TWEEDE KAMER EN NED. LEDEN EUROPEES PARLEMENT INZ. GELUIDSOVERLAST – D011

 


 

Bergen op Zoom, 23 augustus 2006

 

Aan de leden van de Tweede Kamer

en de Nederlandse leden van het

Europees Parlement

per e-mail 

 

Geachte leden van het parlement, 

Sinds enige tijd is het algemeen aanvaard dat rokers niet langer niet-rokers belasten met stoffen die de gezondheid kunnen schaden.

In dit kader heeft de Overheid tal van maatregelen genomen en voorschriften geïntroduceerd. Merkwaardig is het gegeven dat dit recht om geen gezondheidsrisico’s te lopen middels het gedrag van anderen, niet in gelijke mate wordt toegepast op andere niet noodzakelijke gezondheidsbedreigende activiteiten. Als voorbeeld: geluidsoverlast. 

In de literatuur is consensus over het gegeven dat men vanaf een geluidsbelasting van 80 dB gehoorschade kan oplopen, in ernst oplopend bij hogere belastingen en duur.

Europese regelgeving hanteert op milieugebied een aantal beginselen, te weten:

–         een hoog niveau van bescherming

–         het voorzorgbeginsel

–         preventief handelen

–         bestrijding aan de bron

–         de vervuiler betaalt. 

Dit indachtig is het, op zijn zachtst gezegd, merkwaardig dat gemeenten nog steeds vergunningen afgeven voor evenementen in een stedelijke (woon)omgeving (pleinen) met geluidsniveaus van 93 dB zonder geluidsbegrenzers. De omwonenden kunnen dan, met als voorbeeld de Krabbenfoor in Bergen op Zoom, vier dagen 12 à 14 uur per dag blootgesteld worden aan dit soort gezondheidsbedreigende activiteiten. Dit is dan één van de vele ‘festiviteiten’ met forse geluidsbelastingen die bewoners van een levendige binnenstad ten deel vallen. Gehoorschaden zijn blijvend! Psychische schaden zijn gelukkig meestal tijdelijk. 

De vraag is: waarom worden gezondheidsbedreigende activiteiten als roken en onnodige geluidsproductie niet gelijksoortig behandeld?

Wat is er bij geluidsproducties van 93 dB (zelfs als men zich er aan houdt) over van EU-beginselen als:

–         een hoog niveau van bescherming

–         het voorzorgbeginsel

–         preventie handelen? 

Opvallend is dat veelal bij evenementen en festivals er geen geluidsbegrenzers worden geïnstalleerd. Dit zou ondoenlijk zijn, omdat iedere band of muziekgroep de eigen apparatuur meeneemt. Wat is er dan houdbaar aan het EU-beginsel: bestrijding aan de bron? 

Schriftelijke vragen aan de bevoegde autoriteiten in Bergen op Zoom leidde tot een stroom van meer dan 60 reacties richting een plaatselijke krant. Velen ondersteunend, maar ook velen afwijzend. Het verzoek tot handhaven werd door vele muzikanten en ondernemers niet gewaardeerd, terwijl er slechts werd gevraagd om te handhaven!  Bewoners van een binnenstad weten uiteindelijk dat hun woonlocatie flexibiliteit en verdraagzaamheid vergen.

Uit veel reacties bleek dat men niet moest ‘zeuren of azijnzeiken’. Reacties als “Ik heb een vergunning tot 95 dB, dus dat gebruik ik” (op een plein waar slechts 80 dB is toegestaan);

“Ik ben al 10 jaar geluidstechnicus, ik stel het op mijn gehoor in”; “Een rockband moet vlammen”, enz. 

Wat onvoldoende beseft wordt, is dat decibellen slechts één factor is bij ervaren geluidsoverlast. De lage tonen (bassen) zijn vaak, mede door trillingen, nog hinderlijker dan het geluidsvolume.

Het wordt tijd dat de politiek en de wetgevers zich realiseren dat mensen recht hebben op bescherming van hun gezondheid. Niet alleen tegen bijvoorbeeld roken door anderen, maar zeker ook tegen vermijdbare geluidsoverlast zoals bij (muziek)evenementen. 

Handhaving van de regels is dan een absoluut minimum, waarbij de preventieve werking van geluidsbegrenzers standaard zou moeten zijn, ook als verschillende bands of groepen optreden.

Beter nog zou zijn wanneer de Overheid belastingen boven de 80 dB, in ieder geval voor mensen die geen keuzemogelijk hebben, zoals omwonenden, voorkomt. Zij verdienen dezelfde bescherming als niet-rokers krijgen ten opzichte van rokers.

Wanneer men naar de disco gaat, weet men wat men krijgt en is dit een eigen keuze. Een bewoner kan niet vluchten. Hij of zij heeft recht op een niet bedreigend woongenot. Geluiden boven de 80 dB horen daar, gezien het gezondheidsbedreigende karakter, niet bij. 

Hopende op Uw inzet en vertrouwende op Uw inzichten ten aanzien van rechtsgelijkheid principes, 

met de meeste hoogachting, 

L.H. van der Kallen