SEPTEMBER 2009

 


26 september 2009

Vandaag in het BN/de Stem het verhaal van de voorzitter van de rekenkamercommissie van West-Brabant. Hij stelde: “wees dan een volwassen vent en zeg wat je van plan bent.” Dat heb ik gedaan maar niet tegen hem. Ik maak mijn politiek handelen niet afhankelijk van anderen. Tijdens het gesprek met de vertegenwoordigers van de rekenkamercommissie heb ik aangegeven dat ik de aanwezige collega’s van Lijst Linssen, de PvdA, het CDA, GBWP en de VVD graag na het vertrek van de zich rekenkamer noemde rekenkamercommissie wenste te spreken. Toen heb ik precies aangegeven dat en waarom ik mijn vragen bekend zou maken. De vertraging was één der elementen en het tweede de toenemende vertrouwelijkheid. Nu wil ik ook wel aangeven dat ik de collega’s toen mijn derde argument niet noemde. Het derde argument was en is dat ik steeds meer de overtuiging kreeg dat de onderzoeker van de rekenkamercommissie zijn onderzoek wel of niet bewust liet vertragen voor degenen wiens rol en daden hij geacht werd te onderzoeken. Er waren, volgens de onderzoeker, twee redenen voor de oplopende vertraging. Te weten: de langdurige ziekte van een gemeentelijke ambtenaar en het gegeven dat de GEM geen stukken ter beschikking wenste te stellen. Als je beseft dat het verkrijgen van stukken bij de gemeente niet van één ambtenaar afhankelijk kan zijn en ik simpelweg alle dossiers, ongesorteerd, ter inzage vroeg en kreeg, kan je niet anders dan concluderen dat vertraging met die reden niet hoefde. Ik vroeg bijvoorbeeld niet naar bepaalde stukken ik vroeg naar alle stukken! Buiten de medewerkers van het archief had ik dus niemand nodig. Maar wat nog erger was, was de houding bij de vertragingstactiek van de GEM. Als je iets niet krijg op de ene plaats, dan haal je het direct op een andere plaats! Is mijn filosofie. Als je opzoek bent naar de verslagen van de aandeelhoudersvergadering dan kan je die halen op de plaats van de betrokken onderneming, de GEM, maar ook op een andere plaats, bij de aandeelhouders. Dus ook bij de gemeente. Nee, men haalde die stukken niet gelijk bij de gemeente maar liet het onderzoek vertragen en steeds meer geheimhouding opleggen. Ook de gemeente is hier iets verwijtbaar. Waarom bood de gemeente niet direct uit zich zelf aan die stukken dan te leveren? Naar het motief daarvoor kan ik alleen maar raden.
Voor mij was het duidelijk dat door bewust of onbewust handelen het onderzoek vertraging opliep en het juridische conflict tussen gemeente, GEM en de andere aandeelhouders liep en loopt ook alsmaar verder op. Met alle kans dat op een bepaald moment het college, gesteund door de college partijen, zou zeggen nu even geen openbaarmaking van zaken die ons juridisch geding met de marktpartijen nadelig voor de gemeente zou kunnen raken. Met andere woorden langdurige vertraging of anders gezegd, de doofpot!
De ‘rekenkamer van West-Brabant’ heb ik al jaren niet hoog. Een orgaan dat zich een andere juridische status aanmeet (rekenkamer) dan zij feitelijk heeft (rekenkamercommissie) misleidt het publiek. Een rekenkamer heeft namelijk wettelijk meer bevoegdheden dan een rekenkamercommissie. Een orgaan waarin je een onverdeeld vertrouwen zou moeten hebben, moet zich niet willens en wetens anders voordoen dan ze zijn. Deze stelling heb ik reeds vele malen zowel richting ‘rekenkamer’ als richting politieke bestuurders geuit. Maar zoals zo vaak men meet zich graag een hogere status aan dan men feitelijk heeft en daarmede ondermijnt men zelf het vertrouwen bij lieden zoals ik die hechten aan de juiste vlag op het juiste schip. Anderen mogen mijn actie “onbegrijpelijk” vinden, ik vind dat ik alle redenen heb voor mijn actie. Ik laat de toekomst, van mijn Bergen, niet ongestraft stelen. De schuldigen zullen hoe dan ook openbaar verantwoording afleggen.


25 september 2009

Gisteravond was de maandelijkse gemeenteraadsvergadering. Het agendapunt dat de benoeming zou moeten regelen van de enquêtecommissie werd op voorstel van lijst Linssen met steun van alle collegepartijen van de agenda gehaald. ‘Ze moesten zich beraden over de nieuwe situatie!’ De rekenkamercommissie West-Brabant die zichzelf, zonder de bijbehorende wettelijke bevoegdheden te hebben, Rekenkamer noemt heeft als reactie op de openbaarmaking van mijn vragen de handdoek in de ring gegooid en komt zelfs niet meer met de nota van bevindingen die vrijwel klaar heette te zijn. Ik ben benieuwd of ze voor deze ‘prestatie’ wel een rekening sturen en deze betaald krijgen. Natuurlijk krijg ik van veel collega’s de schuld. Dat het geheel steeds meer begint te lijken op een opzetje om het onderzoek op de lange baan te schuiven wil men niet horen. Zelf zie ik niet in waarom de benoeming van de leden van de enquêtecommissie geen doorgang zou kunnen vinden. Tenzij men (de college partijen) van de hele enquête af zou willen. Na de presentatie van de rekenkamercommissie, afgelopen maandag, had ik reeds het gevoel dat steeds meer lieden uit zijn op vertraging. Dat lijkt ook in het belang van veel partijen. Voor de PvdA om de rol van oud wethouder Arnoldus Hagenaars en oud burgermeester Peter van der Velden en zijn politieke entourage te beschermen. Voor GBWP om de rol van oud wethouder van der Wegen te verdoezelen. Voor lijst Linssen is er de angst dat mogelijk het functioneren van de wethouder van alles, Linssen, de afgelopen jaren niet optimaal is geweest. Het kan ook zijn dat deze partij gezwicht is voor druk van de andere college partijen. Natuurlijk stemde ook het CDA voor verwijdering van het agendapunt, want ook zij hebben al die jaren wethouders geleverd die beschadigd zouden kunnen worden. Ons dekt ons, lijkt het motto en wat niet onderzocht wordt, kan niet schaden. Je moet er niet aan denken dat oud wethouders en burgemeesters van die partijen onder ede verklaringen zouden moeten afleggen schijnen ze te denken. Zelf acht ik de dreiging voor langdurig uitstel groot. De steeds verder verslechterende verhouding tussen het college en de marktpartijen in de GEM kan leiden tot een langdurige juridische strijd en dan is de kans heel groot, zo niet honderd procent, dat men met een beroep op het gemeentelijke belang van veel stukken zal zeggen; ‘nu het onder de rechter is kan dit niet openbaar worden’. Want de tegenpartij zou inderdaad van het openbaar worden van het gemeentelijk disfunctioneren kunnen profiteren. Voor mij is het echter helder. Nu het vooruitzicht is dat Bergen op Zoom wel eens jaren gebukt zou kunnen gaan onder de gigantische verliezen op de plannen Bergse Haven en de Markiezaten dient helder te worden wie wat gedaan heeft en waarom? Wie heeft er van de deals geprofiteerd? Wie heeft zijn werk niet gedaan en wie heeft zijn plicht verzaakt? En tot slot wie heeft wettelijke taken en plichten opzettelijk verzuimd? De handschoenen gaan uit. Dreigen met de kosten op mij te verhalen maken geen echte indruk. Ik denk eerder dat het recht gebiedt dat de veroorzakers van alle ellende publiekelijk gedwongen worden verantwoording af te leggen. Maar zoals zo vaak over mij gezegd wordt, heb ik vast in de ogen van de ‘zwijgers’ ongelijk. Vast net zo ongelijk als toen ik reeds jaren geleden ben gaan stellen in raadsdebatten dat de plannen Bergse Haven en de Markiezaten de gemeente Bergen op Zoom en haar burgers heel veel geld zouden gaan kosten. Ik stemde dan ook tegen die plannen. Ze stelden dat ik, met het al meer dan tien jaar napraten van het Centraal Plan Bureau dat de bevolkingskrimp voorspelde, ongelijk had. ‘Want bergen op Zoom is fantastisch en had mooie plannen die zouden immers zich zelf verkopen.’ Ik was en ben in hun ogen vast nog steeds een somberaar, een doemdenker, een tobber en zwartkijker die de grootse Bergse plannen niet op ‘waarde’ kon schatten. Ik wenste geen gebruik te maken van de vele ‘kansen’ die er lagen om Bergen op Zoom voor eens en altijd op de kaart te zetten.
Nu is mijn doel een praktijk van wanbestuur bloot te leggen zodat de lessen getrokken worden. Als Bergen op Zoom daar geen profijt meer van kan trekken, dan mogelijk het bestuur van andere gemeenten. Bestuurders moeten weten dat er mensen en raadsleden zijn die hun opdracht: het controleren van het gehele gemeentelijke apparaat en de bestuurders, wel serieus nemen en ondanks tegenwerking uitvoeren.


22 september 2009

Gisteravond heb ik, deeluitmakend van de raadsafvaardiging, een gesprek gehad met een vertegenwoordiging van de ‘rekenkamer’ West-Brabant over hun onderzoek naar de grondexploitatie Bergse Haven. De eindrapportage is vertraagd. Deels wegens ziekte van één der te interviewen personen en deels omdat te onderzoeken documenten niet tijdig beschikbaar waren. Tevens werd helder dat de ‘rekenkamer’ tegen het vraagstuk aanliep van de vertrouwelijkheid. De totale afhandeling van het vraagstuk de Bergse Haven door de gemeenteraad zou wel eens tot in de verkiezingscampagne door kunnen gaan lopen. In mijn ogen ongewenst. Een verkiezingscampagne moet over meer gaan dan alleen het debacle van de Bergse Haven. Natuurlijk zal ook ik de kiezer er op wijzen dat ik en de BSD herhaaldelijk hebben gewezen op de risico’s en heeft de BSD deze financiële ramp voorspeld. Maar er is meer in Bergen op Zoom dat ook bij de verkiezingen betrokken zou moeten worden.
Tot op heden was mij geen enkele beperking bij mijn persoonlijke onderzoek opgelegd. Maar de lopende escalatie met de GEM en de daarbij betrokken marktpartijen deden bij mij het vermoeden rijzen dat ook mij mogelijk op korte termijn beperkingen zouden kunnen worden opgelegd in de vorm van het vertrouwelijk verklaren van bepaalde documenten. Aan het einde van die bijeenkomst heb ik de collega’s geïnformeerd van mijn voornemen nog diezelfde avond de reeds door mij, op basis van mijn documentenonderzoek, geformuleerde vragen te stellen. Ik besef dat ik deels de grenzen van artikel 11 van de WOB opzoek. Om de burgers van Bergen op Zoom reeds ruim voor de verkiezingen inzicht te geven in wat er werkelijk is gebeurd en hoe het mogelijk grote verlies is ontstaan, acht ik het gerechtvaardigd dat nu reeds bekend en besproken wordt wat anders bij de raadsenquête toch bekend zou worden.


19 september 2009

De afgelopen twee dagen heb ik mij in twee vergadering kwaad gemaakt over de houding van bestuurders.
Donderdag werd in de commissie Burger en Bestuur De Benchmark Grondbedrijven besproken. Reeds bij het verschijnen van dit meer dan honderd pagina’s grote stuk in juni, had ik het college een brief gestuurd met een elftal vragen (zie www.bsdboz.nl). Het op zich zelve uitgebreide antwoord van 8 juli bevatte nauwelijks inzichten hoe en of het college de mogelijke leerpunten uit de benchmark gestalte wenste te geven. De in de commissie te bespreken raadsmededeling was van hetzelfde laken een pak. Op basis van de feiten, die de afgelopen maanden bekend zijn geworden, zoals de forse verliezen op de plannen Bergse Haven en Markiezaten, mag je toch verwachten dat college en ambtelijk apparaat zich bewust worden van de noodzaak te leren van een benchmark en de principiële bereidheid en wens tonen te leren van anderen. Niets van dat al bleek. Wethouder van der Wegen week in eerste instantie niet af van zijn nuancerende benadering. Sterker nog, hij roemde de transparantheid van ons grondbedrijf en het feit dat het risicomanagement ruim aandacht was gegeven. Voor mij was dit reden om nagenoeg te ontploffen. Dat zogenoemde risicomanagement bestond uit interne controles en audits. Die hebben echter niet geleid tot het tijdig constateren van de misstanden bij de uitvoering van het grondbeleid die tot de zeer forse tekorten op de exploitatie van de Bergse Have leidden. Ondanks de vaak geroemde duostadrelatie, is het nooit gekomen tot ook maar enige vergelijking met het grondbedrijf van Roosendaal. Laat staan van het op basis daarvan leren van elkaars ervaringen.
Mijn conclusie is simpel. Roosendaal heeft een grondbedrijf dat in personeelsinzet kleiner is en gemiddeld lager opgeleid. Zoals zo vaak zijn de mensen die in de praktijk opgeleid zijn, dus zonder al de dure diploma’s, niet alleen goedkoper maar nemen ze ook minder risico’s en boeken misschien wel daardoor (veel) betere resultaten. Ze hebben vast minder visie en zijn vast minder ondernemend dan de nog steeds geprezen Bergse grondbedrijf ambtenaren. Maar hun reserves bestaan deels uit echt geld in plaats van de Bergse “nog te behalen exploitatieresultaten” dus deels gebakken lucht, zo blijkt steeds meer.


 

 

Reacties zijn gesloten.