KLOOF

 


 

KLOOF

 

grof-vuilDe laatste tijd wordt er in de media veel geschreven over de ‘kloof’ tussen de gekozene en de kiezer. Ook in ‘sociale media’ wordt heel wat gediscussieerd over de politiek en de onbetrouwbaarheid van politici. Er lijkt veel rotte vis te zijn. Nu de lijsten voor de 2e Kamer in wording zijn, blijkt dat op de lijsten van de landelijke politieke partijen er ook geen plaats meer is voor dissidenten in de politiek.

Zo is het overbodig zoeken naar Ton Elias hij komt als ‘enfant terrible’ niet meer voor op de VVD kandidatenlijst. Jammer want zijn, niet mijn, rechtse geluid in de kamer ga ik zeker missen. Nee, lastig en daardoor herkenbaar, zijn in je fractie kost je in de politiek vaak de kop. Ik ben er trots op dat binnen de BSD en Ons Water, het afwijkende geluid wel een plaats krijgt. Want door verschillende meningen worden de voor of tegen argumenten wel verder en daardoor beter uitgediept. Voor mij is de ‘kloof’ verklaarbaar uit onbekendheid met elkaar. De massa van de zogenoemde volksvertegenwoordigers komt op de bagagedrager en als slippendrager van de lijsttrekker en de partij in de 2e Kamer. Hun eigen dorps- of stadsgenoten zullen die slippendragers nog wel kennen. Maar het grote publiek kent ze niet. Maar kennen die gekozenen het volk wel? Ik denk het niet. Ze kennen vaak hooguit hun partij- en studiegenoten. Martin Sommer schreef in de Volkskrant: ”Tegenwoordig gaat het alleen nog over rekrutering voor bestuursfuncties. Ideologie is een vage richting geworden met het keurmerk van de CPB doorrekening.” Ik ben het met hem eens.

Tot 2008 kende het waterschap een personenstelsel. Je stemde, als je stemde, op een persoon niet op een partij. Het gevolg was dat de opkomst onder stedelingen laag was. Onder boeren en buitenlui, die elkaar vaak veel beter kenden, wel hoog, tot bijna 100 % onder de boeren.  Het gevolg was dat er alleen mensen gekozen werden die ook echt zelf veel stemmen haalden. Er werden heldere persoonlijke campagnes gevoerd met als resultaat dat alle gekozenen konden bogen op een relevant en electoraal draagvlak. Het betekende ook dat de gekozenen vrijwel allemaal een groot belang stelden in het waterschapswerk en heel vaak herkozen werden op basis van hun ervaring en deskundigheid. Maar het moest allemaal anders, dachten ze in Den Haag. Er moesten meer politici in dat bestuursorgaan, dat vrijwel zonder politici naar mijn gevoel uitstekend functioneerde. Alleen had soms de voorzitter/dijkgraaf, omdat hij benoemd werd door de Kroon (Den Haag), een partijachtergrond. Er kwam een lijstenstelsel. Met als gevolg dat de landelijke politiek op ruime schaal zijn intrede deed en daarmee de bagagedragerzitters en slippendragers. Plotseling hadden we dus sociaal democratisch, christen democratisch en liberaal waterbeheer. Maar ook veel gekozenen, die ervaring hadden in gemeenteraden en vrijwel niets wisten van waterbeheer, maar alles van duale partijpolitiek bedrijven. Het formeel nog altijd monistische waterschap werd politiek en, geloof mij, dat is geen verbetering. Want waterbeheer moet wel zo goedkoop mogelijk maar vooral goed zijn, met oog voor de veiligheid en kwaliteit van het water.

Wat is de clou van dit verhaal?

Als we willen dat de gekozenen weer volksvertegenwoordigers worden, moeten we af van het lijstenstelsel bij al onze verkiezingen. Leve het personenstelsel. Of het een districtenstelsel moet worden? Is minder makkelijk te beantwoorden. Want dan komt de eenzijdige regionale belangbehartiging bovendrijven met alle onderlinge ‘deals’ als negatief gevolg. Voordeel van een personenstelsel is dat voor de eigenwijzen weer een plaats is. In het (lands)bestuur moet het weer gaan om de inhoud en kwaliteit en niet om vage partijprogramma’s die na de verkiezingen, wanneer de ‘buit’ verdeeld is het ‘ronde archief’ (de prullenbak) in gaan en net als de kiezers, met dank voor hun stem, met het grofvuil worden meegegeven.