STAPPEN NAAR ONTMANTELING?

 

    


| 09-05-2021 |

 

 

Nederland is staatrechtelijk een gedecentraliseerde eenheidsstaat. De waterschappen zijn net als de provincies en de gemeenten gedecentraliseerde overheidslichamen. Waterschappen onderscheiden zich van provincies en gemeenten door hun specifieke taak (of functie): de waterstaatszorg. Provincies en gemeenten hebben in principe een onbepaalde taak, terwijl de taak van waterschappen bepaald is. Deze beperking van de taak maakt de waterschappen tot lichamen van functionele decentralisatie. Bepalend voor provincies en gemeenten is het gebied waarbinnen zij verschillende taken vervullen. Provincies en gemeenten worden daarom vormen van territoriale decentralisatie genoemd.

Vanaf 1993 zit ik in waterschapsbesturen en heb ik in de loop der tijd bestuurlijke functies mogen vervullen in een tiental waterschappen. Zo was ik rond 2005 van Domburg tot Winterswijk over de volle breedte van ons land actief in waterschapsbesturen. Ik heb veel zien veranderen. Ik was deelgenoot van een opschaling van ongekende omvang. Als voorbeeld mijn ‘eigen’, huidige waterschap: Brabantse Delta had maar liefst meer dan 230 rechtsvoorgangers. Interesse in de stamboom van de Brabantse Delta, kijk dan eens op: Stamboom.

Toen ik begin jaren negentig als bestuurder begon, waren er nog zestien waterschappen in Noord-Brabant, nu nog drie , alsmede een stukje Waterschap Rivierenland ( het voormalige Hoogheemraadschap Alm en Biesbosch ). Waterschappen hebben een enorm fusietraject doorlopen. Rond 1850 waren er in Nederland ongeveer 3500 waterschappen in 1950 nog circa 2500 en nu nog 21. Minder dan 1 % van het aantal in 1950! Recordhouder is het huidige waterschap Rivierenland dat – naar mijn kennis – 474 rechtsvoorgangers kent. Ook in het werkgebied van mijn eigen waterschap Brabantse Delta waren in 1950 nog meer dan 200 waterschapjes. Effect van al die fusies: een meer deskundige organisatie. De fusies waren tot op zekere hoogte ook nodig vanwege de toegenomen taken en de complexiteit daarvan.

Maar de fusies kenden ook een hoge prijs: minder betrokkenheid en gebiedskennis van de bestuurders. Het werden bestuurders op afstand en na 2008 vooral politieke bestuurders met vaak bitter weinig kennis over de voor het waterbeheer benodigde technische- en gebiedskennis. Maar wat nog erger is: de passie voor het gebied en de bijzondere taken van waterschappen ontbreekt vaak bij politici. Besturen wordt leunen op de kennis van de ambtenaren in plaats van (mede) gebaseerd op de eigen kennis en betrokkenheid bij het gebied.

Het verschil in opschaling met de gemeenten is gigantisch. In 1850 waren dat er in Nederland nog circa 1240, in 1950 circa 1000 en nu nog 347. 35 % van het aantal in 1950!

Zelf ben ik geen voorstander van verdere fusies. De afstand tot de burger wordt alsmaar groter en de kennis van het gebied of de dorpen of stad steeds kleiner. Nu zijn er gemeenten met tientallen dorpen. Ik zou daar nooit raadslid willen zijn. Het bijhouden van wat er leeft is dan, naar mijn inzicht, schier onmogelijk. Toen ik waterschapbestuurder werd van Zoomvliet was ik nog in staat op perceelniveau te weten wat er speelde, hoe er geboerd werd en wat de natuurwaarden waren. Met de opschaling naar het Scheldekwartier werd dat al heel moeilijk, maar je kende de collega-bestuurders in de buurt van een perceel nog. Met de komst van het waterschap Brabantse Delta (meer dan 170.000 hectaren groot, meer dan 800.000 inwoners, meer dan 8100 kilometer aan sloten, beken, rivieren in beheer en binnen 21 gemeenten werkzaam) is dat niet meer mogelijk. Dan is passie nodig en liefde voor de taken.

Begonnen in 1993 in een bijna puur door agrariërs bestuurd waterschapje Zoomvliet waarin ik als stadsjongen een buitenbeentje was, maak ik nu deel uit van een waterschapsbestuur waarin agrariërs een relatief kleine minderheid zijn, waarvan er drie van mijn zevenkoppige fractie deel uit maken.

Met de politisering (de invoering van het lijstenstelsel) is het waterschapsbestuur enorm veranderd. Achteraf vraag ik mij af of het een vooropgezet plan is de waterschappen eerst hun specifieke karakter te ontnemen door verwatering en politisering om daarna ze te incorporeren in bijvoorbeeld de provincies of landsdelen van samengevoegde provincies.

Na de ongekende concentratie via grotendeels opgelegde fusies is de politisering begonnen in 2008 door afschaffing van het personenstelsel (waar niet partijen maar individuele personen zonder partijbinding gekozen werden) bij de verkiezingen van het waterschapsbestuur. Sinds 2008 kennen de waterschappen net als andere overheden een lijstenstelsel waarmee voor de categorie ingezetenen politieke partijen gekozen worden. Gevolg: (oud-) raadsleden en statenleden gingen de zetels vullen waardoor de deskundigheid in hoog tempo verdween. Vanzelfsprekend verschoof de bestuurlijke aandacht grotendeels naar onderwerpen die ook een algemeen bestuur van een gemeente of provincie behartigen. De nieuwe bestuursleden hadden immers ervaring opgedaan in de duale gemeenteraden en provinciale staten. De specifieke taken werden steeds meer in een bredere context geplaatst met als gevolg discussies over multifunctionaliteit van bijvoorbeeld dijken. Hoe logisch dat ook lijkt, het maakt discussies over dijken er niet eenvoudiger op. En dijkverbeteringen zijn in een vol landje al heel moeilijk. Omstreeks die tijd wilden ook een aantal politieke partijen de waterschappen opheffen. Nu loopt er weer een discussie over de geborgde zetels waar, in mijn beleving deskundigheid, betrokkenheid en passie nog wel enigszins aanwezig is.

Maar wat erger is: de politisering leidt in een polariserende samenleving tot een veranderende bestuurscultuur. Het op honderden jaren monisme gebaseerde waterschap wordt sluipenderwijs duaal. Stapje voor stapje komt de politisering en de dualisering – wat ik als gif ervaar – binnen en worden kerntaken van het waterschap zoals veiligheid deels ondergeschikt gemaakt aan andere publieke taken. De verdergaande politisering leidt tot bestuurlijke situaties die voor waterschappen ongekend zijn. Zie de bestuurscrises in het Hoogheemraadschap Hollandse Delta (ik schreef er eerder over).

De verschuiving van monistisch naar duaal is er één van kleine stapjes. Sluipenderwijs wordt de politisering steeds verder doorgevoerd. De boerendijkgraven zijn bijna allemaal vervangen door politici die de geëigende partijrangen in gemeenten, provincies en parlement hebben doorlopen. En keer op keer zie ik tekenen van ontmanteling van het eigene van de waterschappen. De nieuwe Omgevingswet is ook weer een voorbeeld. De Keur en de Legger – typische waterschapsaanduidingen die al honderden jaren meegaan – moeten “verordeningen” worden. Gelijkschakeling met de gemeentelijke en provinciale termen. Maar ook andere zaken worden meer duaal. Ook bevoegdheden verschuiven in duale richting. Projectplan en het projectbesluit worden in die wet toegewezen voor de besluitvorming aan het Dagelijks Bestuur of College van Heemraden in plaats van het Algemeen Bestuur (AB) of de Verenigde Vergadering (VV). Steeds meer besluiten moeten lager in de organisatie – dus steeds verder van het AB of VV af – genomen worden.

Ook in de wijze van financiering zie je steeds meer gemeentelijke of provinciale trekjes. Dat de invoeringskosten van de Omgevingswet gedragen worden door de veroorzaker (het Rijk) is logisch maar dat de eventuele gestegen uitvoeringskosten door het Rijk betaald zouden moeten worden is in strijd met de traditionele eigen financiering van de waterschappen. De waterschappen hebben hun eigen belastingsystemen die normaliter 100 % van de eigen kosten horen te dekken. Dan verlangen dat het Rijk die gaat betalen is vragen om een soort waterschapfonds, zoals gemeenten en provincies hun provincie- en gemeentefonds hebben, de geldstroom van het Rijk naar provincies en gemeenten.

Waterschappen worden zo afhankelijk gemaakt van het duaal ingerichte Rijk en in lijn gebracht met de andere lagere overheden. De opheffing komt met de gelijkschakeling steeds dichterbij.

Is de waterveiligheid en kwaliteit er op termijn mee gediend als de afweging dijkverbetering of iets anders wat electoraal of op de korte termijn aantrekkelijker is een politieke wordt? De waterschapbesturen zijn met de politisering overgenomen door de meer op korte termijn denkende alfa’s. (ik schreef er eerder over). De bèta’s, gericht op kwaliteit veiligheid en de langere termijn, zijn bijna allemaal verdwenen. The last of the Mohicans schrijven dit soort stukjes in de hoop dat iemand er eens over nadenkt. Willen we echt dat de waterschappen heropgericht worden, wanneer Amersfoort aan zee ligt? Als politici de macht helemaal overgenomen hebben en de waterkennis is geprivatiseerd en gecommercialiseerd zal de weg terug heel moeilijk worden. Ze hebben geen idee hoe mooi het kind was wat met het badwater is weggegooid.

Ik zou willen dat (waterschaps-)politici de geschiedenis van de calamiteuze waterschappen in Zeeland eens tot zich zouden nemen en beseffen dat de ontwikkelingen van nu deels lijken op de fouten die in de zeventiende, achttiende en negentiende eeuw in Zeeland gemaakt werden. Ook toen was men op de korte termijn zuinig. In de politiek is geld (lees: belastingen) te vaak de dominante factor. Ik prefereer de focus op de kerntaken van een waterschap door de eeuwen heen. Die focus en de samenwerking en taak verdeling tussen de waterschappen en Rijkswaterstaat heeft ons uiteindelijk gebracht waar we gekomen zijn. Ook Rijkswaterstaat wordt niet meer geleid door de technici. Ook daar hebben de alfa-managers het overgenomen. KEER, KEER, KEER! Of zijn de stappen naar ontmanteling een bewust proces?

 

Louis van der Kallen.

 


OPEN BRIEF

 

    


Bergen op Zoom, 8 januari 2020

 

Aan de Deltacommissaris

 

OPEN BRIEF

 

Geachte Deltacommissaris, beste Peter,

We kennen elkaar al enige tijd. Je weet dat ik al vele jaren in het openbaarbestuur actief ben en een ruime ervaring heb in de wereld van de waterschappen in grote delen van ons mooie landje. Gekscherend zeg ik wel eens dat ik in het water bijna net zoveel bestuursjaren heb als mijn leeftijd. Opgedaan bij 9 waterschappen van Domburg tot Winterswijk dus over de volle breedte van het land en soms bij meerdere tegelijkertijd. Ik maak mij zorgen en daarom neem ik de vrijheid je te schrijven.

Mijn eerste zorgpunt is het volstrekt ongefundeerde tromgeroffel op het innovatieve karakter van de Nederlandse watersector. In mijn beleving is er al enkele tientallen jaren nauwelijks sprake van echte innovaties in deze door mij zo gekoesterde sector. Nu wordt iedere ‘vernieuwing’ gepresenteerd als een innovatie. Voor mij, een persoon die zijn hele werkzame leven heeft gewerkt in research en development (R&D) is dat een gotspe. In de sectoren waarin ik in de R&D gewerkt heb (landbouw en chemische industrie) was een innovatie een vernieuwing die een echte ‘game changer’ was.
Het bedrijf waar ik van 1970 tot mijn pensionering in R&D werkte, hanteerde een aantal kwalificaties voor ontwikkelingen in R&D

  1. Kleine aanpassingen van product of proces (doorlooptijd circa 4 weken).

  2. Nieuw product of grote aanpassingen van een bestaand product of proces binnen bestaande eigen technologie (doorlooptijd circa 12 weken).

  3. Introductie van een (nieuwe) technologie vanuit een andere bedrijfstak in eigen producten of processen (doorlooptijd circa 16 weken).

  4. Introductie zelf ontwikkelde nieuwe technologie binnen een bestaand product of proces (doorlooptijd circa 24 weken).

  5. Nieuw product of proces met een zelf ontwikkelde nieuwe technologie (doorlooptijd circa 36 weken).

  6. Nieuw product of proces op basis van een zelf ontwikkelde nieuwe technologie die vanwege het wezenlijk vernieuwende karakter gepatenteerd kon worden (doorlooptijd 1 tot 3 jaar).

  7. Innovaties die niet alleen patenteerbaar zouden zijn maar een echte game changer zouden zijn voor de sector en daar buiten (doorlooptijd 3 tot 5 jaar).

Zelf heb ik in de categorieën 1 tot 5 vele tientallen ontwikkelingen van idee tot toepassingen kunnen (mede)brengen. Eénmaal in categorie 6. Ook het patent dat op mijn naam als uitvinder staat zou ik nooit een innovatie noemen. Ik vind het dan ook een gotspe iedere tot minuscule verandering van werkwijze een innovatie te noemen. In een voor mij normale wereld is het logisch dat iedere medewerker van een waterschap of RWS zich iedere dag afvraagt: hoe kan ik mijn werk beter doen. Dat moet er met regelmaat toe leiden dat werkzaamheden kleine wijzigingen ondergaan. Wij mensen zijn immers denkende wezens die dagelijks leren van de eigen ervaringen en als ze houden van het vak ook van anderen. Wij leren van elkaar. Zijn dat innovaties? Buitengewoon zelden. Een paar keer bezocht ik de uitreiking van de waterinnovatieprijzen. Ik schreef daar dan over:

https://www.onswater.com/2015/12/over-water-20/

https://www.onswater.com/2017/12/over-water-120/

Peter, lees die verslagen eens. Vrijwel alle prijswinners betraden reeds eeuwen platgetreden paden het waren in het beste geval aardige vernieuwingen van mensen die nadachten hoe dingen beter konden. Dit soort verbeteringen innovaties noemen is jezelf en de sector in slaap wiegen. Verbeteringen van deze aard en omvang zijn geen innovaties, ze zijn blijken dat mensen gewoon hun verstand gebruiken om hun werk goed te doen! Ik ben er van overtuigd dat iedere waterschapsmedewerker zijn werk goed en steeds beter wil doen. Hij of zij denkt zeker na over hoe dingen beter kunnen. Maar dat is normaal.

Het alsmaar roepen dat je innovatief bent, maak je niet innovatief.

Het lijkt framing. Wat ik erg vind is dat bestuurders er in gaan geloven en er niet van overtuigd worden dat voor werkelijke innovaties er meer geld naar onderzoek moet en er onder ambtenaren een sfeer moet komen dat er buiten reeds lang begane paden getreden moet worden om te kunnen innoveren en dat dit kan betekenen dat het geld zal kosten en dat dit geld niet altijd zal opleveren wat men wenst. In de praktijk van mijn beroepsmatige leven was het vooral de vrije research die gewenste patenten en innovaties bracht.

De doelresearch, die ik incidenteel wel waarneem bij waterschappen, bracht wel vernieuwingen in de zin van doorontwikkelingen van bestaande producten of de introductie van technieken, vanuit andere sectoren, ze brachten ook efficiëntie verbeteringen, maar werden geen innovaties genoemd.

Bij overheden kom ik zelden iets innovatiefs tegen. Naar mijn opvatting komt dat omdat bij ambtenaren, bestuurders en politici er een overmaat aan risicoaversie aanwezig is. De ‘politiek’ zou eens lastige vragen kunnen stellen!

Keer op keer zie ik op bijeenkomsten zoals een Deltacongres het nodige borstgeklop over hoe innovatief de Nederlandse watersector wel zou zijn. Naar mijn opvatting is de vrijwel mondiale erkenning van ons hoge kennisniveau meer te danken aan het goede werk dat Nederlandse waterdeskundigen door de eeuwen heen hebben verricht, dan aan de huidige beperkte toevoeging aan die kennis. Sinds de massa van de ingenieurs bij RWS het veld hebben geruimd en hun posities veelal zijn overgenomen door managers is ook daar de vernieuwende kracht geminimaliseerd. Waar zijn de ‘grote’ projecten waarvan we leren?

Mijn bezoek aan de Aquatech Amsterdam 2019 was voor mij aanleiding op 5 november 2019 de volgende tweet te plaatsen; Vandaag de Aquatech Amsterdam 2019. Mochten wij ooit gedacht hebben dat wij Nederlanders leidend waren op het gebied van waterbehandeling. Bezoek de Aquatech en weet beter. Het zijn de chinezen! Zowel qua aantal en kwaliteit van de exposanten als in het aantal bezoekers.”

Op waterveiligheid zijn wij misschien nog leidend maar ik ben bang dat het meer de framing en promotie is van ons imago dan dat we werkelijk leidend zijn. Als DB lid/portefeuillehouder heb ik veel internationale groepen rond mogen leiden in de Overdiepse polder. Mijn conclusie was dat op veel plekken in de wereld mensen rond lopen en projecten in uitvoering zijn waar kennis inhaalslagen gemaakt worden. Nederland, hou op met je zelf in slaapwiegen door te denken dat we innovatief zijn.

Deltacommissaris, u kan een rol spelen om meer realisme over onze werkelijke ‘innovatieve’ kracht te ontwikkelen. Pak die rol!

Mijn tweede zorgpunt is de kwaliteit/instelling van de algemene besturen van de waterschappen. Sinds de invoering van het lijstenstelsel bij de waterschapsverkiezingen in 2008 is er veel veranderd.

Ik ben vast, met mijn 71 jaar, een ‘oude’ man, een babyboomer die de OK Boomer kwalificatie waardig is. Verzuurd, afgeschreven en ter dage zat, die met nostalgie terugdenkt aan de goede oude tijd toen alles beter was. Toch neemt deze oude man de vrijheid van zijn hart geen moordkuil te maken.

Vanaf het begin van de jaren negentig draai ik mee in waterschapsbesturen en heb ze zien veranderen van ‘Boerenrepublieken’ tot de huidige professionele, door managers gerunde organisaties. Als niet boer en als stadsjongen was ik heel lang een buitenbeentje. Begin jaren negentig werd ik lid van het AB van het voormalige waterschap Zoomvliet. Ik was de enige niet van boerenafkomst. Toen ik eind jaren negentig lid werd van het Algemeen Bestuur (AB) van het voormalige Hoogheemraadschap Alm en Biesbosch, namens de categorie “bedrijfsgebouwd” waren er van de 40 AB leden maar een paar met een niet boerenachtergrond. Toentertijd waren ook de dijkgraven vrijwel zonder uitzondering van boerenafkomst. Wat mij toen opviel en wat ik koesterde was de enorme betrokkenheid van de AB leden bij het waterschapsbestuur. Vrijwel ieder AB-lid droeg gebiedskennis bij en verdiepte zich ook in de technische achtergrond van de te behandelende voorstellen. Ook de komst/toename van de groep ‘burgers’ in de categorieën ingezetenen en gebouwd versterkte die betrokkenheid en belangstelling voor de techniek van het waterbeheer. Het bij de verkiezingen gehanteerde personenstelsel trok binnen die ‘burger’ categorieën vooral techneuten aan en mensen met belangstelling voor natuur en milieu. Was je afgestudeerd aan Wageningen (WUR) of de TU Delft of had je een technische universitaire opleiding dan werd je in de categorieën ingezetenen of gebouwd altijd gekozen. Had je een technische HBO opleiding genoten dan was de kans op verkiezing meer dan 80 %. Alfa’s hadden het nakijken!

Met de invoering van het lijstenstelsel in 2008 is dat rap veranderd. De discussies in de AB’s zijn verpolitiekt en gaan zelden nog over de inhoud maar overwegend over geld. Want de taal van het ‘geld’ is een taal die politici, de alfa’s van deze wereld, nog wel snappen. Discussies in AB’s zouden immers alleen op hoofdlijnen gevoerd moeten worden. Want ook de alfa’s, de managers, hebben de DB’s en de dijkgraafposities veelal ingenomen. The last of the mohicans zijn de geborgde zetels, waar de bèta’s nog wel sterk vertegenwoordigd zijn, en ook aan die poten wordt gezaagd. Vanuit de politiek klinken keer op keer de kreten om aan die ‘ondemocratische’ weeffout een einde te maken. Politici. Partij tijgers weten het immers beter. Buiten de ideologische partijen zoals Waternatuurlijk en de Partij van de Dieren en een paar regionale waterpartijen zoals in mijn eigen waterschap West-Brabant Waterbreed http://www.west-brabantwaterbreed.nl/ en Ons Water https://www.onswater.com/ die één fractie vormen zijn er nauwelijks partijen die de inhoud voorop stellen. Inhoudelijke kennis wordt door de meeste AB leden niet meer nodig geacht. Het besturen op hoofdlijnen is immers het adagium. Dat adagium blijkt in de praktijk zich veelal te beperken tot discussies over geld.

In een thema AB werd in mijn eigen waterschap eind vorig jaar de stelling geponeerd:

“een AB lid hoeft niet alle technische kennis te hebben om tot goede besluitvorming te komen”. Ik was de enige die de stelling onderschreef. Ook nadat de stelling, in de discussie, enigszins werd afgezwakt (“alle” eruit) bleef ik eenzaam aan mijn kant van het met de voeten stemmen. Het ging immers om de hoofdlijnen. Ik zie het ook op veel bijeenkomsten (mede)georganiseerd door de STOWA, bestuurders zijn er zelden. En ik wordt als bestuurder door de wel aanwezige ambtenaren (die mij niet kennen) wat meewarig beschouwd.

Het wordt steeds raarder om naar symposia over bijvoorbeeld (biologische) zuiveringstechnieken te gaan. Of bij te houden wat de onderzoeksinstituten in Duitsland of Zwitserland op het gebied van waterbehandeling doen. Waar bemoeit die bestuurder zich mee?

Ik maak mij zorgen over deze twee trends/ontwikkelingen in ‘waterland’. Beste Peter, je kan natuurlijk denken Louis kan niet met zijn tijd mee. Of Louis is de weg kwijt. Dat is vast ook zo. Wat goed is c.q. goed was wil ik behouden/herstellen. Ik sta open voor vernieuwingen die ook echt verbeteringen zijn. Maar als we onze watergemeenschap in slaap wiegen met ons ‘geweldig’ voelen, ontnemen we ons een deel van de toekomst. Ik zie dat AB’s steeds minder de inspiratiebron zijn voor veranderingen en steeds minder een echt klankbord zijn voor onze ambtenaren. Het meedenken is aan het verdwijnen en als de geborgde zetels worden geschrapt is het einde van de waterschappen, als zelfstandige door burgers bestuurde organisaties, nabij. Voor de uitvoering zijn bestuurders immers niet nodig en de democratisch gekozen Provinciale Staten kunnen de dan op hoofdlijnen aangestuurde waterschappen er dan wel bij doen.

Voor mijn gevoel maken we vandaag de dag de ‘nadagen’ van het Romeinse Rijk mee. Onze inwoners zijn geen burgers meer maar consumenten en onze ‘bestuurders’ lijken zich tot ontwikkelen tot decadente zelfgenoegzame zelfbevredigers.

Geachte Deltacommissaris, beste Peter, ik hoop dat je nadenkt over mijn zorgen en kijkt wat je kan/wil doen om ze te verminderen. Ik hoop tevens dat 2020 voor jou als mens en als beambte succesvol mag zijn.

 

Hoogachtend,

 

L.H. van der Kallen.


    

KLOOF

 


 

KLOOF

 

grof-vuilDe laatste tijd wordt er in de media veel geschreven over de ‘kloof’ tussen de gekozene en de kiezer. Ook in ‘sociale media’ wordt heel wat gediscussieerd over de politiek en de onbetrouwbaarheid van politici. Er lijkt veel rotte vis te zijn. Nu de lijsten voor de 2e Kamer in wording zijn, blijkt dat op de lijsten van de landelijke politieke partijen er ook geen plaats meer is voor dissidenten in de politiek.

Zo is het overbodig zoeken naar Ton Elias hij komt als ‘enfant terrible’ niet meer voor op de VVD kandidatenlijst. Jammer want zijn, niet mijn, rechtse geluid in de kamer ga ik zeker missen. Nee, lastig en daardoor herkenbaar, zijn in je fractie kost je in de politiek vaak de kop. Ik ben er trots op dat binnen de BSD en Ons Water, het afwijkende geluid wel een plaats krijgt. Want door verschillende meningen worden de voor of tegen argumenten wel verder en daardoor beter uitgediept. Voor mij is de ‘kloof’ verklaarbaar uit onbekendheid met elkaar. De massa van de zogenoemde volksvertegenwoordigers komt op de bagagedrager en als slippendrager van de lijsttrekker en de partij in de 2e Kamer. Hun eigen dorps- of stadsgenoten zullen die slippendragers nog wel kennen. Maar het grote publiek kent ze niet. Maar kennen die gekozenen het volk wel? Ik denk het niet. Ze kennen vaak hooguit hun partij- en studiegenoten. Martin Sommer schreef in de Volkskrant: ”Tegenwoordig gaat het alleen nog over rekrutering voor bestuursfuncties. Ideologie is een vage richting geworden met het keurmerk van de CPB doorrekening.” Ik ben het met hem eens.

Tot 2008 kende het waterschap een personenstelsel. Je stemde, als je stemde, op een persoon niet op een partij. Het gevolg was dat de opkomst onder stedelingen laag was. Onder boeren en buitenlui, die elkaar vaak veel beter kenden, wel hoog, tot bijna 100 % onder de boeren.  Het gevolg was dat er alleen mensen gekozen werden die ook echt zelf veel stemmen haalden. Er werden heldere persoonlijke campagnes gevoerd met als resultaat dat alle gekozenen konden bogen op een relevant en electoraal draagvlak. Het betekende ook dat de gekozenen vrijwel allemaal een groot belang stelden in het waterschapswerk en heel vaak herkozen werden op basis van hun ervaring en deskundigheid. Maar het moest allemaal anders, dachten ze in Den Haag. Er moesten meer politici in dat bestuursorgaan, dat vrijwel zonder politici naar mijn gevoel uitstekend functioneerde. Alleen had soms de voorzitter/dijkgraaf, omdat hij benoemd werd door de Kroon (Den Haag), een partijachtergrond. Er kwam een lijstenstelsel. Met als gevolg dat de landelijke politiek op ruime schaal zijn intrede deed en daarmee de bagagedragerzitters en slippendragers. Plotseling hadden we dus sociaal democratisch, christen democratisch en liberaal waterbeheer. Maar ook veel gekozenen, die ervaring hadden in gemeenteraden en vrijwel niets wisten van waterbeheer, maar alles van duale partijpolitiek bedrijven. Het formeel nog altijd monistische waterschap werd politiek en, geloof mij, dat is geen verbetering. Want waterbeheer moet wel zo goedkoop mogelijk maar vooral goed zijn, met oog voor de veiligheid en kwaliteit van het water.

Wat is de clou van dit verhaal?

Als we willen dat de gekozenen weer volksvertegenwoordigers worden, moeten we af van het lijstenstelsel bij al onze verkiezingen. Leve het personenstelsel. Of het een districtenstelsel moet worden? Is minder makkelijk te beantwoorden. Want dan komt de eenzijdige regionale belangbehartiging bovendrijven met alle onderlinge ‘deals’ als negatief gevolg. Voordeel van een personenstelsel is dat voor de eigenwijzen weer een plaats is. In het (lands)bestuur moet het weer gaan om de inhoud en kwaliteit en niet om vage partijprogramma’s die na de verkiezingen, wanneer de ‘buit’ verdeeld is het ‘ronde archief’ (de prullenbak) in gaan en net als de kiezers, met dank voor hun stem, met het grofvuil worden meegegeven.