DE GELE VOLKSWOEDE

 


 

DE GELE VOLKSWOEDE

 

Eerder deze maand schreef ik het artikel “VOLKSWOEDE VAN DE GELE HESJES” over de overeenkomsten in de voedingsbodem van de gele hesjes beweging, die ik zag tussen Frankrijk en Nederland.  De Amerikaanse denktank het Pew Research Center peilde eerder dit jaar de economische gemoedstoestand van ruim dertigduizend mensen in 27 landen. Het Pew rapport levert een schat aan informatie waarover politici eens zouden moeten nadenken. Hoewel de Nederlanders het meest positief zijn over de huidige economische situatie (85 procent noemt de economische situatie van nu ‘goed’), denkt meer dan de helft dat hun kinderen het financieel slechter zullen krijgen. 35 procent denkt dat hun kinderen het beter zullen krijgen dan zij zelf. 31 procent van de Nederlanders denkt dat hun financiële situatie de afgelopen 20 jaar is verslechterd.

In Frankrijk beoordeelt slechts 43 procent de huidige economische situatie als goed en denkt slechts 15 procent dat hun kinderen het in de toekomst beter zullen krijgen. Dat is volgens het onderzoek het laagste percentage van alle onderzochte ontwikkelde landen. 56 procent van de Fransen denkt dat ze de laatste 20 jaar er financieel op achteruit zijn gegaan. Geen wonder dat de gele hesjes beweging als maatschappelijk protest in Frankrijk is begonnen.

Het onderzoek laat zien dat de wereld een somber toekomstbeeld heeft. Het heden wordt overwegend als positief beoordeeld, maar de verwachting van de toekomst is veelal zwartgallig.
De Fransen zijn de grootste economische somberaars. Acht op de tien Fransen denkt dat de kinderen van nu het in de toekomst slechter zullen krijgen dan hun ouders. In Europa zijn de Spanjaarden met 72 procent in pessimisme de tweede. In bijna alle ontwikkelde economieën blijkt een meerderheid van mening dat de jeugd van tegenwoordig het nooit meer zo goed zal krijgen als hun ouders. Het Pew onderzoek bevat geen cijfers over hoe Belgen tegen hun economie en hun verwachtingen voor de toekomst aankijken. Uit het onderzoek blijkt veel ‘economische nostalgie’. In grofweg de helft van de geënquêteerde landen vindt een meerderheid dat de gemiddelde burger er nu financieel slechter voorstaat dan twintig jaar geleden, met de Grieken (87 procent) als uitschieters. Opmerkelijk is dat ook veel burgers in opkomende markten zich slechter af wanen, ondanks de welvaartssprong van deze landen.

De financiële crisis van 2008 is nu een sociale crisis aan het worden. De financiële crisis van 2008 was  een symptoom van het onderliggende probleem, de verschuiving van arbeid naar kapitaal. Die verschuiving begon circa 40 jaar geleden en versnelde na toetreding van China tot de Wereldhandelsorganisatie (WTO) in 2001. Uit een rapportage in 2017 van het Internationaal Monetair Fonds (IMF) blijkt dat wereldwijd het arbeidsaandeel in het bruto binnenlands product (BBP) sinds 1970 met circa 5 tot 10 procentpunten gedaald. Daartegenover staat een zelfde stijging van het winstaandeel in het BBP. Door de concurrentie van goedkope arbeid uit landen als China en India, kunnen arbeiders in het Westen niet langer de toename van hun arbeidsproductiviteit vertalen in loonstijgingen zoals dat tot de jaren tachtig nog wel lukte. Alles wat werknemers niet te gelde konden maken is verdwenen in de zakken van het groot kapitaal. Ondanks de relatief stevige groei van de wereldeconomie, blijft de loongroei mondiaal, en ook in Nederland, achter bij de winsten.
In Nederland is het reëel beschikbaar inkomen van huishoudens per hoofd van de bevolking de afgelopen 15 jaar meer gedaald dan elders in Europa, terwijl de lastendruk van huishoudens hier sterker is gestegen, door met name hogere sociale premies en pensioenpremies.

De cijfers laten zien hoezeer de inkomensontwikkeling in Nederland van werknemers vanaf 1970 is achtergebleven bij de ontwikkeling van het BBP. Het is daarom onbegrijpelijk dat, nu het economisch beter gaat, het kabinet de keuze maakt om met circa 3 miljard de belastingen op winst en vermogen te verlagen. Dat is 10 % van de opbrengst van deze belastingen (30 miljard). Het kabinet stelt ook voor de belastingen op inkomen en arbeid gedurende deze kabinetsperiode per saldo met 3,5 miljard euro te verlagen. Dat is 2 % van de belasting op inkomen (160 miljard). De sinds 1970 ontstane scheefgroei tussen inkomen uit arbeid en kapitaal neemt door deze belastingverlagingen alleen maar toe. Kijk je hoe het kabinet de 3,5 miljard wil inzetten (de vermindering van het aantal schijven naar twee en een verhoging van het tarief van de eerste schijf, met ter compensatie een verhoging van de algemene heffingskorting), dan is het te verwachten eindeffect voordelig voor de hogere inkomens en daarmee een toename van de inkomenspolarisatie. Het is helder dat een groot deel van de motivatie van ‘de gele hesjes’ gelegen is in de door hen ervaren onrechtvaardige verdeling van inkomen. Dit voorgenomen beleid zal geen einde maken aan de gele volkswoede.  

Louis van der Kallen