WAT ALS?

 

    


| 13-02-2021 |

 

Nu ik ouder ben, denk ik vaker: wat als ik niet in 1948 maar in bijvoorbeeld 2000 was geboren en ik vanaf 2000 dezelfde ‘grote’ levensgebeurtenissen zou meemaken als die vanaf 1948 in mijn jeugd?

Ik werd geboren in een Rotterdams gezin – zonder nadere familie – dat trok van de ‘steun’; nu noemen we dat de bijstand. Maar de ‘steun’ was wel iets anders. Deels werd die gegeven in de vorm van bonnen die bij een bepaalde winkel besteed konden worden. Voor mij als jongen was dat geen ramp. Want een bon voor bijvoorbeeld een winterjas kon besteed worden bij “Piet Lap”, een herenmodezaak. Maar ook voor een meisje kon de bon ook alleen bij ”Piet Lap” besteed worden en dan wist iedereen meteen dat je ouders van de steun trokken. Arm zijn leek toen minder erg dan nu. In de volkswijk waar ik geboren was en opgroeide, was bijna iedereen arm. Want ook de havenarbeiders hadden niet echt veel meer te besteden. De lonen waren laag, het land moest immers weer worden opgebouwd. Mijn vader was fysiek gebroken uit de oorlog gekomen en mijn moeder mentaal kapot. Dat laatste was deels ook veroorzaakt doordat mijn broer, toen 8 jaar, die de oorlog en de hongerwinter ternauwernood had overleefd en vrijwel direct na de bevrijding samen met drie vierduizend andere kinderen (de bleekneusjes) door het Rode Kruis op transpoort was gezet naar Zweden, waar de medische voorzieningen op orde waren en er voldoende eten voorhanden was om aan te sterken. Hij zou negen maanden wegblijven. Voor iedere moeder een trauma! Mijn moeder had in haar ogen gefaald in het meest belangrijke: je kind voldoende te eten kunnen geven. Je kind wegbrengen naar een schip en niet weten wie voor hem zou zorgen, was een gebeurtenis waar ze de rest van haar leven mee moest omgaan. Mijn vader overleed toen ik 8 was, mijn moeder toen ik 16 was. Behalve bij de ‘steun’ was de overheid ver weg. De voogdijraad kwam er eerst aan te pas toen mijn moeder overleed. Als zestienjarige was ik ver van volwassenheid. Formeel (voor de wet) werd je in die tijd pas volwassen als je 23 werd of trouwde! Voor opvang was er de buurt.

De vaders uit de buurt namen me vaak- samen met hun eigen “jong” – mee naar het voetbal. De prijs van een kinderkaartje voor een wedstrijd van Feyenoord was toen geen drempel voor een buurman omdat joch zonder vader en verdere familie een keer mee te nemen. Ook werd ik vaak meegenomen naar het veld van ASB (Altijd Sportief Blijven) waar ik in de winter van 1963 speelde in B1 (er waren niet meer B elftallen). Er kon altijd wel een extra glas Ranja uit de siroopfles gehaald worden! Als mijn moeder werd opgenomen in het Delta Ziekenhuis, omdat ze de wereld niet meer aankon, was er altijd wel een buurvrouw (allemaal tante genoemd) die zich over mij ontfermde. En zorgde voor een boterham, een warme maaltijd, huiswerk maken en op tijd naar bed. Van jeugdzorg had nog niemand gehoord. Daar zorgde de buurt voor! De mensen waren arm maar sociaal rijk en verbonden. Hoe is dat nu? Ten opzichte van 1956 toen mijn vader overleed, zijn zelfs de bijstandtrekkers minder arm qua besteedbaar inkomen, maar hoe sociaal is de omgeving? Of is deze nog in staat of bereid om een joch zonder vader mee op sleeptouw te nemen? De prijs van de kinderkaartjes van Feyenoord is ook van een andere orde ten opzichte van het besteedbaar inkomen dan toen. Er zijn ook veel meer jochies zonder vader. Hoewel de meeste vaders van die jochies nog wel leven, zijn er toch veel uit beeld verdwenen.

Ik was zestien toen mijn moeder overleed. De voogdijraad wees mij toe aan een voogd in Rilland. De eigenwijze, vechtgrage puber verhuisde van een volkswijk naar een toen moderne wijk in Rilland, waar vooral militairen woonden die ‘lagen’ in Woensdrecht (luchtmacht) of Ossendrecht (zandhazen en LUA/lucht afweer). Ik ging meteen solliciteren (de jeugd was voorbij), en na één telefoontje van deze VGLO/LEAO leerling werd ik aangenomen op een proefbedrijf van een zaadkwekerij in de Frederikapolder. Een christelijk familiebedrijf ontfermde zich over de ongelovige, dyslectische Lowieke met wat autistische trekjes . Waarom? ‘Omdat ze iedereen die behoefte had aan inkomen en twee (linker) handen had, aannamen. Dat past een christen’!

Binnen een maand vroeg mijn directe chef: “wat ga je studeren?” Niet of ik ging studeren maar wat? De avondschool in Goes werd drie avonden in de week mijn bestemming voor een opleiding tot analist. En dat op kosten van de baas. Want hoe zou ik anders ooit voor een gezin kunnen zorgen?

Ik betwijfel of er, anno 2021, nog veel werkgevers zijn die een eigenwijze puber zonder hem te zien aannemen op basis van een christenplicht en hem daarna met een stichtelijke boodschap naar de laboratoriumschool sturen?

Ik was negentien toen ik Ank tegenkwam en snel met haar trouwde. Zij was toen 18. Vanaf het moment dat we trouwden, waren we voor de wet volwassen en was de voogdijraad van twee ‘problemen’ af. Ank kwam uit een gezin waar je niet uit wil komen. Vanaf dat moment zwoer ze haar meisjesnaam af. Ze werd Ank van der Kallen. Een huwelijk om formeel voor de wet volwassen te worden. Nu zou men er raar tegen aan kijken. We hadden behalve elkaar niets. De bank leende ons 2000 gulden waarmee we ons huis inrichtten. De inrichting bestond overigens grotendeels uit “krijgertjes”. We sliepen jaren op de grond en zonder gordijnen, onder de vensterbank. We leefden een paar jaar op aardappelen, brood, eieren en een paar keer per week een potje Yorkertjes (een soort knakworstjes, acht in een potje van 49 centen – in de tijd van de gulden – bij de Spar) en op zondag: luxe een karbonaadje.

Toen ik 21 was, werd ik aangenomen door het toenmalige Synthese op het laboratorium en begon een tijd van heel veel studeren. Tal van cursussen mocht ik deels in de ‘baas’ zijn tijd en op kosten van de ‘baas’ doen.

De vergelijking

Waar zou de in 2000 geboren Lowieke op zijn 21ste in 2021 zijn en wat zouden zijn kansen zijn om op zijn 72ste bereikt te hebben was de in 1948 geboren Lowieke heeft bereikt?

Toen de in 1948 geboren Lowieke opgroeide was het gevoel en het doel van al de ouders van toen: onze kinderen – de volgende generatie – zullen het beter krijgen dan wij en wij gaan daar voor zorgen! Dat gebeurde ook. Lowieke groeide op in een arme maar sociale omgeving. Er waren niet zoveel ‘Lowiekes’ met een zieke of overleden vader. De vaders uit de buurt namen dat joch wel onder hun hoede. En als Lowiekes moeder opgenomen werd, waren er tal van moeders in de buurt, met de benedenbuurvrouw als coördinator, die zorgde dat Lowieke zijn natje en droogje kreeg en als het nodig was een arm om hem heen of liefdevolle of vermanende woorden. Zou de Lowieke geboren in 2000 dat zelfde ten deel vallen? Ik denk het niet. De Lowieke, geboren in 2000 zou al snel in de handen zijn gekomen van de ‘professionals’ van de jeugdzorg.

Toen er, met het sterven van zijn moeder, een einde kwam aan de jeugd van de Lowieke geboren in 1948 was er een christelijke werkgever die het joch op het spoor zette van werk en een studie die bij zijn dyslectische en autistische trekjes paste. De Einzelgänger mocht zich gaan ontwikkelen onder de hoede van een betrokken werkgever. Zou de in 2000 geboren Lowieke ook z’n werkgever treffen? Ik denk het niet. Welke ‘moderne’ op efficiëntie gerichte werkgever stort zich in zo’n avontuur?

De Lowieke van 1948 trof op 19-jarige leeftijd Ank. Die net als hij onder de hoede van de voogdijraad viel. De voogdijraad vond een huwelijk tussen twee ‘probleemgevallen’ geen probleem, sterker nog ze vonden het een goed idee en hielpen bij het vinden van een huurhuis en regelde met hun garantie een banklening. De Lowieke uit 2000 zou op 19-jarige leeftijd al niet meer onder de jeugdzorg vallen. Net zomin als de ‘Ank’ die hij misschien was tegen gekomen. Hij was immers al voor de wet volwassen! Niks geen hulp bij het vinden van een huis of geldlening!

De Ank en Lowieke van 1948 waren kinderen toen ze trouwden. Of de 18- of 19-jarigen van nu echt volwassen zijn, waag ik te betwijfelen. Ik denk eerder dat de verlaging van de formele leeftijd voor volwassenen van 23 via 21 naar 18 een regelrechte bezuiniging was op de jeugdzorg van de regeringen die daartoe besloten.

Toen de “1948-Lowieke” 21 was en hij naar een nieuwe werkgever ging waar hij de rest van zijn werkzame leven zou blijven, was dat weer een werkgever die de met dyslectische met autistische trekjes behepte Lowieke liet zijn wie hij was en hem in zijn eigen soms krankzinnige tempo liet studeren wat hij wou. Zou de Lowieke uit 2000 die kansen krijgen? Ik denk het niet.

De Lowieke uit 1948 werd geboren toen een betere toekomst gloorde aan de einder. Hij trof een sociale buurt. Hij trof een overheid die ook voor 18- of 19-jarigen verantwoordelijkheid nam en probeerde jonggehuwden een toekomst te geven. Hij trof werkgevers die niet alleen keken naar geld verdienen maar ook keken naar wat hun rol was in de samenleving en hoe zij hun personeel konden helpen. En die Lowieke trof een Ank. Zij was zijn redding en hij was haar redding. Zij maakte van zijn teksten normaal Nederlands en accepteerde zijn autistische trekjes. Hij was haar rustpunt om samen uit haar jeugdellende iets goeds te bouwen.

Wat heeft de Lowieke, de VMBO leerling uit 2000, zonder familie? Hoe sociaal is zijn omgeving? Zijn er vaders en moeders uit de buurt die hem opvangen als dat nodig is? Hoe gaat de jeugdzorg met hem om? Krijgt hij de kans op een vaste baan bij een werkgever die hem stimuleert verder te gaan studeren? Is er een kans op een 18-jarige ‘Ank’ die samen met hem gaat bouwen aan een toekomst?

Mijn analyse is dat de Lowieke uit 1948, ondanks zijn zwakke onfortuinlijke start een geluksvogel is die in de voor hem juiste tijd en samenleving is geboren. En dat de Lowieke uit 2000 het niet gemakkelijk zal hebben. Ondanks de wens van iedere ouder toen en nu dat hun kinderen, de volgende generatie, het beter zullen krijgen, laat deze vergelijking tussen Lowieke uit 1948 en die uit 2000 zien dat twee generaties verder de samenleving niet is verbeterd. Sterker de samenleving is achteruit gekacheld. De vraag is: hoe is dat gebeurd en waarom hebben we het als kiezers en burgers laten gebeuren?

Geachte lezer trek uw conclusies en laat die mede uw stem straks bepalen, want wij willen toch echt dat onze kinderen – de volgende generatie – het beter krijgen!

 

Louis van der Kallen.