensheid!

Juist nu de mens de waarde van zijn eigen persoonlijkheid leert kennen en waarderen, dwingt de voortgaande automatisering hem weer om in toenemende mate zijn persoonlijkheid aan het werk ondergeschikt te maken, hiermede een botsing veroorzakend tussen de beleving van het individu van de maatschappelijke ontwikkeling en de beleving van de arbeid in het licht van de automatisering. Automatisering bedreigt niet alleen arbeidsplaatsen en haar kwaliteit, maar ook het hiërarchische niveau, omdat met name lager leidinggevend kader wordt uitgeschakeld. 

4.1

Daar automatisering kwalitatief en kwantitatief de arbeidsbeleving bedreigt, verlangt het Luddisme van de Overheid stimulering van het onderzoek naar de effecten van doorgevoerde automatiseringen op de arbeidsbeleving. Tevens verlangt het Luddisme dat door de Overheid aan de conclusies van deze onderzoeken follow-up wordt gepleegd door passende beleidsmaatregelen. 

5.     DE MAATSCHAPPELIJKE EFFECTEN VAN WERKLOOSHEID EN DE ONTWIKKELING VAN DE CONSUMPTIEMAATSCHAPPIJ

De maatschappijvorm is in de loop der geschiedenis de afgelopen honderden jaren gegaan van een agrarische naar een industriële en van een industriële gaat het nu naar een zogenaamde dienstenmaatschappij. Tijdens die overgangsperioden heeft de arbeider die werkzaam was in de oude sector een lagere sociale status. Zo was de boer in de vroeg industriële maatschappij een synoniem voor: niet bij de tijd, achterlijk, dom en vuil. Ook nu zie je weer dat de industrie-arbeider uit is. Kijk maar eens naar de sterspots. Het barst van de bankemployees, verzekeraars, vergaderaars, enz. Kortom, de zogenaamde kwartaire sector is in. De industriële maatsschappij wordt afgedankt en in diskrediet gebracht middels milieuverontreinigingen, energieverbruik, slechte arbeidsomstandigheden, enz.

Zo is ook de oriëntatie op de kwaliteit van de arbeid verschoven naar de kwaliteit van het bestaan, alsof dat in de praktijk van alle dag van de industrie-arbeider niet hetzelfde zou zijn. De wegbereiders zijn de zachte sectorleden. Ze spreiden hun eigen bed, welwillend geholpen door bijvoorbeeld de vakbonden, de media en de traditionele politieke partijen. De Nederlandse vakbeweging accepteert in grote lijnen de automatisering en beperkt zich tot het gladstrijken van directe problemen, zo lang er geen gedwongen ontslagen vallen, vindt zij op zich al dat zij geweldig gepresteerd heeft.

Door samen te werken op dit gebied van automatisering met de werkgevers, bevordert zij zelfs de automatisering door deze acceptabel te maken voor de mensen die er mee werken. Door deze houding bevordert zij de uitholling van de werkgelegenheid en de overgang naar de zogenaamde dienstenmaatschappij, ondertussen de industriële en administratieve werkers, alsmede de kansloze schoolverlaters fijnmalend tussen de molenstenen der tijdsgewrichten. De crisis van de jaren dertig leidde tot veel onderzoek naar de sociale gevolgen van werkloosheid. In het begin heeft men hoop op ander werk, is men eigenlijk blij met wat vrije tijd. Maar naar mate de tijd voortschrijdt zonder kans op een oplossing, worden de mensen steeds moedelozer en op den duur zijn zij te apatisch om nog tot enige opbouwende activiteit te komen. Vrije tijd heeft voor de inactieven een geheel andere betekenis dan voor de werkenden, als S.R. Parker e.a. in The Sociology of Industry, 1972.

In zijn “Die Lage der arbeitenden Klasse in England” kwam Friedrich Engels reeds in 1845 tot de conclusie dat de gevolgen van de voortgaande mechanisatie zou leiden tot een toenemende werkloosheid, misdaad en dronkenschap. Er is dus nog niets veranderd. Met de stijging van de werkloosheid is ook de stijging van de misdadigheid en de stijging van het alcohol ge-/misbruik kenmerkend voor deze tijd. De mens laat zich de ene rol na de andere opdringen. Zo wordt de producent middels zijn werkloosheid tot een beroepsmatige consument. Het consumeren wordt zo een algemeen aanvaarde en gewaardeerde bezigheid.

We zien echter in toenemende mate, dat niet alleen geproduceerde goederen worden geconsumeerd, maar ook menselijke relaties, ideeën, theorieën en ervaringen. Men nuttigt ze tot zij beginnen te vervelen, waarna men ze inruilt voor ander consumptiemateriaal. Kortom vrijblijvendheid en gebrek aan loyaliteit is troef. Dit is de ideologie van de verzorgingsstaat geworden. Deze ideologie propageert en stimuleert het groeps- en individuele egoïsme.

Als algemeen gehanteerde en aanvaarde normen gelden de volgende uitspraken nog steeds:

– Als iemand van het leven wil genieten, behoort hij ook bereid te zijn er hard voor te werken.

– Doen waar je zin in hebt, kun je pas als je je plicht gedaan hebt.

Deze algemeen gehanteerde normen staan in directe tegenspraak met de verzorgingsstaat.

De meest merkwaardige paradox van de samenleving is de verzorgingsstaat die enerzijds gebaseerd is op het systeem van betaalde arbeidsverdeling en die anderzijds gericht is op het garanderen van de sociale zekerheid en sociaal welzijn. Door het ingebouwde egoïsme van de consumptiemaatschappij kraakt nu het gebouw der zogenaamde verzorgingsstaat in al zijn voegen nu steeds grotere groepen van mensen, die zich niet meer een gewaardeerde maatschappelijke positie kunnen verwerven, zich melden om gebruik te maken van “de zegeningen” van de verzorgingsstaat. De mensen die in de loterij des levens wel een winnend lot hebben getrokken, trachten nu de uitgestotenen het morele recht te ontnemen, gebruik te maken van de verzorgingsstaat of, misschien juister geformuleerd, blijkt nu dat de in de sociale wetgeving geformuleerde doelstellingen slechts woorden waren en nu het op daden aankomt de “actieven” toch maar niet thuis geven. Is niet werken voor de werkende een mooie zoete droom, voor de niet werkenden is het vaak een nachtmerrie, die keer op keer het gevoel geeft buitengesloten te zijn. 

5.1

Voor het Luddisme is de gereglementeerde verzorgingsstaat een hydra welke de mens zijn gevoel voor sociale verantwoordelijkheid en loyaliteit ontnomen heeft. 

5.2

Voor het Luddisme zijn instellingen als bejaardenhuizen, gezinszorg en het beroepsmatig welzijnswerk instituten die de eigen verantwoordelijkheden in het sociaal functioneren van ieder mens in zijn leefgemeenschap hebben vermoord en/of stelselmatig hebben gekleineerd. Vroeger in het pre-verzorgingsstaattijdperk was het een sociale plicht en een voorrecht om het gezin van de buur te helpen, indien er aan hulp behoefte was. Deze sociale verwevenheid met de buurt of de straat leverde ook in niet noodsituaties contacten op waardoor vervreemding en eenzaamheid een heel andere inhoud hadden dan vandaag de dag. Voor het Luddisme is burgerzin in de meest ruime betekenis van het woord een vanzelfsprekendheid. Voor het Luddisme is burgerzin, solidariteit aan de basis, in de familie, in de straat, in de buurt. Daar hoeft behoudens in uiterste gevallen geen Overheid of betaalde kracht aan te pas te komen. 

5.3

De verzorgingsstaat heeft de burger middels de sociale premies een soort aflaat bezorgt. De sociale premies zijn een afkoopsom geworden van de verantwoordelijkheden voor de burger. Hoe vaak hoor je niet “we betalen er toch voor”.

De verzorgingsstaat is het gevolg van een socialisme dat uitgaat van de ideale utopische mens, zonder dat het zich realiseert dat de karakterstructuur van de mens zodanig is geconstrueerd dat hij sociale vaardigheden kan afleren. 

5.4

In de visie van het Luddisme vervreemdt automatisering de mens van het geproduceerde, op dezelfde manier als de verzorgingsstaat en de consumptiemaatschappij de mens heeft vervreemd van zijn eigen gevoel van verantwoordelijkheid ten opzichte van zijn medemens. 

6.     ARBEIDSPLICHT

In tegenstelling tot de stelling dat duurzaam menselijk geluk verband houdt met het gevoel nuttig te zijn voor de medemens, staat de menselijke afkeer voor bepaalde werkzaamheden, ook al zijn deze werkzaamheden nog zo nuttig. Voor bepaalde zware, vuile en/of eentonige arbeid zou misschien een arbeidsplicht ingevoerd moeten worden om de vraag en het aanbod van dit soort arbeid meer in evenwicht te brengen of om de last van deze arbeid eerlijker over de bevolking te verdelen. De aard van deze arbeid heeft vaak een lage status. Men kijkt erop neer. Vaak is de status mode- of tijdsafhankelijk. Als typisch voorbeeld kan hier het beroep van militair aangemerkt worden. Aan de status van bepaalde werkzaamheden kan door een andere scholingsgesteldheid gewerkt worden. Ten dienste van de afweer heeft men het verschil tussen vraag en aanbod opgeheven door een dienstplicht in te voeren, waarbij een ieder onvrijwillig een voor hem meestal niet passende tijdelijke functie in het leger wordt toegewezen. Zo mogelijk zouden dienstplichtigen moeten kunnen kiezen uit krijgsmacht, politie, douane, BB, brandweer, ziekenzorg, bejaardenzorg, volksgezondheid, jeugdwerk, overheidsdiensten of openbare nutsbedrijven. De keuzebegeleiding zal zodanig moeten zijn dat zowel kwantitatief als kwalitatief een optimale bezetting der diensten verkregen wordt. Deze arbeidsplicht geldt vanzelfsprekend voor iedereen van een bepaalde leeftijdscategorie, dus geen onderscheid meer tussen sekse. Ook kunnen er voor gewetensbezwaarden met betrekking tot bepaalde taken dan ruimere alternatieven geboden worden. Medische afkeuring voor bepaalde taken hoeft niet noodzakelijkerwijs te leiden tot totale vrijstelling, omdat er dan een veelheid van maatschappelijke functies voor handen zijn. Ieder individu kan mogelijk ook door een roulatie binnen dit systeem van arbeidsdienstplichtvervulling kennis maken met een veelheid van maatschappelijke dienstverlening en zodoende meer geïntegreerd raken in het totale maatschappelijke gebeuren. 

6.1

Het Luddisme staat een arbeidsplicht voor ogen voor iedere burger ter vervanging en uitbreiding van de huidige dienstplicht die uitsluitend betrekking heeft op mannen ter maatschappelijke scholing en -vorming. 

7.    HET LUDDISME EN DE ECONOMISCHE ORDENING

Voor het Luddisme is er een economische ordening voor de mensen. Hieruit volgt dat machines er zijn voor ons en niet wij voor de machines. Alles wat de economie produceert moet ten nutte komen van de mensen die het produceren en waarvoor het wordt geproduceerd. Dit impliceert dat de mensen het geproduceerde ook moeten kunnen kopen. Voor de door machines werkloos geworden arbeiders is dit op termijn niet meer het geval. Door de werkloosheid gaat de koopkracht omlaag en ontstaat er een overschot aan producten. Machines kunnen alles produceren, maar niets kopen. Of zoals een werkloze industrie-arbeider zei uit het Amerikaanse automekka Detroit: “Prachtig dat die robotten auto’s kunnen maken. Doodjammer alleen dat ze geen auto kunnen rijden”.

De computer wordt op een agressieve wijze in het ene gebied na het andere van het economisch- en maatschappelijk leven doorgedrukt zonder dat de wijsheid wordt opgebracht om de vakkennis, waardigheid en integriteit van de menselijke arbeid te redden. Nieuwe technologieën worden niet aangepast of ingepast in de behoeften en gewoonten van de samenleving. Ze worden ons opgedrongen! Charlie Chaplin’s “Modern Times” liet reeds zien wat er met de mens gebeurde in zijn relatie met de machines. Hij werd als individu tussen de tandraderen vermalen en gebracht tot aanhangsel van een reusachtige vijandelijke machinerie.

In 1931 deed Gandhi in een gesprek met diezelfde Charlie Chaplin een uitspraak waar het Luddisme zichzelf volledig in kan vinden. Gandhi zei: “Hoe sneller machines bewegen, des te sneller levende mensen en des te groter is ook de nerveuze spanning die de machine van de mens eist. Cultuur, ontspanning en het hele leven worden zo afhankelijk van de machines, dat de mens zelf er innerlijk armer van wordt. Het individu bevindt zich min of meer in de positie van de wilde, die zich een idool schept en er zich vervolgens aan onderwerpt.”.

De computer is het idool van nu. Het Luddisme zal strijden, opdat de mens zich daar niet verder aan zal onderwerpen. Het Luddisme wil de weg terugvinden naar een maatschappij waar minder door grondstoffen en energie verslindende machines wordt gedaan en meer door mensen. Het Luddisme wenst geen zinloze machines, zoals bijvoorbeeld lege flessenautomaten in supermarkten, die mensen werkloos maken die milieuvriendelijk werk deden op een milieuvriendelijke manier. Zo’n automaat is een zinloze, nutteloze machine en maatschappelijk gezien een vijand. De minimumloner die werkloos wordt zonder uitzicht op een betere toekomst wordt vervangen door een duur energieverbruikend apparaat. Maatschappelijk gezien wordt een mens toegevoegd aan het leger der inleveraars en verdwijnt kostbaar geld naar een ander land. Onvervangbare grondstoffen en energie worden gebruikt en dat alles omdat een grootgrutter 60 tot 70 % van de manjaarkosten zelf uitspaart en daarvoor de minimumloner overhevelt naar de collectieve lasten die wij met z’n allen mogen opbrengen. 

7.1

Op dit soort apparaten moet onverwijld een hoge belasting geheven worden om aan de verspilling van menselijk gelukt, maatschappelijk geld en onvervangbare grondstoffen een eind te maken.

 

* * * * * * * * * * * * * *

 

Het Luddisme is een oude beweging voortgekomen uit het besef van de onvervangbare creativiteit van de mens. Het Luddisme heeft reeds tweehonderd jaar geleden van zich doen spreken, toen ten tijde van de zogenaamde eerste industriële revolutie mensen massaal de keien werden opgesmeten door de mechanisatie. Nu beleven we eenzelfde proces. De politici hebben nog niets geleerd van de gebeurtenissen van toen.

Door de automatisering bedreigde sectoren zijn:

– het onderwijs

– de gezondheidszorg

– de detailhandel

– de industrie

– de land- en tuinbouw

– de administratieve sectoren zoals bank- en verzekeringsbedrijven. 

Het Luddisme zal net als in het verleden trachten het tij te keren. Voor Luddieten is het vervullen van maatschappelijke behoeften de motor van de economie. Dit stelt andere eisen aan wetenschap, techniek en arbeidsverhoudingen, dan in onze laissez-faire economie gebruikelijk is. 

7.2

Luddieten zeggen alleen ja tegen nieuwe technieken als ze mensvriendelijk zijn. 

7.3

Luddieten zijn niet tevreden met geen gedwongen ontslagen bij automatisering. 

7.4

Luddieten staan voor de opbouw van werkgelegenheid voor en door mensen. 

7.5

Rekening houdend met de beperkingen van de menselijke karakterstructuren geloven wij niet in een vreedzame, menselijke maatschappij gerund door machines. Luddieten willen dat de mens als zelfdenkend, zelfleidend, zelflevend, zelfervarend individu met volledige beschermde rechten overeind blijft in een voor én door hen geschapen democratische wereld. 

Computers geven steeds meer macht aan enkelen. Zij kunnen al onze gedragingen controleren, heus niet alleen onze GEB-rekeningen, maar al onze (mis)stappen. 

7.6

DAAROM LUDDIETEN, WELKE TAAL U OOK SPREEKT,

ONDERWERPT U NIET AAN DE MACHINE,

MAAR VERNIETIGT DE MACHINE DIE U BEDREIGT

MET HET WAPEN BIJ UITSTEK: DE MENSELIJKE GEEST.

LAAT U NIET KNECHTEN,

MAAR ONTWORSTELT U AAN DE MAALSTROOM

DIE TECHNISCHE VOORUITGANG WORDT GENOEMD

 

* * * * * * * * * *

 

Naschrift

Een pro-arbeidtijdsverkortingsstandpunt zoekt u tevergeefs in dit programma. Arbeidtijdsverkorting is voor ons een middel om arbeid eerlijker te verdelen. Het schept geen arbeid, hooguit geeft het meer arbeidsplaatsen.

Kortom streven naar arbeidtijdsverkorting is toegeven dat de machine het wint van de mens en dat de mens daar in berust. Daarom is arbeidtijdsverkorting geen Ludditisch onderwerp.