IS HET COLLEGE TE VERTROUWEN?

 

    


| 20-11-2020 |

 

Gisteravond was er een digitale, beeldvormende bijeenkomst van de Raad over de vastgoedplannen van het college. Verkoop van vastgoed is sinds maart 2002 (de dualiseringsveranderingen in de gemeentewet) een bevoegdheid van het college van B&W, te vinden in artikel 160 lid 1 van de gemeentewet. Het college is in ieder geval bevoegd: – sub d. tot privaatrechtelijke rechtshandelingen van de gemeente te besluiten. Bij het nazoeken en controleren van de woorden van de wethouder viel er al snel een fout op in de informatiebrief van 11 november 2020 aan de gemeenteraad over dit onderwerp. In die brief werd verwezen naar artikel 160 lid 1 sub e. Het stoort mij dat juist in dit soort brieven zulke slordige fouten zitten. Minimaal twee fouten in één week. Arm Bergen!

Nu het college ten aanzien van de verkoop van vastgoed volledig bevoegd is, rijst de vraag: is de raad, dit ten volle beseffende, nog blij met deze samenstelling van het college? Vertrouwen we deze vijf wethouders en deze burgemeester het lot toe van bijvoorbeeld onze monumenten? Het Stadhuis aan de Grote Markt in de verkoop. Ook de synagoge werd in eerste instantie verhandelbaar verklaard. Zo ook de Hof van Ram!

Gisteren werden de raads- en burgerleden bijgepraat over de gevolgde systematiek. Er is een ‘tool’ ontwikkeld om te komen tot een “meetbare, objectieve waarde”. Nu ben ik een bèta, ik weet wat meten is. Wel, de zogenoemde ‘tool’ is niet meer dan een invuloefening (waardering van 1 tot 5) op een aantal elementen, die daarna opgeteld worden. En dat alles – tot nu toe – door ambtenaren van de gemeente van bijvoorbeeld de afdelingen bedrijfsvoering, cultuur en vastgoed. Zij vinden dit ‘vastgoed’!!! Maar ik vind dat verre van objectief. Nu wil ik niet beweren dat de ‘methode’ die ik gebruikte, om in mijn eerdere schrijfsels het Markiezenhof, het stadhuis, de gevangenenpoort en het oude gemeentehuis van Halsteren tot parelen in de Bergse Kroon te verklaren, objectief is. De waardering voor het aan onze generatie van burgers en bestuurders als hoeders toevertrouwde erfgoed is niet objectief. Die komt voort uit ons hart en liefde voor de geschiedenis van de stad en haar dorpen.

De wethouder zei over het verhandelbaar verklaren; “We durven er echt wel brutaal in te zijn”. Daarna noemde hij de eerste tien door het college verhandelbaar verklaarde vastgoed objecten “laaghangend fruit”. De synagoge, het sterfhuisje, de Hof van Ram: laaghangend fruit?

Bij mij ging het ‘licht’ uit. En, alsof de wifi de woede aanvoelde, viel spontaan de verbinding weg. Maar er kwam meer. Het oude Halsterse raadhuis werd ‘objectief gemeten’ en het resultaat van de telling was 103 punten. In de ogen van het college dus ruim beneden de ‘norm’ van 120, en dus op de nominatie om verhandelbaar te worden verklaard. Spontaan viel wederom de wifi verbinding weg. De door mij in woede en verontwaardiging opgeroepen elektromagnetische straling werd de apparatuur te veel.

Ik heb al een paar keer gesteld dat er ten stadskantore een ernstig gebrek is aan politieke sensibiliteit. Dat is een onvolledige analyse! Daarvoor bij voorbaat mijn excuses. Ze zijn gewoon de weg kwijt! En nu formuleer ik het buitengewoon beschaafd. Het halve stadskantoor komt hier niet vandaan, het college incluis en dat blijkt. De affiniteit met de stad en haar dorpen is NUL KOMMA NUL. Ook bij de ambtenaren die dit soort ‘rekentools’ invullen, is er klaarblijkelijk geen verbinding met de Bergse samenleving. Ja we moeten bezuinigen en ja in het focusakkoord wordt verwezen naar de verkoop van vastgoed. Maar de uitwerking door het college in de tien gouden regels gaat naar mijn gevoelen volstrekt voorbij aan de intenties van het focusakkoord.

Er zijn ‘heilige huisjes’ en misschien moeten die op een lijst komen. Maar ook het college mag zich – ondanks haar bij gemeentewet gegeven bevoegdheid – afvragen: denken we zelf na of laten we ons leiden door een rekentool? Zij vragen de raad hun het vertrouwen te geven onder de 120 puntenlijn de objecten te mogen verkopen. Het zal helder zijn: de BSD geeft dat vertrouwen niet. NOOIT NIET. Met de bescheiden kennis van de ‘rekentool’ denk ik dat onze gevangenpoort onze Lievevrouwepoort dan ook verhandelbaar wordt. Onze Lievevrouwe is geen publieke vrouw, ze is niet en mag niet – nooit niet – verhandelbaar worden.

Dan kan er maar één conclusie zijn. Gezien de bij wet gegeven bevoegdheden en hun “verhandelbaar verklaringen” tot nu toe kan BSD-fractie dit college in deze samenstelling niet meer vertrouwen!

Er was nog een punt dat mij deed gruwen. Het was voor mij duidelijk dat dit college en een aantal van mijn collega’s gebouwen meer ‘multifunctioneel’ wilden maken alvorens te overwegen ze te verkopen. Dat klinkt logisch maar het gaat dan wel over de motieven. Een overheid dient zijn bevoegdheden als overheid niet te gebruiken om middels zijn handelen het profijt als private partij te vergroten.

Détournement de pouvoir ( het gebruik van een bevoegdheid op een wijze waartoe zij niet verleend is) is niet voor niets verboden.

Louis van der Kallen.


    

HET COLLEGE VAN NARCISTEN VAN BERGEN OP ZOOM

 

    


| 28-01-2020 |

| BRUG IN PUIN |

“Brug naar de toekomst, verbindend, eerlijk, vooruitstrevend” is te lezen op het voorblad van het Coalitieakkoord 2018 – 2022 van Bergen op Zoom. Vanaf de raadsvergadering van 23 januari j.l. ervaar ik die tekst geheel anders. “Vandaar dat we kiezen voor eerlijk. We willen een voorbeeld zijn voor onze inwoners, organisaties en bedrijven. We zijn een betrouwbare partner voor collega-gemeenten en andere overheden. We besturen op een open, rechtvaardige en integere manier. Inwoners, organisaties en bedrijven kunnen op ons vertrouwen en rekenen.” Eerlijk is in het citaat nog dik gedrukt ook! Het debat op 23 januari was geen voorbeeld van eerlijk! “Integer”. Ik heb daar een geheel andere voorstelling van. Ze vertrouwen en op ze rekenen? Niet meer! Dit college noch haar rechtsvoorganger zijn betrouwbaar gebleken en is helaas ook nu zeker niet te vertrouwen. Als het raadsdebat van 23 januari het voorbeeld is van hoe dit college omgaat met de politiek, met haar eigen leden en de burgers dan leven ze in hun eigen wereld. De wereld van de plucheplakkers met veel narcistische zelfoverschattende tendensen. “Betrouwbare partner”? Voor mij niet meer.

De afgelopen dagen is mij met regelmaat gevraagd waarom ik zo boos ben. Zelf denk ik dat ‘boos’ niet het goede woord is. Ik ben tot op het bot teleurgesteld in de moraliteit van dit college en een groot deel van mijn collega-raadsleden. In vijf weken tijd zijn er twee momenten geweest dat ik de tijd waarin ik leef niet meer begrijp of de handelswijze van bestuurders en delen van de gemeentelijke organisatie onbegrijpelijk vind. De eerste keer was op 20 december bij/na de BAR (de Bergse Ambtenaren Revue). Voor de BAR worden de raadsleden al vele jaren uitgenodigd. Het was altijd leuk en verbindend. De BAR beschouwde ik als een combinatie van de boerenmaaltijd (mijn Vastenavend-hoogtepunt) en een surprisebijeenkomst in het kader van Sinterklaas. Dat zijn momenten dat de leidinggevenden (topambtenaren, wethouders, raadsleden) op een min of meer ‘beschaafde’ manier gehekeld kunnen worden door de burgerij (de boerenploeg) of door hun ambtenaren. Als gehekelde onderga je zoiets in stilte en straal je acceptatie uit van al die ‘stille’ met humor overgoten maar toch duidelijke wenken. De BAR had in mijn ogen tot doel te laten zien dat we ééééén ambtelijk apparaat en bestuur zijn. Met een hekelende grap en een toost luiden we het oude jaar uit en het nieuwe jaar met de goede voornemens tot samenwerken in.

De aflopen jaren heb ik de BAR zien verruwen. De ‘humor’ werd steeds platter en de laatste BAR was in mijn ogen zelfs ronduit banaal. Of dat iets zegt over het ambtelijk apparaat of de bestuurders? Wat mij nog aan de oude BAR herinnerde waren de grappen over Bergen op Zoom en Roosendaal. Wat mij ronduit stoorde was dat tot twee keer toe een wethouder, naar wiens mannelijk lid op het toneel een paar keer verwezen was, interactie had met de mensen op het toneel. Dat ééééén worden gaat dan wel erg ver. Een punt van verbijstering lag voor mij bij een ‘grap’ over portefeuillehouderoverleggen, waarin voor het eerst informatie tot mij kwam waarover ik als politicus het gevoel kreeg ‘hier moet ik iets mee’. Op zo’n moment verlaat het oude BAR-gevoel mij volledig. Ik geniet niet meer en maak geen deel meer uit van het wij-gevoel. Toen besloot ik dat dit mijn laatste BAR zou zijn. Ik paste niet meer in de banaliteit die de BAR nu uitstraalde noch in de tijdgeest of de sfeer die de BAR opriep; het werd mij te bar.

Er was rond de organisatie van de BAR nog een ergernis die vermoedelijk volstrekt onbedoeld of onnadenkend tot stand kwam. De polsbandjes! In het Coalitieakkoord 2018 – 2022 van Bergen op Zoom is te lezen: “We kiezen in Bergen op Zoom voor Mens, Milieu en Maatschappij”. Dat is een goed uitgangspunt. Daar past een bewust omgaan met kleur bij. Het klinkt misschien raar of vergezocht maar kleur, bijvoorbeeld van plastic, verf of papier is meer milieubelastend dan bijvoorbeeld wit. Als je kleuren gebruikt moet dat dus, in mijn denken, functioneel zijn. Een polsbandje, formeel als toegangscontrole, kan dus gewoon wit zijn. Als een kleur wordt gebruikt dient dat, in een milieubewuste of op duurzaamheid gerichte organisatie, dus een functie te hebben, bijvoorbeeld in een grap. Als kleurkundige, met als specialisaties kleurenfysica, kleurenfysiologie en kleurenpsychologie, ben ik vast iets kleurbewuster dan de gemiddelde Nederlander. Als vakbondsman ben ik misschien ook bewuster van de gevoeligheden van onderscheid in rangen en standen en als oud-judoka ben ik misschien bewuster van hoe kleuren een indicatie zijn van iemands kwaliteiten. Als raadslid had ik een geel bandje toegezonden gekregen. Na twee wethouders met een gouden bandje gezien te hebben, had ik het direct na het optreden gezien en ging ik zonder napraten gelijk op huis aan.

Het voorgaande laat zien dat ik dingen anders beleef dan anderen. Wat ik banaal of onnodig kwetsend vind, was vast niet de ervaring van de meerderheid van de nog wel aanwezige ambtenaren of politici. Om over de beleving van kleur maar niet te praten.

Het debat op 23 januari en de uitkomst van dat debat brengen mij tot de conclusie dat er veel mis is in de bestuurscultuur van de gemeente Bergen op Zoom en met de interactie tussen bestuurders en ambtenaren. Vermoedelijk is het zwembad de Schelp jarenlang onveilig geweest voor werkenden en bezoekers. De afvinkcultuur, ‘het is goedgekeurd’ of ‘heeft een keurmerk ‘Schoon en Veilig’’, is een schaamlap. Het wijzen naar ambtenaren begint onder politici gemeengoed te worden. Daarmee duikt men weg voor de eigen verantwoordelijkheid en de soms jarenlange desinteresse! Uit de verslagen bleek zonneklaar dat bij de Schelp jarenlang alleen de financiële resultaten aandacht kregen.

De vraag is nu hoe is het zover gekomen? Met het vertrek van Pieter Zevenbergen en het aantreden van wethouders met een ‘zakelijke’ insteek zonder enige ervaring met het openbaarbestuur of overheidsorganisaties maar vaak wel behept met een grote waffel en een ‘alles moet kunnen’ mentaliteit is er een handelswijze ingeslopen waarbij assertieve ambtenaren de benen namen. Wethouders zijn in de regel amateurs in hun portefeuille en meestentijds alfa’s ook die met een bèta portefeuille. En in het ambtelijk apparaat zijn de managers aan de macht gekomen. Die combinatie zou wel eens de hoofdoorzaak kunnen zijn van de ellende. Veel ambtenaren zijn vertrokken zelfs naar de buur, Roosendaal. Vaak zwijgzaam soms met het ‘off the record’ gebruik van het woord angstcultuur.

Veel stemmen kunnen halen is iets anders dan geschikt zijn voor het wethouderschap. Deskundig zijn is geen garantie dat je als ambtenaar boven komt drijven. Volgzaamheid, ook bij onmogelijke opdrachten, is naar mijn beleving de afgelopen jaren het promotiemiddel gebleken met als gevolg veel mislukkingen. Iets is nog niet haalbaar omdat een wethouder iets wil. Voor succes is een samenwerking nodig tussen bevlogen politici/wethouders en ambtenaren die met hun kennis wethouders overtuigen van de mogelijkheden en onmogelijkheden.

In Bergen op Zoom leeft het grootse deel van de politici in een narcistische droomwereld. Die niet beperkt wordt door inzichten of kennis. De gemeenteraad is na de dualisering naar een bedroevend kennisniveau afgezakt. Stemmen halen werd belangrijker dan goed en realistisch beleid. Maar de Bergenaar, de kiezer, is zelf medeverantwoordelijk voor de armzalige financiële en morele toestand van zijn gemeente. Hij of zij bepaalde echt zelf de samenstelling van de gekozen Raad.

Er lijkt geen bestuurlijke brug meer te zijn naar de toekomst. Of die door de terugtrekkende troepen is op geblazen of door regelrechte onkunde is in gestort zal de toekomst leren. Hij ligt in puin. Als je nu nog een bestuurlijke brug ziet, heb je heel bijzondere gaven. De kans is groot dat de restanten van die, in mijn ogen, denkbeeldige brug nog meer in het ravijn zullen storten. Ik ga er niet meer over. Ik wil wel kijken of het ooit mogelijk is of de fundamenten nog bruikbaar gemaakt kunnen worden. Maar de tuien zullen echt van nieuw en beter materiaal gemaakt moeten worden wil de nieuwe brug echt verbindend kunnen zijn.

 

L.H. van der Kallen.