DE LEEUW EN ZIJN RAADSLEDEN

 

    


| 20-02-2022 |

 

De leeuw en zijn raadsleden is een fabel uit Zambia in de traditie van Aesopus, een Griekse dichter (ca. 620-560 v.Chr.) die bekendheid verwierf door zijn fabels (verhalen) waarin dieren zich gedragen als mensen (personificatie). Het gaat daarbij vooral om de moraal van het verhaal.

De leeuw en zijn raadsleden

Lang geleden leefde er een leeuw die drie raadsleden had: een wolf, een jakhals en een raaf. Koning leeuw regeerde en jaagde, zijn raadsleden adviseerden hem en aten alles wat de leeuw hen gaf. Allemaal waren ze tevreden.

Op een dag kwam een kameel aan in het koninkrijk. Koning leeuw had nog nooit zo’n dier gezien en was nogal nieuwsgierig. “Wie ben je en wat zoek je hier vreemdeling?”, vroeg de leeuw. “Ik ben een kameel en ik zoek bescherming”, was het antwoord. De leeuw vond hem wel aardig en zei: “Blijf bij ons als een gast. Je zal hier veilig zijn.” De kameel aanvaardde de uitnodiging met plezier en bleef van toen af aan bij de leeuw. Hij was er zeer tevreden. Hij had weiden om te grazen, water om te drinken en bescherming van de sterke koning.
Maar op een dag werd de leeuw verslagen door een olifant. Gewond lag hij op de grond, hij kon zich niet meer bewegen en dus ook niet meer jagen. De raadsleden die van de leeuw afhankelijk waren voor hun voedsel, kregen honger. “Wat zullen we doen?” vroegen ze elkaar. “We zullen nooit zelf kunnen jagen”, gaapte de luie wolf. “Laten we de kameel opeten”, stelde de jakhals voor. “De koning zal dat nooit goedvinden”, zei de wolf, “de kameel was zijn gast.” – “Laat mij hem ompraten”, zei de raaf en vloog naar de koning. “Oh, machtige heerser”, sprak hij, “we zijn bezorgd om u. U eet en drinkt niets en we zijn bang dat u zo zal sterven van zwakheid”. – “Je hebt gelijk,” antwoordde de leeuw”, maar wat kan ik doen als ik zelf niet kan jagen?” – “Waarom zou je moeten jagen als een goed maal vlakbij is?”, kraaide de raaf. “Jij denkt zeker aan mijn vriend de kameel, verrader”, sprak de leeuw boos. “Wil je dat ik mijn erewoord breek?” – “U zult het niet hoeven te breken, u zult zien dat de kameel zelf zal komen om zijn eigen vlees te geven. Dan bent u vrij om hem op te eten”, antwoordde de kraai. “Nou, goed dan,” murmelde de leeuw.

De raaf vloog weg naar zijn vrienden de raadsleden en smeedde een complot. Hij vertelde hen wat ze moesten zeggen en hoe ze het moesten zeggen. Toen vroegen ze de kameel om met hen mee te gaan op bezoek bij de koning. Toen ze bij de koning waren aangekomen, nam de raaf als eerste het woord. “Oh, allermachtigste koning”, vleide hij, “Ik zie dat u zal sterven van zwakheid als u niets eet. Maar wij, uw dienaars, geven onze levens voor u. Eet mij en wordt weer sterk”. Nog voor de raaf uitgesproken was, riep de jakhals: “Nee, machtige koning, de raaf heeft maar weinig vlees onder zijn veren en het zal u niet smaken, neem mijn vlees”. Nog voor de jakhals was uitgesproken huilde de wolf: “Nee, waardevolste koning, de jakhals is niet schoon, zijn vlees zal u schaden, eet mij toch” .Maar toen begonnen de raaf en de jakhals door elkaar te schreeuwen. “Nee, nee, neem het wolvenvlees ook niet, het zal u geen goed doen”. De kameel had staan luisteren en dacht: “Dit is mijn kans om de koning mijn dankbaarheid te tonen, maar hij zal het nooit goed vinden”. Zodoende sprak de kameel tegen de koning: “Oh, heerser, als u geen wolvenvlees, ravenvlees of jakhalsvlees kunt eten, neem dan mijn vlees”.

Toen spraken de wolf, de raaf en de jakhals als één stem: “Ja koning, neem hem als maaltijd,” en ze sprongen allemaal op de kameel en verscheurden hem.

Moraal

Velen proberen de burger/kiezer met ‘schone’ woorden te verleiden tot opoffering of tot daden waar men later spijt van krijgt. Ook Harrebomée kent in dit kader enkele wijsheden.

“Bij tijds een zaak voorzien, Is ’t werk van wijze liên” en “In tijds voorzien, Baat alle liên” (Als je op tijd door hebt hoe de vork in de steel zit trap je er niet in).

“Schoone woorden zonder meenen, Die verraders u verleenen” (Vleiers hebben vaak alleen hun eigen belang voor ogen).

“Wat is ten hove ’t grootste kwaad? De pluimstrijkende vos met zijnen raad” (Vertrouw de vleiers niet, zij zijn vaak het grootste kwaad).

 

Louis van der Kallen.



COLLECTIEVE INTELLIGENTIE

 

    


| 16-02-2022 |

 

 

Nu de verkiezingen er weer aankomen Is het zaak eens te analyseren hoe het komt dat Bergen op Zoom de afgelopen jaren in de versukkeling is geraakt. 25 jaar geleden werden de gemeenten Bergen op Zoom en Halsteren bij elkaar gevoegd en samen met wat kleinere grensverschuivingen ontstond een gemeente met een stedelijke kern (Bergen op Zoom) twee dorpen (Halsteren en Lepelstraat) en een buitengebied met wat buurtschappen (zoals; Heimolen, Kladde en Klutsdorp).

Na de verkiezingen in november 1996 was het al duidelijk de stad Bergen op Zoom was overgenomen door haar ommeland. Een relatief lage opkomst in de stedelijke kern en een extreem hoge in de dorpen en buurtschappen brachten de dorpsbewoners aan de macht die ze niet meer af zouden staan. Het was de afkondiging van het naderende einde van Bergen op Zoom als industriële gemeente.

25 jaar zijn verloren. De VVD-strijdkreet: “Bergen op Zoom: Kansenstad” komt mij bijna lachwekkend over. De VVD, 25 jaar in omarming met GBWP heeft ervoor gezorgd dat Bergen op Zoom de gemiste kansenstad is! Hetzelfde heb ik met GBWP, de Halsterse Partij wiens folder de kreet (team@work) groot in witte letters van het paars laat springen. Teamwork? Sinds de herindeling heb ik heel weinig teamwork gezien in de gemeenteraad. Binnen de GBWP-fractie vast wel. De fractiediscipline is goed geregeld. Maar in de raad betekende de overmacht van GBWP en Halsteren een vervagen van de samenwerking en daarmee van de collectieve intelligentie!

Het vervagen van de collectieve intelligentie in de gemeenteraad is manifester geworden met de invoering van de dualisering van het gemeentebestuur in 2003. Coalitiepartijen sloten zich, per gevormde coalitie, aanéén. Er was immers een ‘oppositie’! Samenwerken werd verder ontmoedigd door het afschaffen van de lijstverbindingsmogelijkheden per 1 januari 2018.

Het ging GBWP altijd om macht niet om samenwerken of om het gebruik van het potentieel van de collectieve intelligentie in de raad. Zij waren veruit de grootste en wilde dan ook 2 wethouders!

Het kan anders

Tot 2008 kende de waterschappen en personenstelsel. Dus geen politieke partijen. Ieder bestuurslid zat op persoonlijke titel in het bestuur en was op eigen kracht met een eigen programma gekozen. Dus geen meelifters die op de slippen van de lijsttrekker of op de partijnaam waren gekozen. Voordeel? Je moest wel samen werken. Anders krijg je nooit een meerderheid. Je moest wel luisteren naar de wensen en argumenten van anderen. Je moest wel je eigen verlangens onder woorden brengen en onderbouwen anders haalde je geen meerderheden. Het systeem dwong de gekozenen tot samenwerken. Niemand had de macht van het getal, het waren allemaal individuen. Je werd gedwongen tot teamwork, tot gebruik en de vorming van de intelligentie van het collectief, tot collectieve intelligentie!

Dat was klaarblijkelijk de landelijke partijtijgers in ‘Den Haag’ een doorn in het oog. Onafhankelijke bestuurders die niet ‘dansten’ naar de wensen van ‘Den Haag’. Dat mocht niet blijven. De waterschappen waren in 2008 allang geen ‘boeren-republieken’ meer. Het barstte in de besturen van de goed opgeleide technici van de Technische Hogescholen en van Wageningen, de landbouw Universiteit. Een technische opleiding én vrouw, dan was verkiezing een zekerheid.

Nu heeft het waterschap Brabantse Delta 10 fracties op 30 zetels. Eigenlijk 11 maar Ons Water (mijn club) werkt al sinds 2008 samen met West-Brabant WaterBreed in één fractie. Twee verschillende partijen. West-Brabant WaterBreed (WBWB) heeft in de Algemeen bestuur 3 leden. Alle drie boeren. Dat is al zo sinds 2008. Ons Water heeft in het Algemeen bestuur sinds 2019 4 leden, daarvoor in de periode 2008-2019 3 leden. Al die jaren geen enkele boer. Toen die twee regionale waterpartijen in 2008 gingen samenwerken keken de andere partijen daar raar tegen aan. De toenmalige partijleider van WBWB was nu niet bepaald een linkse rakker. En de partijleider van Ons Water (ik dus) stond en staat nu niet bepaald bekent om zijn rechtse insteek. Lowieke was en is een sociaaldemocraat. Toch kwam de samenwerking tot stand omdat ‘water’ rechts noch links is. De twee partijleiders kende elkaar al vele jaren en wisten wat ze aan elkaar hadden en respecteerden elkaar. Nu werken we 13 jaar tot volle tevredenheid in één fractie samen. Al die jaren wisten we ook in het Algemeen bestuur (AB) en in het Dagelijks bestuur (DB) met de andere fracties samen te werken. Waarom? Omdat we als fractie van zes en als fractie van zeven niet de kaart speelden van de machtsfactor. Als fractie van zes en ook als fractie van zeven gunden we ook fracties met slechts 3 zetels een DB-lid. Waarom? De wens; zo optimaal mogelijk gebruik te maken van de collectieve intelligentie die te vinden is in het gehele AB!

In Bergen op Zoom is het al decennia zo dat GBWP de macht van het getal liet prevaleren boven de wens optimaal gebruik te maken van de collectieve intelligentie te vinden in de gemeenteraad. Dat heeft er structureel, mijns inziens, toe geleid dat van werkelijke samenwerking, ook in de moeilijk tijden, geen sprake is geweest.

Het kan en moet anders

In het BSD-programma voor de komende periode is te vinden: “De BSD heeft het afgelopen jaar intensief samengewerkt in het Links Blok samen met de PvdA, GroenLinks en de SP. Wij zijn voornemens om deze samenwerking voort te zetten en zo mogelijk verder uit te bouwen”.

De vier partijen werken nu ruim negen maanden intensief samen. In 85/90 % van de gevallen spreken we in commissies en raad met één woordvoerder namens het Links Blok. Iedereen heeft kunnen constateren dat die samenwerking niet alleen vergadertijd bespaard maar ook de kwaliteit van de inbreng heeft verbeterd. Met zeven raadsleden is de collectieve intelligentie zichtbaar toegenomen.

Ik constateer, dat feitelijk het CDA, is opgesplitst (CDA en Samen-0164). Geen blijk van samenwerking. Ik constateer tevens dat de VVD is opgesplitst (VVD en Lokaal Realisme). Konden klaarblijkelijk ook niet meer door één deur. En ook Lijst Linssen is een paar leden kwijtgeraakt aan de nieuwkomer Belang van Bergen op Zoom. Ook geen summum van samenwerken.

Drie bestaande partijen die drie kindjes hebben gebaard. Of ze politiek levensvatbaar zijn zal blijken. Wordt ons mooie Bergen op Zoom, met haar ommeland, daar beter van? Ondergetekende betwijfelt het. Het goede voorbeeld van het Links Blok, van de SP, GroenLinks, PvdA en de BSD wordt vooralsnog niet gevolgd. En terwijl voor de eerste stappen in de richting van Bergen op Zoom; kansenstad of van team@work, samenwerking en toeneming c.q. benutten van de collectieve intelligentie in de gemeenteraad, echt nodig is. Nu maar hopen dat de kiezer gaat zien waar en hoe er wel samengewerkt wordt en welke partijen de boel zelfs intern niet bij elkaar kunnen houden. Dat wordt een test voor de collectieve intelligentie van de Bergse bevolking!

 

 

Louis van der Kallen.



WAAR ZIJN ZE GEBLEVEN?

 

    


| 11-02-2022 |

 

 

Als je zoals ik bijna 36 jaar in de gemeenteraad van Bergen op Zoom zit valt op hoe groot de veranderingen zijn. De dualisering is er daar één van. Hoewel de dualisering deels schijn is, de wethouders gaan nog steeds monistisch met hun eigen partijen en de coalitiegenoten om, is de symboliek wel groot. Men is tegen elkaar komen te staan. Coalitie/oppositie. Het samen doen lijkt alleen bij de apolitieke overleggen (presidium en auditcommissie) er nog te zijn. Dat zijn ook de enige bijeenkomsten die aan één tafel plaatsvinden. Collegeleden, ambtenaren en raadsleden aan één tafel!

In de goede oude tijd deden we de commissies ook aan één tafel. In de Witte zaal. In de Witte zaal was er wel een soort van verdeling. Collegeleden en ambtenaren aan de ronding van het hoefijzer voor het raam. Ik zat als politieke splinter altijd op de laatste of één na laatste stoel op de flank rechts van de wethouder, het verst van de deur. Ik zag altijd gelijk wie erbinnen kwam of wegsloop.

1986 waren er 2 grote partijen. De PvdA (9 zetels) en het CDA (8 zetels). De coalitie werd breder samengesteld. De VVD mocht ook meedoen zodat er een coalitie was met een twee/derde meerderheid. In de twee grote partijen was er een duidelijke hiërarchie. Woordvoerders en leerlingen. De eerste vierjaar was je in die partijen een broekie die geacht werd te observeren, te leren en te zwijgen. Dat was ook logisch want bij de ‘langzitters’ zat een grote kennis van de taakgebieden van de gemeente. Maar ook de ‘langzitters’ en de wethouders wisten hun plaats. De echte deskundigheid zat immers bij de ambtenaren. Nog overwegend heren die met hun geëtaleerde kennis respect afdwongen.

Maar met het opkomende neoliberalisme. (Ik schreef er eerder over) nam ook de ‘vrijheid’ van raadsleden toe. Er kwamen steeds meer raadsleden die het ‘beter’ wisten. De grote partijen slonken en de ‘langzitters’ die op basis van hun kennis hun plek verdiend hadden met hen. Het ging steeds meer om hoeveel stemmen iemand haalde en steeds minder over de kwaliteit van een kandidaat raadslid. Het aantal benodigde voorkeursstemmen werd gehalveerd. Je populariteit werd bepalend of je verkozen werd. De alfa’s namen de macht over, de meeste bèta’s verdwenen en met hen hun deskundigheid en ervaring. Ik schreef er eerder over. En met de vele alfa’s verscheen de hijgerigheid, de waan van de dag. Want populair ben je als je de krant haalt. Uiteindelijk drong die hijgerigheid en de alfa-mentaliteit ook steeds vaker door tot de colleges. En daarmee veranderde steeds meer de relaties tussen wethouders en ambtenaren. Waar zijn de Jan Dekkers’en gebleven? Er kwamen steeds meer wethouders met wat narcistische trekjes en met de uitstraling; ik ben de baas, jij doe wat ik zeg! En langzaam kwam het verdwijnen van de assertieve ambtenaar op gang. De blijvers leerden steeds meer zwijgen. En het tijdperk van ongebruikte ambtelijke kennis begon steeds meer vaart te krijgen.

Een trend werd ook dat vakkennis en ervaring niet echt relevant bleek. Niet relevant voor wethouders noch voor ambtenaren, er moest gerouleerd worden, anders ‘roest’ je vast. Ook de titelinflatie begon groteske vormen aan te nemen (het barst op het stadskantoor van de managers ook alleen over zichzelf). Dit speelt niet alleen in Bergen op Zoom. Kijk eens naar de stoelendans naar het nieuwe kabinet. Tal van ministers veranderen van ministerie en portefeuille. Ervaring kennis van de dossiers lijkt van geen belang. Waar krijg ik de meeste publiciteit of is mijn afbreukrisico het kleinst. De nieuwelingen krijgen de rotklusjes met het meeste afbreukrisico’s.

Wie betaald de prijs van het verdwijnen van de deskundigheid uit raad, college en ambtenarij? De burger! Maar ach het is ook de burger die zijn keuzes heeft gemaakt. Alle colleges van Bergen op Zoom, die de schulden hebben gemaakt en de bodemloze putten als de Markiezaten en de Bergse Haven hebben geslagen, waren gebaseerd op ‘stabiele’ raadsmeerderheden. GBWP en VVD waren de vaste leveranciers aangevuld met vaak Lijst Linssen en het CDA en soms D66 of de PvdA en zelfs even GroenLinks.

Het wordt tijd voor een ander beleid. Daar is voor nodig dat de raad meer kwaliteit krijgt. Dat ook de samenstelling van het college en de portefeuilleverdeling tot stand komt met oog op de kwaliteiten en ervaringen van de collegeleden en er een zoektocht begint naar assertieve ambtenaren met passie voor de stad en haar ommeland. Die wel de moed hebben om wethouders en raadsleden tegen te spreken maar ook de kans krijgen om dat te doen in een organisatie die dat mogelijk maakt. En dat ambtenaren hier ook wonen en een blijvende binding krijgen en houden met het beleid wat ze voorbereiden. En dat de kiezer zijn stem niet laat afhangen van liegende of dromende politici (ook hier schreef ik eerder over) maar kijkt en zich afvraagt; welke kandidaten hebben de kennis en ervaringen die de gemeenschap, onze mooie gemeente, nodig heeft om te herrijzen?

 

 

Louis van der Kallen.



BRUIN DE BEER EN REINAARD DE VOS

 

    


| 08-02-2022 |

 

Bruin de Beer en Reinaard de Vos is een middeleeuwse fabel uit ‘Van den vos Reynaerde‘ in de traditie van Aesopus een Griekse dichter (ca. 620-560 v.Chr.) die bekendheid verwierf door zijn fabels (verhalen) waarin dieren zich gedragen als mensen (personificatie). Het gaat daarbij vooral om de moraal van het verhaal.

Op een dag werd Bruin de Beer erop uitgestuurd om Reinaard de Vos bij de koning te laten komen om hem terecht te laten staan voor zijn wanddaden. De tocht van de beer voerde door een duister woud, waar Reinaard zijn jachtgebied had. Uiteindelijk bereikte hij de berg waarop de burcht Malpertuis lag. Dit was Reinaards sterkste vesting, waar hij zich vaak terugtrok als hij in nood was. Bruin ging rustig voor de hoofdpoort zitten en riep Reinaard met luide stem: “Ben je daar, Reinaard? Ik ben Bruin, de boodschapper van de koning. Hij beveelt je met mij mee te komen om terecht te staan voor al je streken. Kom met mij mee, Reinaard, want als je dat niet doet zal de koning je laten radbraken! We zijn toch vrienden, beste vos, dus kom, ga met me mee.”

Bruin de Beer en Reinaard

Op een dag werd Bruin de Beer erop uitgestuurd om Reinaard de Vos bij de koning te laten komen om hem terecht te laten staan voor zijn wanddaden. De tocht van de beer voerde door een duister woud, waar Reinaard zijn jachtgebied had. Uiteindelijk bereikte hij de berg waarop de burcht Malpertuis lag. Dit was Reinaards sterkste vesting, waar hij zich vaak terugtrok als hij in nood was. Bruin ging rustig voor de hoofdpoort zitten en riep Reinaard met luide stem: “Ben je daar, Reinaard? Ik ben Bruin, de boodschapper van de koning. Hij beveelt je met mij mee te komen om terecht te staan voor al je streken. Kom met mij mee, Reinaard, want als je dat niet doet zal de koning je laten radbraken! We zijn toch vrienden, beste vos, dus kom, ga met me mee.”

“Maar Bruin, honing? Dat meen je niet. Hoe kan ik je daar nu een plezier mee doen? Je houdt me voor de gek.” “Reinaard, schei uit, ik meen het. Echt, ik maak geen grap, ik smeek je, breng me naar de honing,” riep Bruin. “Meen je dat nou werkelijk,” vroeg Reinaard. “Maar man, ik kan je zoveel honing bezorgen, dat je het nog niet met zijn tienen op kunt. Dat je dik en rond naar het hof terugrolt.” “Genoeg voor tien beren?” riep Bruin met overslaande stem. “Nou, dan onderschat je me. Ik ben in staat om in m’n eentje alle honing op te eten die er tussen hier en Portugal te vinden is. Als je mij nu naar die honing brengt, zal ik het voor je opnemen bij de koning en je vrijpleiten.” “Beste Bruin, het is geweldig dat te horen,” zei Reinaard. Hij opende de poort en liep naar buiten. “Kom, laten we hier dan niet langer staan kletsen. Volg mij, ik zorg ervoor dat je vandaag meer krijgt dan je kunt verdragen.”

Bruin lette niet op de spottende toon in Reinaards stem, zijn gedachten waren bij de honing. Reinaard volgde een pad dat naar het dorp liep. Daar bracht hij Bruin naar het erf van Lamfroit, de timmerman. Op het erf lag de zware stam van een eikenboom waaruit de timmerman planken wilde zagen. Het eerste begin was gemaakt: Lamfroit had de stam gespleten en in de spleet wiggen geslagen, zoals timmerlieden dat gewoonlijk doen. “Hier is het, waar je zo naar verlangt,” zei Reinaard en hij wees op de stam. “In die boom zit alle honing die je maar wensen kunt. Maar beheers je en eet niet te veel. Het zou me spijten als jou iets overkomt.” ”Wees maar niet bang,” zei Bruin snel. “Overdaad schaadt, zegt het spreekwoord toch?” “Je hebt gelijk, waar zou ik me zorgen over maken,” lachte Reinaard. “Vooruit Bruin, kruip er maar in en ga je gang.”
Dat liet de beer zich geen twee keer zeggen. Hij stak zijn hoofd tot over de oren in de spleet en gebruikte tegelijk zijn beide voorpoten om de heerlijke honing te zoeken. Daar had Reinaard op gewacht. Hij trok met al zijn kracht de wiggen uit de stam en de beer zat klem. Bruin begreep onmiddellijk dat Reinaard hem te pakken had. Luid briesend probeerde hij zich los te rukken. “Maar Bruin,” lachte Reinaard spottend. “Heb je nu al genoeg? Dat valt me van je tegen! Maar wacht, daarginds komt Lamfroit al aan. Hij zal je vast iets te drinken aanbieden, dat hoort immers bij zo’n maal.” En met die woorden haastte Reinaard zich weg, want de timmerman was inderdaad onderweg.
De timmerman zag verbaasd hoe een beer op zijn erf beklemd zat in de eik. Hij bedacht zich geen ogenblik, rende het dorp in en riep luidkeels om hulp. Een grote groep dorpelingen kwam toegesneld, gewapend met stokken, dorsvlegels en rieken. Hugo met de kromme benen was er, en Ludolf met de kromme vingers, en ze waren erg wreed tegen Bruin. De een liep met een stok te zwaaien en de ander had een loden bal aan een touw die hij om zich heen slingerde. Baerdeloge en Avesoete, Abelquack en vrouw Brave, allen stonden Bruin naar het leven. Zelfs de pastoor rende de kerk uit met zijn kruisstaf, en zijn vrouw Julocke volgde hem met haar spinrok in de hand.

Bruin hoorde hen komen en begreep dat zijn dood nabij was. Wanhopig probeerde hij zich los te rukken, en eindelijk was zijn hoofd vrij. Maar ach, hij verloor daarbij een deel van zijn hoofdhuid en ook een oor. Daarna moest hij nog zijn voorpoten loswringen. Ook dat lukte, al bleven daarbij zijn huid en nagels achter in de boom. Het bloed liep Bruin in de ogen en door een rood waas zag hij de menigte op zich afstormen. De beer zette het op een lopen, maar bij de rivier werd hij ingehaald door de dorpelingen. Normaal zou niemand van hen de strijd met een beer aan durven gaan, maar bij deze mismaakte stumper zagen zij hun kans schoon. De een sloeg, de ander stak en weer een ander liet de zweep knallen. Zelfs de oude wijven uit het dorp sloegen er met hun stokken op los. Lamfroit was het felste, hij haalde uit met zijn bijl en raakte Bruin tussen kop en hals. Een ogenblik was de beer verdoofd, toen sprong hij met zijn laatste krachten naar voren en wierp een stel vrouwen in het water. Een van de vrouwen die in het water spartelden was Julocke, de vrouw van de pastoor. Toen die zijn vrouw in nood zag, riep hij met luide stem: “Parochianen, help! Mijn vrouw verdrinkt! Een volle aflaat van een jaar en een dag voor hem die haar uit het water haalt!” Een volle aflaat, vergiffenis voor alle zonden, dat wilden de dorpelingen wel. Ze bedachten zich geen moment en lieten Bruin met rust. Die profiteerde daarvan door in de rivier te springen en zo te ontkomen. Bruin liet zich met de stroom meedrijven, en verdoofd strompelde hij een kilometer verder de oever op. Daar vervloekte hij Reinaard, die hem in deze ellendige toestand had gebracht.

Reinaard had intussen goed gebruik gemaakt van de situatie. Hij ving een vette kip op het erf van Lamfroit en ging daar snel mee vandoor. Op een berg buiten het dorp verslond hij de kip. De schranspartij en de middaghitte maakten hem dorstig. Daarom daalde hij af naar de rivier om daar zijn dorst te lessen en verkoeling te vinden. Hij mompelde in zichzelf: “Dit is allemaal prima gegaan. Degene die mij de meeste schade kon toebrengen voor het hof, is dood. En er is niemand die mij ervan kan beschuldigen.” Hij had die gedachte nog maar net uitgesproken, toen hij Bruin op de oever zag liggen. “Vervloekte Lamfroit,” zei Reinaard kwaad. “Je bent nog stommer dan een zwijn. Ik gaf je die beer zowat cadeau en je laat hem ontsnappen, jij stommeling! Van zijn vlees had je minstens een week kunnen eten, en die prachtige huid, wel die ben je nu echt kwijt.” De vos zuchtte en sloop dichterbij om zijn machtige vijand eens goed te bekijken. Toen Reinaard zag hoe erg Bruin eraan toe was, kon hij het niet laten de beer te bespotten. “God zegene u, beste priester,” sprak hij met luide stem. “Kent u de rover Reinaard? Nou, kijk dan maar eens goed, want het rode gevaar staat voor u. Van welke orde bent u eigenlijk, want uw bloedrode kap komt mij onbekend voor. Ze hebben wel een deel van uw oor weggeschoren toen uw tonsuur werd aangebracht. Staat u op het punt te gaan zingen of bidden? U hebt uw handschoenen immers uitgetrokken?”

Bruin werd woedend van dat getreiter, maar hij wist dat hij niet in staat was Reinaard te pakken te nemen. Hij rolde zich naar de rivier, om aan de spottende woorden te ontkomen. Weer liet hij zich met de stroom meedrijven en kroop toen uitgeput aan land. Hoe moest hij in ’s hemelsnaam weer bij het hof van de koning komen? Lopen ging immers niet. Ten einde raad ging hij op zijn billen zitten en hopte zo voort. Als hij te moe werd, rolde hij om en om, en zo wist hij uiteindelijk het hof te bereiken.

Moraal

Er zijn vele notoire schurken als de vos Reinaard en vele ontlopen door valse praatjes hun straf. Soms worden mensen door leugens en valse voorwendselen verleid onschuldigen te straffen. Moge deze fabel u doen beseffen dat er vele vossen Reinaarden onder ons zijn die met hun ‘zoete’ verhalen en ‘schone’ beloften ons arme zielen trachten te verleiden tot wandaden in hunner voordeel. Zoals stemmen op hen op basis van valse of weinig realistische beloften.
Harrebomée zou zeggen: “Betrouw de liên, maar weet wel wiên” (weet wie je kan vertrouwen).

 

Louis van der Kallen.



    


REHABILITATIE

 

    


| 07-02-2022 |

 

VVD-adviseur Soumaya Sahla heeft haar functie bij de VVD opgegeven. Het lijkt erop dat de VVD haar heeft laten vallen mede door opmerkingen van een Tweede Kamerlid van een andere partij. Sahla was in 2014 (negen jaar na haar arrestatie) door het gerechtshof tot drie jaar veroordeeld wegens verboden wapenbezit en het lidmaatschap van een verboden terroristische organisatie, de Hofstadgroep. Bij de strafoplegging heeft het Hof meegewogen dat zij toen afstand had genomen van de ideeën die zij negen jaar daarvoor had omarmd. Daarna heeft zij blijk gegeven haar leven in een andere richting te hebben geleid en haar maatschappelijke betrokkenheid getoond door actief en constructief meewerken aan een aanpak van de het radicale gedachtengoed. Ze volgde een studie politicologie en daarna ontfermde VVD-coryfee Frits Bolkestein zich over haar. Ik ben geen fan van Frits Bolkestein maar als zo’n persoon met die statuur zich over de ‘terroriste’ Sahla ontfermd en zijn imago aan haar verbindt geeft mij dat enig vertrouwen in haar ‘bekering’ tot goed burgerschap. Het lijkt er nu op dat de VVD alsnog, onder druk van mogelijk negatieve electorale effecten, ervoor kiest om niet achter haar te gaan staan. Wanneer sluit de samenleving iemand, die ‘gezondigd’ heeft weer in haar armen en krijgt die persoon weer een kans om zijn of haar bijdrage aan de samenleving te leveren?

Voor mij roept dit voorval herinneringen op aan een tweetal andere zaken. De eerste is Willem Aantjes. Zijn zonden kwamen pas meer dan 30 jaar na de daad boven tafel. Ook hij was lid geweest van een in mijn ogen terroristische organisatie de Waffen SS c.q. Germaanse SS. Ik ben opgevoed door een moeder die, als zij de mogelijkheid had gehad, eigenhandig iedere SS’er vlak na de oorlog had geëxecuteerd. Ze had zich zeker als vrijwilliger gemeld voor het vuurpeloton. Toch heeft zij mij ook geleerd ieder mens te beoordelen op zijn daden en een kans te geven op rehabilitatie als hij zijn zonde had erkent en boete had gedaan voor zijn zonden. Aantjes had zich in de jaren na de oorlog ontpopt als een dienaar van het volk. Onder andere als fractievoorzitter van de ARP (Anti Revolutionaire Partij) en als medeoprichter van het CDA. Opvallend was dat veel ARP leden net als CPN leden actief waren geweest is het verzet. Ook Aantjes wisselde totaal van gedachte of ging hij, net als Sahla, fout in zijn jeugd door de omstandigheden waarin hij zich toen bevond. Van echt eerherstel is het niet gekomen. Dat werd in 2004 door de CDA partij top afgewezen.

Ik ben niet van het vergoelijken van de daden van Sahla of Aantjes. Sahla heeft haar straf na de veroordeling ondergaan en zich daarna met hulp van Frits Bolkestein ontwikkeld tot een burgeres die zich inzet voor het openbaarbelang. Aantjes kwam zelf tot de inzet voor het openbaarbelang en werd alsnog nadat zijn verleden openbaar werd door zijn omgeving gestraft. Beiden krijgen/kregen, ondanks hun onmiskenbare inzet voor het goede, een soort van levenslang. De vraag is wie of wat wordt ermee gediend?

Ik zelf heb in mijn politieke activiteiten zulke vormen van levenslang ook mogen ervaren. Personen de na een (jeugd)zonde vele jaren werkten als vrijwilliger bij tal van maatschappelijke instellingen en in de politiek en overal en altijd beschikbaar waren voor mensen met een probleem. In mijn ogen hadden zij vele malen hun ‘schuld’ aan de maatschappij ingelost. Toch kreeg zo’n persoon vanwege de eerdere ‘zonde’ geen koninklijke onderscheiding. De regels waren een belemmering vertelde de burgemeester.

Ik ben, zonder de daden weg te poetsen, als het past voor vergeving. In de voorbeelden hadden de personen ernstige fouten gemaakt. Allen hadden nadien hun leven ten goede gekeerd en waren zich in gaan zetten voor de samenleving. Allen hadden getoond te hebben geleerd van hun fouten. Allen hadden zich naar mijn inzicht volledig gerehabiliteerd!!

Maar de maatschappij kijkt er soms anders tegenaan. Dat vind ik jammer en een verlies voor de samenleving. Ook nu zijn er jonge mensen die foute en domme dingen doen. Moeten we die voor de rest van hun leven behandelen als paria? Of moeten we die als ze gemotiveerd zijn tot verandering, eventueel met behulp van mensen als Frits Bolkestein, een kans geven alsnog goede burgers te worden. Dat is voor hen beter en voor de samenleving. Ze kunnen de bakens en leermeesters worden en zijn voor degenen die nog iets te leren hebben.

In de strijd tegen radicalisme en terrorisme is het goed van alle kennis gebruik te maken. Bij het inschatten van iemands verleden en daarmee het risico is een goed hulpmiddel een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG). In mijn denken is in een democratie alleen de rechter bevoegd tot strafoplegging. Als deze tot uitvoer is gebracht en de ‘zondaar’ daarna aantoonbaar het rechte pad is opgegaan en door zijn of haar daden blijk geeft een goede burger of burgeres te zijn geworden wordt het tijd dat politici onderbuikgevoelens achter zich laten. Ik geef mensen die geleerd hebben van hun zonden graag een kans. Omdat ik weet dat veel mensen hun (nieuwe) kansen te ontnemen hen niet helpt maar de samenleving ook niet. Geef ze kansen en eer hen ook als eer hen ook toekomt voor hun daden.

Ik besef heel goed dat er ook slachtoffers zijn. Dat weten de zondaars ook. Hun inzet na de zonde is vaak ingegeven door dat besef. Dat is hun boetedoening die vaak veel verder gaat dan de rechter ooit heeft opgelegd. Publieke steniging is allang bij wet afgeschaft. Nu nog in onze harten.

 

Louis van der Kallen.



LEVEN IN DE WAARHEID

 

    


| 14-01-2022 |

 

 

Michael Ignatieff wijdt in zijn boek Troost (als licht in donkere tijden) ook een hoofdstuk aan Václav Havel die zijn hele leven probeerde ‘in waarheid te leven’ in een poging anderen te inspireren. Hij ging ervan uit dat ‘de laatste rechter’ alles, ook de kleinste zaken zou meewegen. Hoewel hij zijn hele leven, bijna als geen ander, aan kritisch zelfonderzoek had gedaan was hij bang voor dat oordeel.

“Poging om in de waarheid te leven” was ook de titel van het essay waarmee Václav Havel probeerde de dagelijkse leugen van de macht te doorbreken.  Een tijdgenoot was Milan Kundera. Kundera was een schrijver die de moed, na de Russische inval in 1968 die een eind maakte aan de Praagse lente, opgaf. En in 1975 verhuisde naar Frankrijk.

Kundera was berustend zo bleek uit een tekst als: ‘Geschiedenis is een slimme godheid, die ons alleen maar kan vernietigen, bedriegen, misbruiken of op zijn best voor de gek houden.” Havel dacht daar heel anders over “de geschiedenis is niet iets wat elders plaatsvindt maar hier. We leveren er allemaal een bijdrage aan.”

De één had de hoop na 1968 opgegeven de ander vond, ondanks de onzekere uitkomst van al je inspanningen, in die gebeurtenis inspiratie. In 1986 drie jaar voor hij zijn land naar de vrijheid zou leiden zei Havel; “Hoop is bepaald niet hetzelfde als optimisme. Het is niet de overtuiging dat iets goed gaat komen, maar de zekerheid dat iets zinvol is, hoe het uiteindelijk ook uitpakt.”

Als lokaal politicus vraag ik mij soms, als ik om mij heen kijk, ook af in welke waarheid leven ik en mijn collega’s? Hoe kunnen inzichten soms zo verschillen? Waarom zie ik iets wat anderen klaarblijkelijk niet zien of willen zien? Waarom denk ik of hoop ik dat het straks (na de gemeenteraadsverkiezingen in 2022) anders zal gaan? Word ik op mijn oude dag een soort van Kundera die de moed opgeeft? Of ben ik een soort van Václav die tegen beter weten in de Via Dolorosa blijft volgen?

De eerlijkheid gebied mij te zeggen; dat wat ik doe als Bergs politicus wel een lijdensweg lijkt, maar ik die met enig plezier afwandel. Natuurlijk had ik liever dat men bij tal van zaken naar mij was geluisterd. Bijvoorbeeld over de risico’s van plannen zoals de Berge Haven en de Markiezaten, over de schulden opbouw enzovoort. Maar gedane zaken nemen geen keer en uiteindelijk zullen wij als politici en als Bergse burgers de gevolgen moeten dragen. Havel kwam vlak voor zijn dood tot de conclusie dat mensen en ook hij índerdaad zelf hun geschiedenis scheppen, maar niet zoals ze zelf willen of hopen.

Of we ‘leven in waarheid’ zullen we allereerst zelf moeten beoordelen. Wat of wie zien we als we in de spiegelkijken? Wie willen we uiteindelijk zijn? Een Havel? Een Kundera? Of ons zelf? Wat vrezen we als onze ziel gewogen wordt?

 

 

Louis van der Kallen.



FAKKELMYSTERIE

 

    


| 12-01-2022 |

 

 

Ik ben misschien een oude dwaze man die hecht aan tradities en het gebruik van symbolen. Eén van de symbolen is de fakkel, toorts of flambouw als brenger van het (goddelijk) licht in een duistere wereld.

Ik ben al vele jaren een volksvertegenwoordiger en heb openbare ambten bekleed op waterschappelijk, provinciaal en gemeentelijk niveau. Het rare is dat veel van degenen die zeggen een volksvertegenwoordiger te zijn eigenlijk niet geconfronteerd willen worden met het ‘volk’. Toen ik in de jaren tachtig van de vorige eeuw voor het eerst geroepen werd tot een openbaar ambt stonden van alle raadsleden; het adres en telefoonnummer gewoon in de gemeentegids. En toen er emailadressen kwamen, stonden ook de emailadressen in die gids en op gemeentelijke websites. Ga nu eens kijken op een gemeentelijke website van wie u nog een adres, telefoonnummer of eigen mailadres kunt vinden. Veel raadsleden verstoppen zich achter het adres van een griffie.

Toen gemeenten en waterschappen nog kleinschalig waren kenden velen hun raadsleden, wethouders, burgermeesters en waterschapbestuurders bij naam en kwamen ze die gewoon in het dorp of stad tegen. Ook die mensen kochten gewoon brood bij de bakker en was het gemeentehuis nog een gemeenschapshuis op een centrale plaats in dorp of stad. Kijk eens rond waar nu gemeentekantoren zich bevinden? Vaak niet meer in het centrum van de gemeenschap.

Of het nu aan de opschaling ligt of aan iets anders, maar veel bekleders van openbare ambten en volksvertegenwoordigers duiken in de anonimiteit. Ze vinden het eng als iemand weet waar hij of zij woont. Sommigen worden zelfs boos als er iemand voor de deur op duikt en een gesprek wil of op andere wijze zijn of haar gedachten tot uitdrukking brengt. Als voorbeeld de fakkeldrager voor het huis van een minister.    

De fakkel, toorts of flambouw kennen een lange geschiedenis. Fakkeldragers brengen licht in de duisternis. Soms is dat licht of de boodschap (mede) symbolisch bedoeld. Voorbeelden zijn; de 4/5 mei vrijheidsfakkel, de olympische vlam/fakkel (in Nederland in 1928 heringevoerd) de fakkelparade van de KMA, de fakkels voor de vrede in de kersttijd in Tilburg, fakkeltradities in veel berggebieden bij zonnewende momenten, de fakkel als seinmiddel in het donker (hier is het licht, dit is de boodschap), ‘de Fakkel’ als naam voor een tijdschrift of instelling (wij brengen licht in de duisternis), bijvoorbeeld dat van een tijdschrift wat in 1940 in Batavia werd opgericht als voortzetting van de Gids nadat Nederland bezet werd, met een boodschap van ‘vrijheid’, ook ‘de Fakkel’ als naam van een vereniging (zoals een landarbeidersbond opgericht in 1900). Kortom gedragen fakkels kunnen een heel andere betekenis hebben dan een bedreiging. Het dragen van een fakkel kan de uit te dragen boodschap versterken en beklemtonen deze boodschap verdiend aandacht.

Ik kan niet kijken in het binnenste van de fakkeldrager voor het huis van een minister. Maar wat zijn de feiten. Er droeg iemand een fakkel op de openbare weg en riep wat leuzen. Op zich lijkt mij dat niet strafbaar. De fakkeldrager filmde zijn ‘optreden’ wat zegt dat over zijn motieven? Mensen mogen mijns inziens kont doen van hun mening. Als iemand zich dan bedreigd voelt wat zegt dat dan over de situatie en over die persoon? En wat zegt alle media-aandacht voor deze fakkeldrager over onze samenleving?

Bij mij als lokaal politicus komen soms mensen aan de deur. Soms is dat een aangenaam gesprek soms ook niet. Vaak laat ik iemand gewoon binnen, soms ook niet. Je maak een inschatting. Voel ik mij wel eens ongemakkelijk? Soms, maar dat hoort er mijns inziens gewoon bij het volksvertegenwoordiger zijn. Als politicus maak je deel uit van een besluitvormend systeem. En niet iedereen wordt blij van de besluiten die genomen worden.

De fakkel als lichtbrenger waardeer ik. Het is gebaseerd op eeuwen oude tradities. Soms doorontwikkeld tot iets moois als een flambouw (een mobiele godslamp) die voorafgaat aan een priester bijvoorbeeld in een prossessie of bij een bezoek aan een stervende. De fakkel een toorts of een flambouw brengen licht en dat licht symboliseert de kwaliteit van de boodschap, of zoals bij de fakkeldrager voor het huis van de minister, het protest.  

Volksvertegenwoordigers en dragers van een openbaar ambt ga terug op het pad van de vaak gekozen anonimiteit. Volksvertegenwoordiger of bekleder zijn van een openbaar ambt is geen anoniem beroep maar hoort een roeping te zijn. Een roeping die zegt hier ben ik en dit is mijn boodschap. Kan je de hitte niet verdragen ga dan uit de keuken!

Ik begeef mij al jaren met regelmaat met een ‘praatpaal’ op straat om ook buiten verkiezingstijd het gesprek met burgers in alle openbaarheid aan te gaan. En dat kan ook zonder beveiligers. Maar vermoedelijk ben ik een oude dwaas die de tekenen des tijds niet begrijpt en is Bergen op Zoom een heel andere plek dan waar de minister woont. Ik wil best erkennen dat tijden en omstandigheden veranderen en veranderd kunnen zijn. Dan geef ik personen als de minister in overweging eens te overdenken hoe dat komt? Misschien wel om dat steeds meer mensen die ‘volksvertegenwoordiger’ willen zijn zich verschuilen achter anderen en voor gewone burgers niet meer benaderbaar zijn. Geen adres, geen telefoonnummer, geen eigen emailadres. Geen stad- of gemeentehuizen meer op de centrale markt maar gemeentekantoren met poortjes en beveiligers aan de randen van de bebouwde kom en een leger aan PR-mensen. Misschien is dat wel de oorzaak van de huidige fakkelhysterie. Misschien is het wel tijd voor sommige politici, in het kader van verandering van de bestuurscultuur, de fakkel over te dragen!

 

 

Louis van der Kallen.



DE PRIJS VAN HET NEOLIBERALISME

 

    


| 07-01-2022 |

 

 

Ik zit bijna 36 jaar in de gemeenteraad van Bergen op Zoom en ben al dit tijd ook de politiek leider geweest van de BSD. Als je zolang in de raad zit valt op hoe groot de veranderingen zijn. Toen ik in 1986 in de raad kwam waren er 2 grote partijen. De PvdA (9 zetels) en het CDA (8 zetels). Ik werd door velen beschouwd als de 10e PvdA zetel. Binnen 2 jaar kwam men erachter dat het toch iets anders was. Ik maakte het alle wethouders moeilijk en zeker de PvdA wethouder met het milieu in zijn portefeuille.

De raad van toen telde 29 leden waarvan een enkeling vrouw was en niemand met een achtergrond als ‘nieuwe’ Nederlander. Ik was al een buitenbeentje. Geen geboren Bergenaar en dan op titel van een lokale partij! Ik werd al gecorrigeerd door de burgemeester als ik bijvoorbeeld een woord als ‘kulargument’ gebruikte. Pieter Zevenbergen tolereerde een dergelijk taalgebruik niet. Dat soort woorden werden geschrapt uit de notulen! Nu worden veel schofferende woorden op het ‘hoogste niveau’ gebezigd alsof de straat zich de politieke zetels heeft toegeëigend.  

Het lijkt wel of tal van morele tradities overboord zijn gegooid of in de goot zijn terecht gekomen. Het rare is het opleidingsniveau van de politici is verhoogd en het beschavingsniveau lijkt recht evenredig gedaald.   

Is het toeval dat het door mij waargenomen verval gelijk op is gegaan met de omarming van het neoliberale gedachtengoed door een steeds groter wordend deel van de kiezers. Zelfredzaamheid en marktwerking waren de ‘toverwoorden’. De ‘staat’ moest worden uitgebannen en het bedrijfsleven kreeg alle ruimte. Ook de sociale woningbouw werd geprivatiseerd. Nu blijkt dat de woningmarkt niet werkt. Nu wonen voor grote groepen onbetaalbaar en onbereikbaar is geworden wordt er weer gekeken naar de overheid. EXTRA GELD!

De geprivatiseerde zorg toont dezelfde manco’s. Ziekenhuizen kunnen failliet gaan en de zorgverzekeringen maken qua zorg de dienst uit. Mijn waarneming als politicus en ook als toezichthouder bij een kleine zorginstelling is dat de bureaucratisering in de zorg onvoorstelbare vormen heeft aangenomen. Maar ook dat iedere veerkracht om financiële redenen uit de (zorg)systemen is gehaald. Bij de pandemie die ons trof bleek dat de simpelste hulpmiddelen ontbraken en werden zelfs louche figuren ingeschakeld om basale hulpmiddelen aan te schaffen. De ‘markt’ bleek een verrijkingsmachine!

Nu beroept het in het neoliberalisme opgevoede volk zich nu op tal van vrijheden. Zelfontplooiing is het parool. Terwijl tal van maatregelen simpelweg noodzakelijk zijn om de gevolgen van de pandemie op de gezondheidzorg enigszins in de hand te houden. De met neoliberale argumenten uitgeklede zorg kraakt en piept en is feitelijk tot op het bot uitgewoond. En de burger die eist zijn vrijheid op. Inschikken, incasseren, afwachten, gehoorzamen is verleerd. Ook de trouwe aanhangers van het neoliberale gedachtengoed, de ondernemers leren hun handen op te houden. En dat bij een overheid die ieder vertrouwen heeft verspeeld door bijvoorbeeld de toeslagenaffaire. Electoraal effect? De twee neoliberale partijen zijn de grootsten en blijven, ondanks tientallen jaren falend beleid, regeringsdeelnemers. Ze mogen gewoon doorgaan.

Normaal spreek ik mij niet uit over de landelijke politiek. Want als raadslid ga ik er niet over. Maar als raadslid heb ik steeds meer last gekregen van de landelijke puinhoopmakers. Nieuwe ministers, ze gaan gewoon door, alleen met meer geld alsof dat de oplossing is om de vertrouwenscrisis te doorbreken. Het geld gaat weer verdeeld en besteed worden met dezelfde systemen/principes: kostenreductie, controle, outputmanagement, concurrentie, markering en vooral protocollen. Geen flexibiliteit en ambtelijke vrijheid voor maatwerk.

Zeker op de ‘hogere’ niveaus lijkt de politiek een carrièrekeuze. Passie lijkt er alleen nog tot uiting te komen in grof taalgebruik. Passie voor ideeën of het vak zie ik slechts bij enkele ideologische stuiptrekkingen en bij een enkele ‘verdwaalde’ echte volksvertegenwoordiger. En met het verdwijnen van het vliesje van beschaving in de raadzalen en in het parlement klopt de straat, het gepeupel, op de deur en eist zijn door het neoliberalisme beloofde ‘vrijheid’ op. Het wordt tijd dat de staat de burger weer leert samen te leven. Bij een pandemie zal dat betekenen: meer gehoorzamen, afwachten, incasseren en inschikken. Want alleen samen kunnen we de wereld die veranderd is weer op een beter pad brengen. Zullen we maar eens starten met de geprivatiseerde woningmarkt qua sociale woningbouw te nationaliseren en eindelijk weer echt sociaal maken. Want om met Jan Schaefer te spreken “In gelul kan je niet wonen”. Het wordt tijd dat naast de neoliberale vrijheid ook gelijkheid en broederschap aandacht gaan krijgen. Anders wachten er steeds meer revoluties, oproer, demonstraties en rellen.

 

 

Louis van der Kallen.



DE PEST

 

    


| 25-12-2021 |

 

 

Michael Ignatieff wijdt in zijn boek Troost (als licht in donkere tijden) ook een hoofdstuk aan Albert Camus en belicht de totstandkoming van zijn boek “De Pest” (1947). Voor een groot deel geschreven in de bezettingsjaren in Frankrijk. De roman heeft het karakter van een allegorie omdat het verhaal symbool lijkt te staan voor de bezetting. Diverse uitspraken van de hoofdpersonen zou je ook in het licht kunnen plaatsen van de bezetting en hoe je als mens reageert op zoiets als een bezetting door een wreed regime?

”De meeste mensen lieten zich met de stroom meedrijven” (de meeste mensen komen niet in verzet). “De onredelijke stilte van de wereld” (waar blijft de bevrijding). “Een morele plaag, die iedereen isoleerde en tot wederzijdse achterdocht leidde” (collaborateur of verzetsstrijder, niemand is te vertrouwen). “Toeschouwer blijven was niet meer mogelijk” (het onrecht is zo groot, passief blijven is verraad aan de eigen ziel). “Sanitaire brigades” (verzetsgroepen). “De pestbacil sterft nooit of verdwijnt niet voorgoed, dat hij jarenlang een sluimerend bestaan kan leiden in meubels en linnenkasten, dat hij zijn tijd beidt in slaapkamers, kelders, koffers en boekenkasten en dat er misschien een dag zou komen waarop hij, voor de verdoemenis én verlichting van mensen, zijn ratten weer op hitst en laat doodgaan in een gelukkige stad.” Een foute demonische ideologie blijft onder ons en wacht zijn tijd af om te herrijzen en ons weer in het verderf te storten.“Niets weerhoudt een pandemie ervan om uit te breken en als een zeis door onze zekerheden te gaan.” De bezetting van Frankrijk in de meidagen van 1940 ging als een zeis door de zekerheden van de Fransen. Niets was meer wat het leek. Zelfs de held van Verdun, Henri Philippe Benoni Omer Joseph (Philippe) Pétain bleek een verrader, een collaborateur die een dictatoriaal staatshoofd werd van het Vichy-Frankrijk en collaboreerde met Nazi-Duitsland.

Velen kijken nu naar de Coronapandemie als een totale verstoring van onze samenleving en onze zekerheden en die leidt tot een voor ons ongekende polarisatie.

De roman van Camus, kan ook nu allegorische vergelijkingen oproepen. De tegenstellingen in de samenleving komen steeds meer bovendrijven. Ook nu weten velen niet meer wat is waar of wat is echt en wie is betrouwbaar? Angst en eigenbelang trekken diepe sporen, ten tijde van de pest, ten tijde van de bezetting en ook nu.

 

 

Louis van der Kallen.



HIERVOORMAALS

 

    


| 04-01-2022 |

 

 

In het boek ‘Troost’ van Michael Ignatieff staat een korte dialoog tussen James Boswell die David Hume bezocht terwijl deze op zijn sterfbed lag. “Boswell was nieuwsgierig ‘of hij met de dood voor ogen volharde in zijn ongeloof in een bestaan hierna’. Hume antwoordde kortaf dat hij het niet ongemakkelijker vond om zich een hiernamaals voor te stellen dan een ‘hiervoormaals’ voorafgaand aan zijn geboorte.”

Het was een stukje tekst die mij aan het denken zette. In de 73 jaar van mijn leven waren er momenten dat ik ergens kwam dat ik dacht, nee zeker wist, dat ik er al eens was geweest. Een plek waar je thuiskomt, terwijl je objectief weet dat is onzin. Ik ben hier niet eerder geweest. Soms kom je iemand tegen die je echt voor de eerste keer spreekt waarbij je een bijna absoluut gevoel hebt dat je die persoon als het ware al tientallen jaren kent. Hij of zij voelt vertrouwd. Zonder dat je kan duiden waar of wanneer dat dan geweest zou zijn of in welke hoedanigheid of relatie.

Het overkomt mij zelden maar als het gebeurd is het een bijna overweldigende ervaring. Je thuis voelen of vertrouwd voelen op een plek of bij een persoon is voor een mens, ook voor mij, belangrijk. Ik had dat soort ‘plek’ ervaringen op Føroyar de Faeröer eilanden. Een foto van zo’n plek siert al jaren mijn facebookpagina. Mijn zoon en ik zijn daar al 3 keer op vakantie geweest. En plek waar 12 graden in juli een warme dag is en als het vijf uur niet regent hebben ze daar een gezegde voor; “Onze-Lieve-Heer is ons vergeten”. ‘Normale mensen denken dan; geen aantrekkelijke vakantieplek! Ook op de Shetland eilanden heb ik dat gevoel mogen ervaren.

Mijn genen stammen van een rooms-katholieke vader en gereformeerde moeder zij besloten de kinderen niet te dopen, maar ze wel te informeren over alle grotere wereldgodsdiensten. In mijn opvoeding kreeg ik van veel godsdiensten dus wat mee. Mijn ouders gaven mij elementen mee van een drietal protestante richtingen, het katholicisme, Grieks en Russische orthodox, richtingen van de Islam (soennitisch, sjiitisch en alevitisch), Joods, boeddhisme, taoïsme, confucianisme, hindoeïsme en zelfs het shintoïsme hetgeen mijn vader beschouwde als de godsdienst van de vijand. Ik moest later maar kiezen of en hoe ik eventueel het religieuze aspect in mijn leven wenste in te vullen. Als ik MOET kiezen zou ik kiezen voor het boeddhisme. Het ontwikkelen van de geest, het kiezen van het eigen levenspad zijn elementen die mij aanspreken.

Vele religies en filosofen doen uitspraken over het ‘hiernamaals’. Over het ‘hiervoormaals’, het; waar waren we (mens en dier) voordat we geboren werden en was of is er ook daar een bewustzijn? Zijn godsdiensten een stuk minder mededeelzaam. Alleen bij geloofsrichtingen (zoals het hindoeïsme en boeddhisme) die de reïncarnatiegedachte aanhangen is er iets over te vinden. In westerse esoterische groeperingen wordt het idee van reïncarnatie soms ook aangehangen, hoewel niet altijd op dezelfde wijze. In navolging van de theosofie gaan ook de antroposofen, de rozenkruisers en andere esoterische groepen (sommige wicca-aanhangers) geregeld uit van reïncarnatie.

In de abrahamistische religies is zoiets als een ‘hiervoormaals’ nergens aan de orde. In de Bijbel, de Thora en de Koran is over een ‘hiervoormaals’ niets te vinden. Terwijl het ‘hiernamaals’, het paradijs, vele malen wordt vermeld.

De godsdiensten waar reïncarnatie een element is gaan wel uit van het idee dat je een vorig leven had en dat dit bepaald hoe je nieuwe leven er uitziet gaat zien, maar ook daar is altijd sprake van een ‘eerste leven’. Dus de ‘hiervoormaals’ bij reïncarnatie zijn, na je start, de “hiernamaals” van je eerdere levens. Wat zou ik graag meer weten over mijn ‘hiervoormaals’ en de motieven om mij in dit leven te plaatsen. Al was het maar om een antwoord te vinden op de vragen die leven in mijn hoofd; wanneer en onder welke omstandigheden ben ik op de voor mij herkenbare plekken geweest of heb ik de personen eerder ontmoet van wie ik het gevoel heb ze eerder gekend te hebben?

 

 

Louis van der Kallen.