BESTUURLIJKE HERINRICHTING, KENMERK 0056

 


 

Bergen op Zoom, 27 september 2014

 

Aan het College van Gedeputeerde

Staten van de Provincie Noord Brabant

Postbus 90151

5200 MC ’s Hertogenbosch

Per email: [email protected]

 

Betreft:          bestuurlijke herinrichting, kenmerk LK/14066-0056

  

Geacht College,

 Met interesse heeft ondergetekende kennis genomen van de publicatie in de Brabant Nieuwsbrief met de inhoud: “Op een vernieuwende manier samenwerken aan de bestuurlijke herinrichting van en voor Brabant”. De daarin aangegeven ambitie, verwoord in “(Veer)Krachtig Bestuur: Op weg naar nieuwe samenwerking en samenhang”, onderschrijft ondergetekende van harte. Ik vind het jammer dat het verhaal voorbijgaat aan de eenvoudig op te pakken zaken die nu vaak mede bepalend zijn voor het niet optimaal functioneren van overheden in het algemeen. 

Een voorbeeld uit de eigen omgeving is de bestuurlijke verantwoordelijkheden van het natuurgebied Markiezaten/Molenplaat. Twee provincies (Noord Brabant en Zeeland), twee waterschappen (Scheldestromen en Brabantse Delta) en drie gemeenten (Tholen, Bergen op Zoom en Reimerswaal) dragen verantwoordelijkheid voor dit natuurgebied, waar niemand woont en dat als Natura 2000 gebied en als natte natuurparel veel aandacht, plannen maken en uitvoering behoeft. Het gevolg van de bestuurlijke lappendeken is dat dit gebied niet die aandacht krijgt die het verdient. Zo blijkt dat in het, op dit moment nog concept, waterbeheersplan 2015-2021 van het waterschap Brabantse Delta voor dit gebied, in deze periode, nog geen plannen worden ontwikkeld om aan de doelstellingen van een Natura 2000 gebied of natte natuurparel te gaan voldoen. In mijn beleving een gemiste kans. Die afwachtende houding komt naar mijn gevoel voort uit de bestuurlijke lappendeken, waardoor plannen maken en uitvoeren onnodig complex zijn.

Mijn verzoek: kom tot zodanige afspraken inzake de bestuurlijke indeling van dit gebied waardoor dit gebied onder één provincie, één waterschap en één gemeente komt te vallen. Een natuurlijke grens zou de Markiezaatskade kunnen zijn. 

Uw handelen afwachtend, 

hoogachtend, 

L.H. van der Kallen

lid van de gemeenteraad Bergen op Zoom, BSD-fractie

lid Algemeen Bestuur Waterschap Brabantse Delta, fractie Ons Water/Waterbreed

 


 

NAAR HET EUROPESE HOF

 


 

NAAR HET EUROPESE HOF VOOR DE RECHTEN VAN DE MENS

 

Op 18 augustus zou de termijn, waarbinnen ik een klacht kon indienen bij het Europese Hof voor de Rechten van de Mens, verlopen. Na het Arrest van de Hoge Raad van 18 februari had ik zes maanden de tijd te besluiten of ik een klacht zou indienen en hoe ik deze zou formuleren. In dat gedachtenproces besloot ik eerst om mijn grieven tegen het functioneren van de gemeentelijke politiek, het rechtssysteem en de wetgeving inzake geheimhouding en de gemeentelijke praktijk in deze in een brief aan de Kroon te formuleren. Een brief aan de Kroon dient behandeld te worden door de Minister die het aangaat en mijn geval de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Ronald Plasterk.
Ik stap naar het Europese Hof het Hof om te laten toetsen in hoeverre de vrijheid van meningsuiting van politici beperkt mag worden door het opleggen van een geheimhoudingsplicht en voor hoelang deze dan zou mogen gelden.
De gemeentelijke praktijk is dat stukken/dossiers geheim worden verklaard en dat die geheimhouding zelden of nooit wordt opgeheven. Dit beperkt de mogelijkheden van onderzoek naar gemeentelijk handelen door raadsleden en anderen enorm en maakt het feitelijk mogelijk dat politiek/bestuurlijk disfunctioneren langdurig ongestraft onder het tapijt kan worden geveegd. Met als gevolg: politici/bestuurders kunnen langdurig hun gang gaan zonder daarvoor ter verantwoording te worden geroepen. 
Als voorbeeld de gang van zaken rond het debacle de Bergse Haven en de Markiezaten. Tientallen miljoenen verlies en de verantwoordelijken ontlopen het afleggen van publiekelijke verantwoording. Sterker nog zij krijgen nieuwe functies en krijgen bij hun afscheid vaak alle lof en een ere burgerschap mee. En de burger en raadsleden en hun opvolgers blijven met de (financiële) brokken achter. De werkelijke omvang blijkt dan pas veel later en dan wordt er door het niet verrichten van gedegen onderzoek niet geleerd van de gemaakte fouten. 
Ik heb bijna de volledige termijn van zes maanden voorbij laten gaan omdat ik hoopte op een antwoord van de minister, die mij duidelijk zou maken dat toekomstige generaties raadsleden, als ze dat zouden willen, wel de vrijheid zouden krijgen om na afloop van een project effectief onderzoek te kunnen doen en ook de inhoud van stukken, die gedurende een project om goede redenen geheim zouden moeten blijven, na afloop kunnen bestuderen en openbaar kunnen worden gemaakt. Op 13 augustus werden de stukken naar het Europese Hof verzonden. Ik had tot dat moment tevergeefs op antwoord van de minister gewacht. Er was wel een aantal malen contact geweest met de behandelend ambtenaar en op zijn verzoek heb ik aanvullende stukken verzonden. Precies op de dag (15 augustus) dat in BNDe Stem een artikel verscheen inzake mijn gang naar Europa verzond het Ministerie haar antwoord op mijn brief van 14 maart. Het antwoord van minister Plasterk bevat wel een aantal elementen die mij verheugen. Zoals: “Wel zie ik aanleiding bij gelegenheid van een volgende wijziging van de gemeentewet nader te bezien of er reden is voor enigerlei aanpassing van de regels met betrekking tot geheimhouding in de Gemeentewet; de VNG vraagt hier al enige tijd aandacht voor.” Het is geen harde toezegging, maar uit het citaat blijkt wel dat naar dit punt van mijn grieven serieus gekeken is/wordt.

Ook ten aanzien van een tweede punt waarvoor ik aandacht van de Kroon vroeg, de schuldontwikkeling bij gemeenten, is het antwoord van de minister hoopvol: “Ook ik onderken het belang van een beheersbare schuldontwikkeling bij gemeenten. Op dit moment zijn er voorstellen in ontwikkeling die erop zijn gericht dat dit aspect in de toekomst een meer prominente plek kan krijgen in het horizontale en verticale financieel toezicht.”
Ik voel me door de antwoorden van de minister grotendeels recht gedaan. Nu maar hopen dat het niet bij mooie woorden blijft maar dat het tot de noodzakelijke daden komt. 

 

 


 

 

BANK NEDERLANDSE GEMEENTEN INZ. KREDIETVERLENING OVERHEDEN – D041

 


 

Bergen op Zoom, 27 april 2010

Bank Nederlandse Gemeenten
T.a.v afdeling kredietbewaking
Postbus 30305
25001 GH Den Haag

 

Geachte heer/mevrouw,

Als gemeenteraadslid van de gemeente Bergen op Zoom wil ik met u, als één van de grotere financiële instellingen gericht op de overheid, mijn zorgen delen inzake de kredietwaardigheid van mijn gemeente. Overkreditering is niet alleen een probleem bij burgers en bedrijven, maar ook bij overheidsinstanties als gemeenten die de afgelopen jaren te ver zijn doorgeschoten in hun ambities en daardoor in het aangaan van financiële risico’s en verplichtingen. Reeds een tiental jaren heb ik bij de behandelingen van begrotingen en rekeningen gewezen op de beperkte reserves ten opzichte van de onderhavige risico’s.

De gemeente Bergen op Zoom kent een fors aantal grondexploitaties waaronder een tweetal
(Bergse Haven en de Markiezaten) zeer omvangrijke en risicovolle, in aanmerking nemende de grootte van Bergen op Zoom. Als raadslid heb ik ten aanzien van deze, in mijn ogen toen reeds zeer risicovolle exploitaties, de raad en het college gewezen op de risico’s en tegen deze exploitaties gestemd.

Bergen op Zoom heeft het geluk dat er ook nog enkele exploitaties lopen met goede tot zeer goede resultaten. Sommige met zelfs negatieve boekwaarden. Door winstnemingen op deze exploitaties worden feitelijk de verliezen op andere exploitaties tijdelijk gecompenseerd. De verliezen op de Bergse Haven zitten tot op heden niet in de geaggregeerde resultaten van het gemeentelijk grondbedrijf omdat deze in een andere onderneming met private partijen was ondergebracht. De voorziene verliezen in die exploitatie werden in mei 2009 al geschat op circa 45 miljoen euro. De betrokken onderneming wordt/is ontbonden. Mijn inschatting van de contracten is dat de verliezen vooral ten laste van de gemeente Bergen op Zoom zullen komen omdat de door de gemeente gekochte gronden niet meer geleverd kunnen/zullen worden aan de gezamenlijke onderneming.

Uit mijn nadere studie blijkt dat de wel beschikbare exploitatieopzetten van de gemeente Bergen op Zoom (formeel geactualiseerd) nog steeds uitgaan van bouwcijfers uit de tijd dat de exploitatieopzetten werden gemaakt. Afhankelijk van de kennis van toen 350 tot 450 woningen per jaar. De realiteit van nu is een andere (2009 – 170 woningen gerealiseerd). Dit leidt tot situaties die ronduit misleidend zijn. Als voorbeeld een zeer omvangrijke exploitatie waarvan de boekwaarde X bedraagt en de looptijd nog 8 jaar. De opbrengst van de verkoop in die exploitatie in 2009 was 1/30 X. Feitelijk minder dan de rentekosten van de boekwaarde.
De verantwoordelijke wethouder heeft in de media aangegeven dat het aantal in 2009 gerealiseerde woningen vermoedelijk maatgevend zal zijn voor de nabije toekomst.

Hierbij gaat de wethouder er tevens vanuit dat Bergen op Zoom tot 2025 een groeigemeente blijft, terwijl de Atlas voor Gemeenten 2010 aangeeft dat Bergen op Zoom tot de top 3 (onder de 50 grootste gemeenten) behoort die risico lopen op krimp. Het onderzoek waaraan gerefereerd werd gaat uit van een krimp voor Bergen op Zoom tussen 2010 en 2020 van 1,1 %. Bergen op Zoom kent een plancapaciteit van circa 7000 woningen, een absurd hoog niveau voor de voorzienbare woningbouw met alle risico’s van dien.

Mijn verzoek en aanbeveling aan uw bank is: onderzoek, alvorens tot verdere kredietverlening aan Bergen op Zoom over te gaan, nadrukkelijk de kredietwaardigheid van Bergen op Zoom. Hierbij verdienen met name de exploitaties Bergse Haven en de Markiezaten uw aandacht omdat in deze exploitaties risico’s zitten die de draagkracht van Bergen op Zoom en haar bevolking ver te boven gaan.

Vertrouwende op uw verantwoordelijkheid

Hoogachtend

L.H. van der Kallen
gemeenteraadslid namens de BSD-fractie

 


 

 

NWB BANK INZ. KREDIETVERLENING OVERHEDEN – D040

 


 

Bergen op Zoom, 27 april 2010

 

NWB Bank
T.a.v afdeling kredietbewaking
Postbus 580
2501 CN Den Haag

 

Geachte heer/mevrouw,

Als gemeenteraadslid van de gemeente Bergen op Zoom wil ik met u, als één van de grotere financiële instellingen gericht op de overheid, mijn zorgen delen inzake de kredietwaardigheid van mijn gemeente. Overkreditering is niet alleen een probleem bij burgers en bedrijven, maar ook bij overheidsinstanties als gemeenten die de afgelopen jaren te ver zijn doorgeschoten in hun ambities en daardoor in het aangaan van financiële risico’s en verplichtingen. Reeds een tiental jaren heb ik bij de behandelingen van begrotingen en rekeningen gewezen op de beperkte reserves ten opzichte van de onderhavige risico’s.

De gemeente Bergen op Zoom kent een fors aantal grondexploitaties waaronder een tweetal
(Bergse Haven en de Markiezaten) zeer omvangrijke en risicovolle, in aanmerking nemende de grootte van Bergen op Zoom. Als raadslid heb ik ten aanzien van deze, in mijn ogen toen reeds zeer risicovolle exploitaties, de raad en het college gewezen op de risico’s en tegen deze exploitaties gestemd.

Bergen op Zoom heeft het geluk dat er ook nog enkele exploitaties lopen met goede tot zeer goede resultaten. Sommige met zelfs negatieve boekwaarden. Door winstnemingen op deze exploitaties worden feitelijk de verliezen op andere exploitaties tijdelijk gecompenseerd. De verliezen op de Bergse Haven zitten tot op heden niet in de geaggregeerde resultaten van het gemeentelijk grondbedrijf omdat deze in een andere onderneming met private partijen was ondergebracht. De voorziene verliezen in die exploitatie werden in mei 2009 al geschat op circa 45 miljoen euro. De betrokken onderneming wordt/is ontbonden. Mijn inschatting van de contracten is dat de verliezen vooral ten laste van de gemeente Bergen op Zoom zullen komen omdat de door de gemeente gekochte gronden niet meer geleverd kunnen/zullen worden aan de gezamenlijke onderneming.

Uit mijn nadere studie blijkt dat de wel beschikbare exploitatieopzetten van de gemeente Bergen op Zoom (formeel geactualiseerd) nog steeds uitgaan van bouwcijfers uit de tijd dat de exploitatieopzetten werden gemaakt. Afhankelijk van de kennis van toen 350 tot 450 woningen per jaar. De realiteit van nu is een andere (2009 – 170 woningen gerealiseerd). Dit leidt tot situaties die ronduit misleidend zijn. Als voorbeeld een zeer omvangrijke exploitatie waarvan de boekwaarde X bedraagt en de looptijd nog 8 jaar. De opbrengst van de verkoop in die exploitatie in 2009 was 1/30 X. Feitelijk minder dan de rentekosten van de boekwaarde.
De verantwoordelijke wethouder heeft in de media aangegeven dat het aantal in 2009 gerealiseerde woningen vermoedelijk maatgevend zal zijn voor de nabije toekomst.
Hierbij gaat de wethouder er tevens vanuit dat Bergen op Zoom tot 2025 een groeigemeente blijft, terwijl de Atlas voor Gemeenten 2010 aangeeft dat Bergen op Zoom tot de top 3 (onder de 50 grootste gemeenten) behoort die risico lopen op krimp. Het onderzoek waaraan gerefereerd werd gaat uit van een krimp voor Bergen op Zoom tussen 2010 en 2020 van 1,1 %. Bergen op Zoom kent een plancapaciteit van circa 7000 woningen, een absurd hoog niveau voor de voorzienbare woningbouw met alle risico’s van dien.

Mijn verzoek en aanbeveling aan uw bank is: onderzoek, alvorens tot verdere kredietverlening aan Bergen op Zoom over te gaan, nadrukkelijk de kredietwaardigheid van Bergen op Zoom. Hierbij verdienen met name de exploitaties Bergse Haven en de Markiezaten uw aandacht omdat in deze exploitaties risico’s zitten die de draagkracht van Bergen op Zoom en haar bevolking ver te boven gaan.

Vertrouwende op uw verantwoordelijkheid

Hoogachtend

L.H. van der Kallen
gemeenteraadslid namens de BSD-fractie

 


 

 

MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN INZ. NIEUWE GEMEENTEWET – D039

 


 

Bergen op Zoom, 26 oktober 2009
 

Aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Postbus 20011

2500 EA Den Haag

 

Excellentie, 

Ondergetekende is sinds 1986 gemeenteraadslid in de gemeente Bergen op Zoom. Ik heb altijd mijn controlerende rol serieus genomen en had in dat kader grote verwachtingen van de nieuwe gemeentewet (NGW). Ik tracht het duale karakter van de NGW optimaal in te vullen. Sedert mei 2005 vul ik het volksvertegenwoordiger zijn in door zomer en winter, verkiezingen of niet, met mijn praatpaal minimaal 3 á 4 maal per week een uur of meer in het centrum van Bergen op Zoom te staan om het publiek te woord te staan. Hun klachten of hun suggesties, hun gemopper of hun verzoeken tot informatie te vertalen in mijn politiek handelen. Ik ben benoemd in vele rekenkamers/rekenkamercommissies bij op dit moment 18 gemeenten. Lokaal ben ik altijd gericht geweest op controle van mijn gemeentebestuur en op de uitvoering van het beleid. Een belangrijk oogmerk van de NGW was de positie van de gemeenteraad te versterken. Naar mijn bescheiden mening is dat slechts beperkt gelukt. De praktijk is dat die bedoelde versterking nauwelijks zoden aan de dijk zet. Een voorbeeld uit de praktijk wil ik onder uw aandacht brengen in de hoop en het vertrouwen dat dit bij de evaluatie van de NGW tot verbetering kan leiden. 

Begin van de zomer werd de gemeenteraad van Bergen op Zoom geconfronteerd met ernstige tegenvallers in de grondexploitatie van het plan Bergse Haven. Een actualisatie van de exploitatieopzet wees uit dat bij een uitvoering van het oorspronkelijke plan het verlies wel eens uit zou kunnen komen op meer dan 50 miljoen euro. Voor de gemeente Bergen op Zoom een financiële ramp van ongekende omvang. Voor mij niet geheel nieuw omdat ik als enige in de gemeenteraad bij de start van dit plan tegen had gestemd met als argument dat: ‘de planopzet niet deugde en zou kunnen leiden tot ernstige verliezen c.q. een financiële ramp’.

Vanaf het moment van presentatie van de nieuwe exploitatieopzet pleitte ik voor een gedegen onderzoek middels een raadsenquête. Uiteindelijk leidde de besluitvorming in de gemeenteraad tot een onderzoeksopdracht aan de ‘Rekenkamer van West-Brabant’ (feitelijk is dit een rekenkamerfunctie) met als oogmerk later te komen tot een raadsenquête. Ik besloot zelf om als voorloper op de raadsenquête te starten met een eigen onderzoek. In dat kader heb ik in ruim honderd uur deels op het stadskantoor vele meters dossiers doorgenomen. Dit leidde onder andere tot bijgaande vragen (bijlage 1) aan het college van B&W ex. artikel 39 van het reglement van orde van de gemeenteraad van Bergen op Zoom met een begeleidende brief (bijlage 2). Het moment van het stellen van deze vragen kwam voort uit het besef dat het ‘rekenkameronderzoek’ ernstige vertraging opliep en dat deze vertraging mijn inziens verwijtbaar was aan de onderzoekers die om hun moverende redenen niet die vasthoudendheid aan de dag legden die ondergetekende wezenlijk c.q. noodzakelijk vond. Kortom ik rook een wellicht opzettelijke vertragingsactie. 

Het stellen van mijn vragen leidde er toe dat de ‘rekenkamer’ de onderzoeksopdracht terug gaf (bijlage 3) hetgeen bij mijn geachte collega’s tot de actie leidde de ‘rekenkamer’ te verzoeken het onderzoek alsnog af te maken (bijlage 4) en tot een aanvullende brief van ondergetekende aan het college van B&W (bijlage 5).  

Vervolgens berrichtte de ‘rekenkamer’ de raad onder welke voorwaarden zij het onderzoek weer ter hand zou willen nemen (bijlage 6). Een voor ondergetekende verbijsterende voorwaarde van de ‘rekenkamer’ is: “de door burgemeester en wethouders te verstrekken inhoudelijke reactie op de door raadslid van der Kallen gestelde vragen eerst en uitsluitend ter beschikking worden gesteld voor het rekenkameronderzoek.” Hier verlangde een derde dat de vragen gesteld door een raadslid “eerst en uitsluitend” aan hen beantwoord worden! Hiermede wordt feitelijk gevraagd de vragen van een raadslid te beantwoorden maar hem, de gemeenteraad en het publiek geen kennis te laten nemen van die antwoorden anders dan eventueel via de rapportage van de ‘rekenkamer’. Ik heb de raad van mijn gedachten en gevoelens ten aanzien van deze voorwaarde van de ‘rekenkamer’ per brief geïnformeerd (bijlage 7). De commissie Burger en Bestuur van de gemeenteraad van Bergen op Zoom ging op 15 oktober akkoord met de door de ‘rekenkamer’ gestelde voorwaarden, zij het dat de antwoorden van burgemeester en wethouders op de door mij gestelde vragen na aanbieding van het eventuele ‘rekenkamerrapport’ wel ter beschikking komen van de raad (bijlage 8). Tot zover de praktijk van een controle case van een raadslid. 

De NGW schiet tekort om een raadslid effectief inhoud te kunnen laten geven aan zijn controlerende taak. Artikel 155 lid 1 geeft een raadslid slechts het recht om vragen te stellen. Uitspraken van de rechtbank in Arnhem in hoger beroep, bevestigd door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State stellen feitelijk dat een geschil over de toepassing van de informatieverplichting op politiek niveau dienen te worden uitgevochten. Met andere woorden de gemeenteraad en of een commissie van de gemeenteraad mag bepalen dat vragen van een raadslid niet beantwoord worden of later beantwoord worden dan het reglement van orde voorschrijft. In het Bergen op Zoomse voorbeeld wordt zelfs op aangeven van een zichzelf rekenkamer noemende rekenkamerfunctie besloten dat niet het raadslid, de gemeenteraad en het publiek de antwoorden ter beschikking krijgen, maar eerst als zij gegeven zijn aan een derde, in casu de ‘rekenkamer’.  Zij moeten maar minimaal drie maanden wachten op de antwoorden. 

Wat stelt het wettelijk recht van vragenstellen voor als een college waaraan de vragen zijn gericht, gesteund door een raadsmeerderheid, de vragen niet behoeft te beantwoorden? Wat is de positie van een vragenstellend raadslid als de antwoorden niet voor hem en wel voor een derde beschikbaar komen? Feitelijk kan een raadslid, die zijn controlerende taak naar eer en geweten conform de wensen van de wetgever probeert in te vullen, beperkt/belemmerd en zelfs geknecht worden door een raadsmeerderheid. Mijn conclusie: artikel 155 lid 1 is een farce! 

Mijn verzoek: vul de NGW aan met een informatieplicht van het college van B&W. 

Mijn tweede verzoek: bekijk eens of een handelswijze zoals het Bergen op Zoomse voorbeeld onmogelijk gemaakt kan worden of veroordeel deze. 

Mijn derde verzoek: besluit, eventueel middels een AMvB dat een rekenkamerfunctie zich geen rekenkamer mag noemen, noch als zodanig mag worden aangeduid.

Voor het publiek is het gebruik van de aanduiding rekenkamer voor een rekenkamerfunctie verwarend en ondermijnt een onjuiste benaming het eventuele gezag van een voor het gemeentebestuur belangrijk controlerend orgaan. 

Hoogachtend, 

L.H. van der Kallen

lid van de gemeenteraad van de gemeente Bergen op Zoom 

cc Fracties Tweede Kamer

 


 

 

REKENKAMERCOMMISSIE WEST BRABANT INZ ONDERZOEKSUGGESTIE – D031

 


 

Bergen op Zoom, 12 mei 2008 

 

Aan de Rekenkamercommissie

 West-Brabant 

Per e-mail [email protected] 

 

Betreft:          Onderzoeksuggestie, kenmerk: LK80052

 

Geachte Rekenkamercommissie, 

Als gemeenteraadslid van de gemeente Bergen op Zoom neem ik de vrijheid voor uw jaarprogramma 2009 een mogelijk onderzoeksonderwerp voor de gemeente Bergen op Zoom onder uw aandacht te brengen. 

De nieuwe grondexploitatiewet zal straks gemeenten de mogelijkheid bieden om ook bij faciliterend grondbeleid een afweging te maken tussen financiën en maatschappelijke waarden. Geld blijkt in de praktijk niet zelden de sterkste prikkel, waardoor na verloop van tijd groen en sociale woningbouw langzaam (gedeeltelijk) uit plannen verdwijnen.

Hiermee zetten gemeentelijke grondbedrijven de grondexploitatie vaak in voor versterking van de gemeentelijke balans. Publiekrechtelijke instrumenten als onteigening en voorkeursrecht geven gemeenten daarbij een machtspositie waar commerciële en semi-commerciële (zoals woningcoöperaties) concurrenten slechts van kunnen dromen. Hoewel formeel onder democratische controle staand, beperkt de behandeling van de exploitaties zich vaak tot het jaarlijkse formele stempeltje bij de goedkeuring van de rekening. Het dualistisch credo veronderstelt een zekere helderheid in de rolverdeling tussen college en gemeenteraad. Hierbij  moet de gemeenteraad zorgen voor de vaststelling van heldere algemene kaders en de controle op de uitvoering daarvan. Gebeurt dit in Bergen op Zoom in een voldoende mate en op een zodanige wijze dat de raad zichzelf voldoende controlemiddelen verschaft en voldoende knoppen om zonodig bij te sturen? 

Bij twee lopende exploitaties (De Bergse Haven en De Markiezaten) heeft ondergetekende twijfels of de risico’s afdoende in beeld zijn gebracht en op een zodanige wijze aan de gemeenteraad worden gepresenteerd dat de gemeenteraad, als de omstandigheden dat noodzakelijk maken, tijdig kan bijsturen. In het plan De Bergse Haven neemt de gemeente Bergen op Zoom deel als risicodragende ontwikkelaar. De vraag is of de publieke verantwoordelijkheden hier afdoende zijn afgeschermd van de commerciële? Projectontwikkelaars met publiekrechtelijke bevoegdheden (zoals hier in praktische termen het geval is) hebben niet alleen een verantwoordelijkheid voor de gemeentekas, en voor die van hun mede participanten, maar ook en vooral een verantwoordelijkheid voor het publiek belang. 

Zeker in het licht van de nieuwe bevoegdheden, die de nieuwe grondexploitatiewet gemeenten biedt, zou het goed zijn om te kijken hoe de gemeenten, en Bergen op Zoom in het bijzonder, met de bevoegdheden die zij al hadden in het kader van het actief grondbeleid zijn om gegaan. In dit kader verzoekt ondergetekende uw commissie deze onderzoeksuggestie mee te nemen in uw beschouwingen voor uw onderzoeksprogramma 2009. Hierbij zouden de twee bovenvermelde vragen als start voor de formulering van de onderzoeksvragen gebruikt kunnen worden. 

Hoogachtend, 

L.H. van der Kallen