2020 HET JAAR VAN DE TEST

 

    


| 01-01-2021 |

 

Het jaar 2020 was het eerste jaar dat het geprivatiseerde zorgstelsel werkelijk op de proef werd gesteld. Conclusie: het is gezakt. Door alle hoeven die het had. Gebrek aan bijna alles. Gebrek aan beschermingsmiddelen, gebrek aan medicamenten, gebrek aan protocollen om met een pandemie om te gaan, gebrek aan kennis, gebrek aan leiderschap, gebrek aan voldoende personeel, gebrek aan ic-capaciteit en soms zelfs een gebrek aan zuurstof. Wat er wel was: inzet van het personeel, van de medewerkers. Tot het niveau van totale uitputting toe. Die inzet bevatte zelfs elementen van ervaren dwangarbeid zonder adequate bescherming.

Dat er qua beleid fouten zijn gemaakt is logisch, alles wat er gebeurde was nieuw voor de beleidsmakers en de gebeurtenissen volgden elkaar in hoog tempo op. Ook de internationale kennis over dit ‘nieuwe’ virus groeide bijna met de minuut. Maar wat erger was dat de voorzienbare manco’s van de privatisering snel kwamen bovendrijven. De marktwerking heeft ervoor gezorgd dat er in de zorg, geen gram vet op de botten zit. Wegbezuinigd. Maar er speelt meer!!

Wat er gebeurt in het Outbreak Management Team (OMT) is geheim, tot wie erin zitten toe. Het komt mij zomaar voor dat de kans groot is dat er ook mensen in zitten die ook betrokken zijn bij of verbonden zijn met de geprivatiseerde zorgverzekeraars. Met als opdracht: kosten bewaken! Een tijdje geleden legde de directeur van het RIVM – de heer van Dissel – uit waarom er toen niet meer getest werd dan men deed. “In Nederland zijn ‘WE’ niet voor testen om het testen. Het kost ook nog eens zeventig euro.” Wie zijn ‘WE’?

De geprivatiseerde zorgverzekeraars zijn onderdeel van de marktwerking in de zorg. Zou het kunnen dat de zorgverzekeraars invloed hebben gehad op de woorden en mening van Van Dissel? Burgers moeten preventieve testen zelf betalen terwijl de zorgverzekeraars een coronatest voorgeschreven door een arts moeten betalen! Dat zet de vraag “Wie is ‘WE’” in een ander daglicht.

De ‘efficiënte’ gezondheidszorg van de verzekeraars blijkt niet bestand tegen een pandemie. Wat leren we van het ‘falen’ van het RIVM? Wanneer wordt de conclusie getrokken dat de privatisering van de zorgverzekering een fout was waardoor alle reserves uit het zorgsysteem zijn wegbezuinigd? Wat is er geleerd in 2020 en wat zou dat moeten betekenen voor de zorg in de komende decennia?

De beschamende klap op de vuurpijl was het interview op tweede kerstdag met Van Dissel over de leerelementen ten aanzien van de verzorgingstehuizen: “Wat we geleerd hebben is dat daar een heleboel factoren spelen. Daar speelt opleidingsniveau van verzorgenden een rol in…” aldus van Dissel. Beschamend!

Zullen we eens kijken hoe jarenlang op de verpleegzorg is bezuinigd? Hoe feitelijk gebrekkig de inrichting is, als het op preventie aan komt? Hoe de omstandigheden waren waaronder de verzorgers moesten werken? Welk gebrek er was aan hulp en beschermingsmiddelen?

Zijn woorden hadden moeten beginnen met dank aan de moedige mannen en vrouwen die onder zware en stressvolle omstandigheden met veel liefde en zelfopoffering het werk deden! Met als belangrijkste leerpunt de noodzakelijke aanpak van bijvoorbeeld luchtzuiverings- en ventilatiesystemen. En het automatiseren van verlichting, deur en doorspoelsystemen!

Van Dissel moet op cursus om af te leren de politiek en de zorgverzekeraars te dekken en om zich als directeur van het RIVM te focussen op de vereisten voor goede zorg en ervoor zorg te dragen dat zorgverleners onder de juiste omstandigheden hun werk kunnen doen.

 

Louis van der Kallen.


    

EENZAAM 3: “DE POLITIEK”

 

    


| 11-11-2020 |

 

In het boek “de eenzame eeuw” gaat Noreena Hertz in op de rol van de politiek en samenleving op de toename van eenzaamheidsgevoelens. Zij definieert het in haar boek als volgt: “eenzaamheid als een interne toestand, maar ook als een existentiële situatie – in persoonlijk, maatschappelijk, economisch en politiek opzicht.” Dit betekent feitelijk dat veel eenzamen geen steun meer ervaren in een sociale context en zich buitengesloten voelen in politiek en economische opzicht.

Eenzaamheid op die wijze bezien is versterkt door tal van door de politiek vormgegeven veranderingen zoals verstedelijking, individualisering, privatisering, marktwerking, opschaling, globalisering en een toenemende ongelijkheid van inkomen, vermogen en kansen. De politiek is feitelijk steeds meer burgers gaan uitsluiten. Naar mijn beleving is dat sluipenderwijs ontstaan. Zo kijk ik nu tegen het afschaffen van de stemplicht heel anders aan dan toen ik pas mocht stemmen. Nu realiseer ik mij dat met het afschaffen van de stemplicht verhoudingsgewijs veel burgers aan de ‘onderkant’ van de samenleving zijn vervreemd van het steeds elitairder geworden politieke systeem. Een groot deel van het ‘klootjesvolk’ is effectief uitgeschakeld. Stemmen werd in mijn jeugd gezien als een burgerplicht. Feitelijk is er een keuzedrempel gecreëerd: ga ik wel of niet stemmen? Dit heeft er toe geleid dat een deel van het volk – de niet-stemmers – niet meer vertegenwoordigd is en dat vaak ook zo voelt. Dat is slim verkocht als democratisch. Op dezelfde manier is het risico van een volksleger geëlimineerd door de dienstplicht af te schaffen. Zo is ook het leger elitair geworden.

De prijs die nu betaald wordt, is dat tal van maatschappelijke verworvenheden verloren gaan en vele zich buitengesloten, machteloos, ondergewaardeerd, onbegrepen, monddood en onzichtbaar voelen. ONZICHTBAARHEID is naar mijn gevoel het woord dat het beste een ervaren eenzaamheid omschrijft.

Eenzamen zijn onzichtbaar geworden. De politiek merkt ze niet meer op, tenzij ze zich zichtbaar maken in demonstraties zoals de gele hesjes. Of wanneer ze plotseling voor de deur van een politicus staan en de aandacht opeisen. Dan wil de ‘volksvertegenwoordiger’ niet dat het volk weet waar hij woont!

Ik draai al heel lang mij in de lokale politiek en in de waterschapwereld. In de loop der tijd is de afstand tussen kiezer en gekozene enorm gegroeid. Overheden zijn door fusies en herindelingen opgeschaald naar een grootte die er toe heeft geleid dat de kloof tussen gekozene en kiezer haast onoverbrugbaar is geworden.

Waren er in 1950 nog 1015 gemeenten nu nog 355. In 1950 waren er nog circa 2600 waterschappen in Nederland, nu nog 21. Om de schaalvergroting in mijn eigen waterschap, de Brabantse Delta aan te duiden: zij kende circa 230 rechtsvoorgangers. Met als gevolg dat steeds minder mensen een waterschapbestuurder of gemeenteraadslid kennen. Hoe kan je volksvertegenwoordiger zijn als je gemeente meer dan 60 dorpen/kernen kent. Toen ik in 1986 raadslid werd stonden de namen, adressen, telefoonnummers van de raadsleden gewoon in de gemeentegids. Dat is allemaal verdwenen. Op de websites van de meeste gemeenten zijn nog wel de namen te vinden maar niet de adressen of telefoonnummers van de raadsleden. Zelfs hun emailadres is vaak verdwenen. Mail maar naar de griffie!

Hoezo volksvertegenwoordiger? Een kamerlid dat boos is dat het volk weet waar hij woont. Hoe gek kan het worden? Geen wonder dat velen zich niet gehoord voelen. De volksvertegenwoordiger van nu wil klaarblijkelijk het ‘volk’ niet kennen. Het gevolg is dat de onzichtbaren hun rechtmatige plaats in deze wereld opeisen. Desnoods onzichtbaar achter de computer via de ‘sociale’ of informele media. Zij willen gehoord worden!

 

Louis van der Kallen.