HET LAND IS MOE

 


 

HET LAND IS MOE

 

House of Lords, 1820

Na de verkiezing van Trump heb ik veel gekeken naar de analyses op de internationale nieuwszenders. Van CNN, BBC, BBC world news, Euronews, Aljazeera, CNBC tot RT. Overal de ‘boze witte man’ en vaak de vergelijking met de opkomst van populistische partijen in Europa. Zelf constateerde ik al begin jaren tachtig dat automatisering en daarvoor de mechanisatie grote veranderingen bracht in de verdeling van werkgelegenheid en daarmee van inkomen. Ik schreef toen de geschiedenis van het Luddisme (een arbeidsbeweging als reactie op de mechanisatie en haar gevolgen (werkloosheid, armoede en verpaupering) in het Engeland van rond 1800. En in 1985 schreef ik een politiek programma dat een antwoord zou kunnen zijn op de veranderingen/automatisering van die tijd. 

De geschiedenis blijk zich steeds te herhalen en politici weigeren te leren van die geschiedenis. Alleen de woorden zijn anders (mechanisatie, automatisering, robotisering).In het House of Lords vroeg de dichter Lord George Noël Gorden Byron (1788-1824) op 27 februari 1812 het woord. Als in zijn tekst (te lezen in de geschiedenis van het Luddisme) de woorden mechanisatie vervangen worden door automatisering en/of globalisering en kerkelijke steunfondsen door bijstand, kan die tekst zo op nieuw uitgesproken worden in de parlementen van West-Europa. Is dan iedereen blind? Waarom hebben de sociaal democratische partijen in Europa geen antwoord weten te vinden? Is er een antwoord?

In mijn zoektocht naar de antwoorden op deze vragen kwam ik het boek “Het land is moe” tegen, geschreven door Tony Judt. In Nederland uitgegeven in 2011 door uitgeverij Contact. Tony Judt was niet blind voor wat er in de wereld gebeurde. Felix Rottenberg schreef over “Het land is moe”: “Een voortreffelijk pleidooi voor sociale democratie die in staat is burgers te beschermen, vooral in tijden van grote bestaansonzekerheid”. Tony Judt probeert in het boek de lezer keer op keer aan het denken te zetten. Als voorbeeld: na de eerste wereldoorlog begon de socialisatie van delen van de economie ten behoeve van het ‘grote’collectieve goed. Zijn vraag aan de lezer: “Waarom maakten onze ouders en grootouders zich daar niet druk om? Waarom waren zij wel onomwonden bereid het initiatief ten aanzien van de publieke sector uit handen te geven (aan bureaucraten en politici) en privérijkdom in te leveren ten behoeve van collectieve doelstellingen”?. Ik vraag mij ook vaak af waarom, toen ik ging werken, het toptarief  inkomstenbelasting circa 70 % was en nu 52 % en sommigen dat nog te hoog vinden. We waren toen trots op wat ons land presteerde en hoe sociaal het werd ervaren. Waar is het gebleven? Ik heb het idee dat een groot deel van, wat ik definieer als, het moreel verval van wat soms aangeduid wordt als de elite van het bedrijfsleven, voortkomt uit de privatiseringen van wat vroeger collectieve goederen waren. Tony Judt wijdde daar een beschouwing aan: “een populair cliché wil dat de opgeblazen banken die de internationale financiën in 2008 op hol deden slaan te groot waren om failliet te kunnen gaan, en dat kan eindeloos worden doorgetrokken. Geen enkele overheid kan zich permitteren een heel spoorwegstelsel gewoon failliet te laten gaan, en geprivatiseerde gas- en elektriciteitsbedrijven of netwerken voor luchtverkeersleiders mogen als gevolg van slechte bedrijfsvoering of financiële incompetentie nooit tot stilstand komen. En de nieuwe eigenaren en directies weten dat natuurlijk ook. Omdat een overheid zulke essentiële nationale diensten nooit echt failliet kan laten gaan, konden die bedrijven risico’s nemen en geld naar believen aan verkeerde dingen uitgeven of toezeggen, want ze wisten dat de staat uiteindelijk de tekorten wel weer zou aanzuiveren.” Dus verhoogden ze hun salarissen tot in het absurde. U en ik kunnen bij de monopolisten ook niet weglopen. Ik schreef hier eerder over.

We zijn, zeker in het Midden-Westen van de USA en in veel Europese ‘achterstandswijken’ honderd jaar terug. Tony Judt schreef daar over: “Voor hervormers uit de Victoriaanse tijd en Amerikaanse actievoerders van voor het hervormingstijdperk dat in 1914 begon was de kern van het ‘sociale vraagstuk’ ondubbelzinnig hoe moest een vooruitstrevende samenleving in de nieuwe industriesteden reageren op armoede, overbevolking, vervuiling, ondervoeding en slechte gezondheid? Hoe moesten de arbeiders zonder opschudding, protest of zelfs revolutie als kiezer, burger en deelnemer in de gemeenschap worden gevoegd? Wat kon er worden gedaan aan het lijden en het onrecht waar de arbeidsbevolking aan blootstond en hoe moest de heersende elite van toen worden doordrongen van de noodzaak tot verandering?”. Het ‘sociale vraagstuk’ lijkt in 2017 verdacht veel op de situatie van 1914. Toen kwam de grote oorlog, die eindigde met de val van drie keizerrijken (Oostenrijk, Duitsland en Rusland). In de politiek lijkt net als toen Ius Talionis (oog om oog, tand om tand) de norm te zijn. Dan kom ik als vanzelf bij een boek wat ik nog aan het lezen ben. “Woede en vergeving” van de hand van Martha Nussbaum over hoe om te gaan met wrok, ruimhartigheid en gerechtigheid. Ik hoop dat we op tijd terugkeren naar het opbouwen van vertrouwen want om met Michael Oakeshott te spreken: “de politiek is afhankelijk van een op vertrouwen gefundeerde gemeenschap”. Hij zag, met eigen ogen, wat politiek extremisme in de jaren dertig van de vorige eeuw Europa bracht. Ik hoop dat straks bij en na de Tweede Kamer verkiezingen de leugen niet regeert, maar de wil tot opbouw van een samenleving, gebaseerd op vertrouwen in mensen en regeren eindelijk weer toekomstgericht wordt.