EENZAAM 4

 

    


| 12-11-2020 |

 

Mensen die zich genegeerd of niet gewaardeerd voelen door hun partner, familie, vrienden, buren, medeburgers, werkgever(s), gemeenschap, politici en overheid ervaren dat als (vormen van) eenzaamheid. Ook het gevoel economisch buitengesloten te zijn, leidt tot gevoelens van eenzaamheid. Economen als Martin Sandbu stellen dat de keuze voor Trump in 2016 of het stemmen voor de Brexit in het VK of de opkomst van de Gele Hesjes in Frankrijk de politieke gevolgen zijn van het gevoel economisch en politiek buitengesloten te zijn. Onzeker werk, lage lonen, globalisering, automatisering, technologisering, deregulering, verstedelijking, vervreemding, en kleine baantjes en daarmee een groeiende ongelijkheid versterken het gevoel van uitsluiting en van eenzaamheid. Kortom: een steeds onzekerder toekomst, terwijl anderen wel lijken gehoord te worden en vooruitgang ten deel te vallen.

Door de versoberingen in de sociale zekerheid en de veranderingen in (lokale) sociale structuren zoals verenigingen – dit mede door de corona maatregelen – worden die gevoelens versterkt. De machtsverschuiving van vakbonden en kleine bedrijven naar de eigenaren van grote (tech-)bedrijven spelen daarbij ook een rol. Het gevoel ‘we doen er niet meer toe’ neemt dan de overhand en wordt dan omgezet in vormen van protest, zoals kiezen voor Trump, Brexit en protest tegen de ‘gevestigde’ orde. En zo treedt de eenzame, de uitgestotene toe tot nieuwe vormen van verbondenheid. Zich één voelen in die nieuwe groep van eensgezinden. Zoals dat vroeger ervaren werd met collega’s en in de vakbond en nu weer in stromingen die ergens tegen protesteren.

Het collegiale verbond is verbroken, soms door technologische vernieuwingen maar vaker door het flexibiliseren van de arbeid door inhuur en het “ver-ZZP-en” van de werkgelegenheid. Steeds andere collega’s waarmee je niet meer samenwerkt maar waarmee je in concurrentie bent gekomen. Wie wordt morgen, volgende week of volgende maand voor de volgende klus ingehuurd?

Steeds meer mensen zijn beroofd van hun verworvenheden. Machteloos, monddood en langzaam maar zeker, stukje bij beetje onzichtbaar geworden voor de beslissers.

En dan sluipt de reactie erin: we vechten terug. Maar tegen wie of wat? De EU? De gevestigde orde van de (oude) politieke partijen? De regering? Tegen vaccinatie? Tegen 5G? Tegen de politie? Tegen de uitvoerders van die verdomde coronamaatregelen? Hoe? Ontkennen we de (oorzaken van) klimaatveranderingen? Geven we ons over aan complottheorieën? Gaan we protesteren? Slaan we net als de vroegere Luddieten de machines in puin? Stichten we brand in antennemasten? Gaan we ons organiseren in nieuwe vakbonden? Bedreigen we de ‘boosdoeners’? Of ‘leven’ we ons anoniem uit op de sociale media waar we totaal min of meer straffeloos los kunnen gaan? Voor mij zijn het tal van uitingen van eenzaamheid, van een schreeuw om gerechtvaardigde aandacht. IK BEN ER OOK NOG!

Zijn de Trump’en of Johnsons van deze wereld de oplossing? Ik denk het niet. De moraliteit moet terug in de politiek en in het economisch systeem. Het neoliberale systeem is totaal uit de bocht gevlogen. De ‘rijkdomen’ van deze wereld moeten rechtvaardiger worden verdeeld. En dat is niet alleen werk en geld. Maar ook en vooral stappen die helder maken U DOET WEL MEE. U WORDT GEZIEN! Waar zijn de leiders waarvan we zien, voelen, weten: die staat ergens voor? Die maakt deel uit van een zuil, een club waartoe ik wil behoren. De mens, ieder mens wil gewaardeerd en begrepen worden en ieder mens wil werk verrichten waar hij/zij een belangrijke bijdrage aan kan en wil leveren. Hij of zij wil weer weten: IK DOE ER TOE.

 

Louis van der Kallen.


    

EENZAAM 3: “DE POLITIEK”

 

    


| 11-11-2020 |

 

In het boek “de eenzame eeuw” gaat Noreena Hertz in op de rol van de politiek en samenleving op de toename van eenzaamheidsgevoelens. Zij definieert het in haar boek als volgt: “eenzaamheid als een interne toestand, maar ook als een existentiële situatie – in persoonlijk, maatschappelijk, economisch en politiek opzicht.” Dit betekent feitelijk dat veel eenzamen geen steun meer ervaren in een sociale context en zich buitengesloten voelen in politiek en economische opzicht.

Eenzaamheid op die wijze bezien is versterkt door tal van door de politiek vormgegeven veranderingen zoals verstedelijking, individualisering, privatisering, marktwerking, opschaling, globalisering en een toenemende ongelijkheid van inkomen, vermogen en kansen. De politiek is feitelijk steeds meer burgers gaan uitsluiten. Naar mijn beleving is dat sluipenderwijs ontstaan. Zo kijk ik nu tegen het afschaffen van de stemplicht heel anders aan dan toen ik pas mocht stemmen. Nu realiseer ik mij dat met het afschaffen van de stemplicht verhoudingsgewijs veel burgers aan de ‘onderkant’ van de samenleving zijn vervreemd van het steeds elitairder geworden politieke systeem. Een groot deel van het ‘klootjesvolk’ is effectief uitgeschakeld. Stemmen werd in mijn jeugd gezien als een burgerplicht. Feitelijk is er een keuzedrempel gecreëerd: ga ik wel of niet stemmen? Dit heeft er toe geleid dat een deel van het volk – de niet-stemmers – niet meer vertegenwoordigd is en dat vaak ook zo voelt. Dat is slim verkocht als democratisch. Op dezelfde manier is het risico van een volksleger geëlimineerd door de dienstplicht af te schaffen. Zo is ook het leger elitair geworden.

De prijs die nu betaald wordt, is dat tal van maatschappelijke verworvenheden verloren gaan en vele zich buitengesloten, machteloos, ondergewaardeerd, onbegrepen, monddood en onzichtbaar voelen. ONZICHTBAARHEID is naar mijn gevoel het woord dat het beste een ervaren eenzaamheid omschrijft.

Eenzamen zijn onzichtbaar geworden. De politiek merkt ze niet meer op, tenzij ze zich zichtbaar maken in demonstraties zoals de gele hesjes. Of wanneer ze plotseling voor de deur van een politicus staan en de aandacht opeisen. Dan wil de ‘volksvertegenwoordiger’ niet dat het volk weet waar hij woont!

Ik draai al heel lang mij in de lokale politiek en in de waterschapwereld. In de loop der tijd is de afstand tussen kiezer en gekozene enorm gegroeid. Overheden zijn door fusies en herindelingen opgeschaald naar een grootte die er toe heeft geleid dat de kloof tussen gekozene en kiezer haast onoverbrugbaar is geworden.

Waren er in 1950 nog 1015 gemeenten nu nog 355. In 1950 waren er nog circa 2600 waterschappen in Nederland, nu nog 21. Om de schaalvergroting in mijn eigen waterschap, de Brabantse Delta aan te duiden: zij kende circa 230 rechtsvoorgangers. Met als gevolg dat steeds minder mensen een waterschapbestuurder of gemeenteraadslid kennen. Hoe kan je volksvertegenwoordiger zijn als je gemeente meer dan 60 dorpen/kernen kent. Toen ik in 1986 raadslid werd stonden de namen, adressen, telefoonnummers van de raadsleden gewoon in de gemeentegids. Dat is allemaal verdwenen. Op de websites van de meeste gemeenten zijn nog wel de namen te vinden maar niet de adressen of telefoonnummers van de raadsleden. Zelfs hun emailadres is vaak verdwenen. Mail maar naar de griffie!

Hoezo volksvertegenwoordiger? Een kamerlid dat boos is dat het volk weet waar hij woont. Hoe gek kan het worden? Geen wonder dat velen zich niet gehoord voelen. De volksvertegenwoordiger van nu wil klaarblijkelijk het ‘volk’ niet kennen. Het gevolg is dat de onzichtbaren hun rechtmatige plaats in deze wereld opeisen. Desnoods onzichtbaar achter de computer via de ‘sociale’ of informele media. Zij willen gehoord worden!

 

Louis van der Kallen.


    

EENZAAM 2

 

    


| 26-10-2020 |

 

In een eerder opiniestuk schreef ik over de inspiratie die het boek  “De eenzame eeuw” van Noreena Hertz mij gaf. De subtitel van het boek is: “Het herstellen van menselijk contact in een wereld die steeds verder ontrafelt”.

Ook mijn wereld is steeds verder ‘ontrafeld’. Steeds meer sociale verbanden zijn de afgelopen decennia ontrafeld, van elkaar losgeraakt.

In mijn jeugd had vermoedelijk niemand in mijn straat een bankrekening. De huisbaas, de man van de begrafenispolis, de melkboer, de schillenboer, de ijscoman (de zomer) en vele anderen gingen langs de deuren. De salarissen – toen nog gewoon weekloon geheten –  werden nog in pergamijn zakjes in baar geld op vrijdag of zaterdagmiddag door de werkgever uitbetaald. Vrijwel niemand had een telefoon. Als de huisarts gebeld moest worden, betaalde je een duppie aan de trotse eigenaar. Waar je in zijn of haar gang belde. In de straat of de buurt kende men elkaar en als iemand overleden was, kleurde de straat wit. Iedereen hing witte lakens voor de ramen. Thuiszorg als organisatie bestond nog niet. ‘Thuiszorg’, dat deden de buren. Als mijn moeder voor de zoveelste keer opgenomen werd in het Delta Ziekenhuis of in het Zuiderziekenhuis zorgde de buurvrouw voor mij. Mijn natje en droogje werden verzorgd inclusief het op tijd naar bed sturen. Tante Truus die geen tante was maar een buurvrouw vond dat vanzelfsprekend. De buurmannen namen dat jochie wiens vader zo vroeg was overleden mee naar de ‘voetbal’ of de Kuip waar toen nog een sintelbaan in lag voor de speedway. Er waren in bijna iedere straat buurtwinkeltjes, vaak was dat een kruidenier die ook waterstoker was. Op maandagmorgen nog voor de schoolgang haalden de jongens daar de emmers warm water voor moeders was.

De sociale verbanden waren sterk. Terugdenkend aan de ‘goede oude tijd’ denk ik dat het woord eenzaam nog moest worden uitgevonden. De girodienst was vermoedelijk één van de eerste stappen naar de sluipende vereenzaming. De  werkgevers namen het initiatief. Al snel kwam de huisbaas en de premieophalers niet meer langs de deur. En ook de gang naar de spaarbank met het spaarboekje of met de metalen spaarpot waarvan het sleuteltje beheerd werd door de meneer achter de balie van de spaarbank kwam teneinde. Toen kwam de supermarkt. Simon de Wit, de Gruyter, de Vivo en de Végé  en vele anderen begonnen de kleine buurtkruideniers, de groenteboeren, de melkboeren, de slagers en de tabakshandelaren op te ruimen. Waarna zij zelf in ijltempo opgegeten werden de AH’s en recenter door de Jumbo’s van deze wereld. Het aantal sociale contacten nam af. Het ‘kastje’ kwam in ieder huis. Vertier kwam daarmee steeds meer van de straat naar binnen. Ook de vakbonden veranderden van karakter. De bonden fuseerden en de plaatselijke kantoortjes/vakbondswinkeltjes en de lokale partijkantoortjes verdwenen.

Werden we bewust stapje voor stapje, sluipenderwijs geïsoleerd? Vervreemd van onze sociale basis! Was er van den beginnen een neoliberale agenda van vervreemding en individualisering om een einde te maken aan het eendracht maakt macht-principe van de vakbeweging en het socialisme?

In volgende opiniestukken zal ik de ontrafeling verder duiden en aangeven hoe we stappen kunnen zetten naar herstel van het menselijke contact dat wij mensen zo nodig hebben. Soms met nieuwe bindingsvormen zoals de gele hesjes en de witte marsen.   

 

Louis van der Kallen.


    

TERUG

 

    


| 19-10-2020 |

 

Recent leeft de discussie over roofkunst ofwel oorlogsbuit weer op. De Raad van Cultuur kwam met het advies “buitgemaakte cultuurgoederen onvoorwaardelijk teruggeven”. Ook staat de Congolese activist Mwazulu Diyabanza terecht wegens (poging) tot diefstal. Zijn verdediging: “Je vraagt een dief toch geen toestemming om terug te nemen wat hij gestolen heeft.”

Nu is oorlogsbuit niet iets exclusiefs voor de koloniale oorlogen. Piet Hein haalde voor de Republiek der Verenigde Nederlanden de zilvervloot binnen. Tal van schatten en kunstwerken werden ook bij Europese oorlogen geroofd en sierden nadien de paleizen van vorsten en de adellijke veldheren die als overwinnaars geëerd werden. Ook in de bodem van de Scandinavische landen worden met regelmaat Vikingschatten gevonden, die geroofd zijn uit de rest van Europa. Moeten ook die terug? Op naar het Nacional del Prado in Madrid met een grootse (geroofde) collectie Nederlandse meesters! Want Sinterklaas brengt ze niet mee als hij komt vanuit Madrid!

Het is een moeilijke discussie. Waar zijn de objecten het meest op hun plaats? Ze maken deel uit van meerdere geschiedenissen. Van de verliezers en de overwinnaars. Wie is nu de ‘rechtmatige’ eigenaar en wie is de morele eigenaar? Waar is een object, dat ook deel uitmaakt van  de universele geschiedenis van de mensheid het meest op zijn plaats? Als het architectonische elementen zijn, is het antwoord voor mij simpel. In het oorspronkelijke bouwwerk waar het uit gesloopt is. Maar als het om kunst of juwelen gaat is het veel minder helder, zeker als de verblijfs- en eigendomsgeschiedenis van het object niet gereconstrueerd kan worden. Ook de vraag of het object op enig moment is aangekocht, verkregen als gift of geroofd is, kan hierbij relevant zijn.

Waar begint of eindig het? Ik zag laatst op TV een documentaire waarin een Noor uitgedorst als Viking een verklaring gaf waarom de Noorse en Zweedse vrouwen zo mooi zijn. Dat was in zijn verklaring het gevolg van vrouwenroof op de legendarische Viking-strooptochten in West Europa waarbij de mooiste vrouwen werden meegenomen naar Noorwegen. Wil Mwazulu zo dadelijk ook de ‘gestolen’ genen terug? En hoe zit het dan met de ‘gestolen’ woorden? Zo is ons mooie ‘pienter’ afkomstig van het Javaanse ‘pinter’. En wat als woorden tijdens spionagemissies ‘gestolen’ zijn? Zo is het evident dat tsaar Peter de Grote (1672-1725) Nederland en Engeland heeft bezocht en van ons meerdere woorden heeft ‘gestolen’. Zoals de nu Russische woorden: bakbort, stirbort en kajutjunga. En wat doen we met ons ‘pierewaaien’? Wat duidelijk ‘gestolen’ is van het Russische pirowat. Vermoedelijk toen het schip van Peter de Grote Amsterdam aandeed om onze scheepswerven te bezoeken en de passagierende Russische matrozen de bloemetjes buiten zetten en wat ‘cadeautjes’ uitzetten bij ‘onze’ vrouwen. Moet dat nageslacht, omdat we die gehouden hebben, ook terug?

Hoe je het ook wendt of keert: oorlogen, bezoeken en de koloniën zijn een gezamenlijke geschiedenis. De uitkomsten in goederen, taal, cultuur en de in mensen verpakte genen zijn producten van die gezamenlijke geschiedenis. Het wordt tijd dat we die geschiedenis aanvaarden en omarmen.      

 

Louis van der Kallen.


    

EENZAAM

 

    


| 12-10-2020 |

 

Vorige week was de week tegen eenzaamheid, met een heus actieprogramma en tal van activiteiten ook op lokaal niveau. Veel lokale wethouders deden prachtige uitspraken zoals wethouder Lars van der Beek van Woensdrecht:  “Het is een breed probleem maar iedereen kan iets betekenen”, met zoals gebruikelijk een verwijzing naar een website!

Ook de kranten gaven aan het thema ruime aandacht; op 3 oktober jongstleden  kwam ik het eerste artikel tegen in de Volkskrant over het nieuwe boek van Noreena Hertz  “De eenzame eeuw”. Direct besteld bij boekhandel Quist in Bergen op Zoom en dinsdag opgehaald. De titel sprak mij meteen aan. En niet zonder reden. Ook ik zie de vereenzaming al jaren om mij heen en sinds vorig jaar mei mijn echtgenote Ank, na bijna 51 jaar huwelijk, overleed word ik mij er steeds pijnlijker van bewust wat het is om zonder een vanzelfsprekend maatje door het leven te moeten. Het boek gaat in op wat er in de maatschappij de afgelopen decennia is veranderd en hoe de mens aan het vervreemden is van zijn sociale contacten en verbanden. Het lezen is voor mij ook een route naar zelfanalyse. Als mens maar ook als politicus.

Al in het eerste hoofdstuk kwam ik de UCLA Loneliness scale tegen. De invuloefening was een harde spiegel. Ik scoorde heel ruim boven de score waarbij je in dit onderzoek als ‘eenzaam’ zou worden beschouwd. In de UCLA methode worden ook de relaties gemeten met de werkgever, medeburgers, politici, instanties en de overheid. Dat ik hoog score vind ik op zich niet verwonderlijk. Ik word al vanaf mijn jeugd beschouwd als een ‘einzelgänger’ , opgegroeid met vrijwel geen familie en met een aantal autistische trekjes. Altijd gedreven bezig met kennis opdoen en met die kennis politiek bedrijven. In mijn jeugd één vriend en na mijn verhuizing uit Rotterdam (toen ik 16 was) eigenlijk geen vrienden meer maar wel veel collega’s. Nooit uitgegaan. Gelukkig dacht Ank toen ze mij tegen kwam: ‘pik in t’s winter’ waarna de thuisbasis op orde was. Ze liet dit kleine mensje leven in zijn eigen vreemde politieke en bedrijfswereld. Een rare mensachtige die verdwaald is in de politiek. Maar er zijn meer van die mensen wiens wereld overhoop wordt gehaald door een plotselinge gebeurtenis en nu ook door ‘corona’.

“De eenzame eeuw” heeft als subtitel: “Het herstellen van menselijk contact in een wereld die steeds verder ontrafelt”. Ik zie in mijn rol als politicus ook de verantwoordelijkheid om daaraan te gaan werken. Uit onderzoek blijkt dat eenzaamheid dodelijk kan zijn! Het is in ieder geval een ernstige aantasting van de levenskwaliteit van velen.

Het kan werken. Even dromen. Denk eens aan Ebenezer Scrooge in het kerstverhaal van Charles Dickens. Zijn transformatie van gierige uitgedroogde zuurpruim tot gulle weldoener maakte hem en de ontvangers gelukkiger. Samen met anderen kunnen we “de eenzame eeuw” ombouwen tot de maatschappelijke eeuw. Daar kunnen we vanaf nu een begin meemaken. De komende tijd kan de lezer meer artikelen van mijn hand verwachten over hoe die omslag te maken. “De eenzame eeuw” is voor mij een niet af te wijzen inspiratiebron.       

 

Louis van der Kallen.


    

HET MODERNE PISKIJKEN

 

    


| 06-10-2020 |

 

Piskijken was eeuwenlang voor ‘medici’ een manier om de gezondheid en toekomst van de patiënt te kunnen beoordelen. In feite is er nog niet zo heel veel veranderd. We gaan nog steeds met enige regelmaat met onze (ochtend)urine of met de ontlasting naar de dokter. Sinds de komst van ‘corona’ is het ‘piskijken’ gecollectiviseerd via onderzoek naar virussen in het rioolwater; het wordt wetenschappelijk aangepakt om de verspreiding van het coronavirus te kunnen meten. Ik lees al jaren “Riolering”, het onafhankelijke vakblad voor rioleringszorg en stedelijk watermanagement.

In de augustus/september editie van dit jaar staan maar liefs twee artikelen over virussen in rioolwater. En wat blijkt? Als men oude monsters bekijkt,  blijkt ‘het coronavirus’ al veel langer aanwezig! Aldus een epidemioloog van de universiteit van Oxford. Wetenschappers in Brazilië vonden in rioolwater al sporen in november 2019 en in rioolmonsters uit Milaan en Turijn al in december 2019. De epidemioloog uit Oxford vermoedt dat het nieuwe coronavirus ook doorgegeven wordt via riolen en gedeelde toiletten. Dus niet alleen via de lucht!

Maar nu er echt naar gekeken wordt, duiken in het onderzochte rioolwater ook oude bekenden op zoals het poliovirus waar we sinds 1957 tegen gevaccineerd worden en waarvan we – buiten een enkele uitbraak onder niet-gevaccineerde groepen – denken het in Nederland uitgebannen te hebben.

De artikelen riepen bij mij weer herinneringen op aan mijn jeugd. De paniek onder ouders als het gerucht ging dat er in de wijk of op school een verdacht geval van polio/kinderverlamming was geconstateerd. De moeders stormden de klassen binnen en haalden hun ‘jong’ uit de klassen. We werden thuisgehouden en mochten niet buitenspelen of naar vriendjes. Zelfs niet op hetzelfde trappenhuis. Dat is me vaak overkomen. De rust keerde pas terug als de huisarts uit de buurt iedereen verzekerde dat het vals alarm was. Dat was het gelukkig in mijn straat altijd. Ik herinner mij geen kinderen uit mijn jeugdomgeving die polio hebben gehad.

Hoe anders was de kinkhoest. In mijn straat zijn in één winter drie kinderen overleden. Zelf had ik het toen ook. Ik was vijf jaar. In mijn herinnering waren toen alle kinderen in mijn straat ziek. Ik herinner nog de angst en paniek in de ogen van mijn moeder als ik een benauwdheidsaanval had. Daarom begrijp ik de nu bij velen levende weerzin tegen vaccinaties niet zo goed. Veel vaccinaties hebben het mogelijk gemaakt dat ziekten als kinkhoest en polio grotendeels uit het collectieve bewustzijn zijn verdwenen en dat kinderen niet meer plotseling door moeder of vaders in totale paniek uit de klas worden gehaald. Hoe zalig is het als de blijvende vroege herinnering aan je moeder niet de angst in haar ogen is.    

 

Louis van der Kallen.


    

BERGEN (IN DE TOEKOMST)?

 

    


| 29-09-2020 |

 

Soms vraag ik mij af, of wij we in het verleden inspiratie zouden kunnen vinden voor de bestuurlijke toekomst van Bergen op Zoom. Toen de heerlijkheid Bergen op Zoom eind 13e  eeuw ontstond, waren er een fors aantal verbonden ambtsgebieden. Grofweg bestond de heerlijkheid uit: De Poorterij van Bergen op Zoom, Halsteren, Rubeere, Noordland, Noordgeest, Zuidland, Moerstrate, Wouw, Zegge, Rucphen, Voornseinde, Zuidgeest en Putte. In deze gebieden had de Heer van Bergen op Zoom de rechtsmacht in alle graden. Ook vielen de woeste, niet ontgonnen gronden onder zijn macht en volledige bevoegdheden. Beperkt onder zijn rechtsmacht vielen de gebieden waar een leenheer functioneerde, zoals de Heren van Boudenspolder, Beijmoeren, Hildernisse, Woensdrecht, Hoogerheide en Ossendrecht. Huijbergen werd kerkelijk bestuurd.    

In daaropvolgende eeuwen breidde de macht van de Heren van Bergen op Zoom zich geleidelijk uit. Vooral door aankopen, ontginningen en inpolderingen. De leengoederen werden met uitzondering van Ossendrecht en Hoogerheide opgeheven en vielen eind achttiende eeuw volledig onder de bevoegdheden van de Heren van Bergen op Zoom. Door ontwikkelingen en inpolderingen waren  eind achttiende eeuw de volgende gebieden deel gaan uitmaken van de heerlijkheid: Oud- en Nieuw Beijmoer, Auvergne en Oud Glymes, Heijningen, Fijnaart, Standaardbuiten, Oudenbosch, Nieuw en Oud Gastel.  Huijbergen, de St Maartenspolder en Hoeven werden deels kerkelijk bestuurd.

Van het westelijke deel van Noord-Brabant vielen alleen Willemstad, Prinsenland, Steenbergen, Vossemeer en Roosendaal niet in het Markizaat.

Met gebieden buiten de heerlijkheid bestonden wel relaties; zo was Woensdrecht gekocht van de Heren van Kruiningen. Er werden leenrechten afgekocht die onder het Zeeuwse leenrecht vielen (Hildernisse, de heer Boudenspolder, Oud- en Nieuw Beijmoer). Ook werden regelingen getroffen rond Hertogelijke enclaves zoals onder Wouw, Heerle en Borgvliet.

In de zeventiende eeuw kende de heerlijkheid in haar rechtsgebieden een tiental rentmeesterschappen: Halsteren, stad en Vierschaar, Wouw, Zuidkwartier (globaal wat nu de gemeente Woensdrecht is), Oostkwartier (globaal de gebieden Oud-Gastel, Oudenbosch, Rucphen, Voornseinde, Hoeven en de St Maartenspolder), Heer Jansland (Nieuw Gastel), Standaardbuiten, Fijnaart, Ruigenhil (Willemstad) en Heijningen.

Geld en gewenste bestuurskracht waren de drijvende kracht achter de uitbreidingen. Zaken gingen gewoon beter als ze centraal en éénduidig worden aangestuurd.

Ten tijden van de Bataafse Republiek (1795-1806) vervielen de feodale bestuursvormen en werden dorpen en steden – naar Frans voorbeeld –  gelijkgesteld in de nieuwe bestuursvorm van gemeenten. In de Staatsregeling des Bataafschen Volks van 1 mei 1798 werd bepaald dat deze gemeenten administratieve eenheden waren met uitvoerende taken. In de Staatsregeling (1801) werd de zelfstandigheid van gemeenten erkend en kregen ze de bevoegdheden om zelf het plaatselijke bestuur in te richten. Alle dorpen die deel uitmaakten van de Heerlijkheid werden zelfstandig. Bestuurlijk een enorme versnippering. Misschien wordt het tijd om oude tijden te laten herleven. Maar nu wel met de gebieden die er buiten vielen zoals o.a. Steenbergen en Roosendaal. Breda als buur lijkt mij wel wat. Dan zijn we ook van een heleboel gemeenschappelijke regelingen af.

Ik ben benieuwd wat Jan metten Lippen ( Jan II van Glymes) van mijn gedachtespinsels gevonden zou hebben.

https://kijkopbergenopzoom.nl/opinie-bergen-in-de-toekomst/

 

Louis van der Kallen.


    

GEWETEN

 

    


| 21-09-2020 |

 

Ik verbaas mij steeds vaker over wat ik allemaal waarneem in deze wereld. Het lijkt wel of logische normen en waarden er niet meer toe doen. Ik schreef eerder (2017) over de veranderingen bij bondgenoten en wat dat zou kunnen betekenen voor onze bondgenootschappelijke relaties met hen. Van dankbaarheid voor de bevrijding tot bewustwording van de manco’s in hun normen en waarden. Ik schreef in april 2019 over het gebrek aan moreel leiderschap en in datzelfde jaar schreef ik over de moderne wereld die welvaart en materieel bezit boven welzijn stelt.  In juli van dit jaar schreef ik over de veranderende normen en hoe de oude Grieken bij de morele beoordeling van  een regime keken naar de waarde van moraliteit en de balans tussen volk en regerende klasse.

De afgelopen weken viel mij een drietal zaken op dat de vraag opriep: welke rol speelt het eigen geweten nog,  is er in de (politieke) samenleving nog een zedelijk bewustzijn?

  • De leugenachtigheid van een ‘wereldleider’;
  • De populariteit van een nu overleden lid van het Amerikaanse Hooggerechtshof (the ‘notorious’). In Nederland vermoed ik dat nog geen 1% van de bevolking een naam zou kunnen noemen van een lid van onze Hoge Raad. Voor mij kan een Hooggerechtshof alleen haar, in mijn ogen, noodzakelijke morele gezag handhaven als zij volstrekt apolitiek is. Daar past bekendheid en populariteit niet bij!;
  • In eigen land trof mij de krantenkop “Kan een officier van justitie vrijwilligerswerk doen?”. Ik vond het een rare vraag. Natuurlijk kan dat en het is zelfs gewenst om een goed contact en begrip te hebben met de samenleving. De krantenkop had kunnen luiden “Kan een officier van justitie een zaak doen waarbij hij of zij persoonlijke betrokkenheid ervaart?”. Mijn antwoord; nee dan kan niet! Zelfs de schijn van belangenverstrengeling dient vermeden te worden. Dat schrijft ieder integriteitsprotocol, dat ik ken, voor!

Als ik twijfel ervaar over de betekenis van woorden of begrippen pak ik graag terug op oude, niet door de moderne tijd of door andere culturen bedorven boeken. Langgeleden hebben Ank en Ik het “Woordenboek der Nederlandsche taal” (WNT) gekocht. Samengesteld tussen 1871 en 1887 en gepresenteerd in 1887 op het 20ste Taal- en Letterkundig congres te Amsterdam. Bijna twee meter verklaringen van Nederlandse woorden.   

Daaruit leer ik dat, er een verwantschap is tussen geweten en weten waarvan het voltooide deelwoord ook: geweten is. Maar geweten in de betekenis van: bewustzijn van goed en kwaad is niet hetzelfde als het voltooide deelwoord. “Het spreekt echter van zelf, dat geweten den invloed van conscientia (bewustzijn) heeft ondergaan met geweten in den zin van met medeweten (WNT)”. De betekenis met betrekking van de kennis van goed en kwaad is relatief jong vermoedelijk ontstaan in de 17e eeuw. Geweten blijkt ook een meer Noordnederlands woord te zijn. Vlaamse en Zeeuwse schrijvers gebruik(t)en vaker het woord gewisse dat ook in Vondel’s Gijsbrecht nog voorkomt “ick heb een rein gewisse”.

Soms zou ik de ‘leiders’ van deze wereld om met Vondel te spreken; “zoo strafwaerdigh zy, als vernuftelozen, onder schijn van hun bezwaert geweten t’ ontlasten, haer uitroocken”.

https://kijkopbergenopzoom.nl/opinie-geweten/

 

Louis van der Kallen.


    

RECHTVAARDIG?

 

    


| 16-09-2020 |

 

De bijstand wordt geacht een vangnet te zijn van waaruit de ontvangers geacht worden zich weer uit omhoog te trekken naar een positie dat zij – ook financieel – weer voor zichzelf kunnen zorgen. Daartoe zijn er allerlei plannen bedacht om de bijstandtrekkers te helpen weer financieel zelfstandig te worden.

Zo worden en werden uitkeringstrekkers gestimuleerd ondernemingen op te zetten en maatschappelijk te participeren bijvoorbeeld met behulp van een stichting structuur. Dat klinkt logisch, rechtvaardig en verstandig. Helder is ook dat de weg van uitkeringstrekker naar succesvol ondernemerschap lang en grillig kan zijn. Niet ieder ondernemingsplan of ideaal leidt snel tot het zo gewenste succes. Zeker in een tijd van razendsnel oplopende werkloosheidscijfers en toenemende armoede is het mooi als mensen een start proberen te maken met een (nieuwe) onderneming of stichting om daarmee iets te betekenen voor zichzelf en de samenleving.  

Het Besluit Bijstandverlening Zelfstandigen (BBZ) is voor menig beginnend ondernemer een mijnenveld. Zo blijkt een marginale zelfstandige geen zelfstandige als bedoeld in het BBZ. Marginaal zelfstandigen zijn zelfstandigen die slechts een bescheiden inkomen genereren uit hun bedrijfje. Feitelijk kan een sociale dienst je op enig moment en soms zelfs al bij de start tot marginaal zelfstandige verklaren. De gevolgen zijn groot en buitengewoon ontmoedigend als je probeert je financieel en mentaal uit de armoede van de bijstand te verheffen. Sterker nog: je wordt verder in de armoede gedrukt.

Dat het netto inkomen wat een zelfstandige genereert geheel of grotendeels gekort wordt op de uitkering snapt iedereen en vindt iedereen logisch. Als je tot marginaal zelfstandige door de sociale dienst wordt verklaard wordt niet je netto inkomen verkregen uit je bedrijfje gekort op je uitkering, maar het gehele inkomen. “Bij de vaststelling van het in aanmerking te nemen inkomen is geen ruimte voor verrekening van verwervingskosten. Directe en indirecte bedrijfskosten blijven in beginsel dus buiten beschouwing en worden niet op de inkomsten in mindering gebracht.” “Alle eigen inkomsten van bijstandsgerechtigden, waaronder begrepen worden de inkomsten uit marginale zelfstandige activiteiten dienen in beginsel voor 100% in mindering te worden gebracht op de van toepassing zijnde bijstandsnorm.” Aldus Centrale Raad van Beroep uitspraken.

Dit betekent concreet dat als je tot een marginale zelfstandige wordt verklaard door de sociale dienst je kosten als inkoop, porto, verpakking en bankkosten vaak niet verrekend kunnen worden om te komen tot het netto inkomen. Je wordt dan voor de volle 100 % van de omzet gekort op je uitkering. Hoe ‘geweldig’ helpt de wetgever de uitkeringstrekker om uit de armoede te komen. Je wordt er feitelijk als marginale zelfstandige verder in gedrukt. Tijd voor verandering. Tijd voor echte hulp. Tijd voor rechtvaardigheid!  

https://kijkopbergenopzoom.nl/opinie-rechtvaardig/

 

Louis van der Kallen.


    

DE ÉÉN ZIJN DOOD

 

    


| 25-08-2020 |

 

Als iemand overlijdt, is dat een verlies voor zijn omgeving en een verlies aan alles wat in zijn of haar brein is opgeslagen. Maar het betekent ook vaak dat zijn nalatenschap anderen inspireert. Soms is het omdat in een in memoriam zijn of haar werk weer wordt belicht en soms is het omdat de feitelijke, materiële nalatenschap een ‘nieuw leven’ krijgt. Zo hebben vanuit de nalatenschap van de oud-archivaris van Bergen op Zoom Willem van Ham mij een aantal documenten en boeken bereikt die mij aanzetten tot nader onderzoek en beschouwingen naar de waterschapgeschiedenis van onze West-Brabantse regio.
In de stukken die ik uit de nalatenschap ‘Van Ham’ heb mogen ontvangen zaten twee A’4-tjes, vermoedelijk in de jaren vijftig zestig van de vorige eeuw met de typemachine aan beide zijden beschreven en aangevuld met de vulpen. De A’4-tjes bevatten gegevens omtrent de ontwikkeling van de tarieven van meer dan 150 regionale waterschappen over de periode 1914- 1955.
 
Bij de ruim 150 waterschappen op de “Van Ham A’4-tjes” zaten veel namen die ik niet direct kon thuisbrengen. De tarieven verschilden enorm. In 1955 kwam je tarieven tegen van 54 cent per hectare (Brabantse Biesbosch) tot 65 gulden per hectare (Hogerwaard, op de grens van Noord-Brabant en Zeeland). Ook binnen gemeenten konden de tarieven per hectare enorm verschillen. Als voorbeeld de gemeente Bergen op Zoom. Voor waterschap De Zoom 66 cent, voor waterschap De Augusta 12,88 gulden en voor waterschap De Gertruidapolder 50 gulden per hectare.
 
Niet altijd is nu goed te duiden wat dit soort verschillen veroorzaakte. In 1955 waren de meeste waterschappen echte polders. Het grootste deel van de hoge zandgronden waren nog niet gebracht onder waterschapbeheer.
 
Wat ook verbaasde, is het verloop van de tarieven tussen 1914 en 1955. We komen stijgingen tegen van circa 2200 procent (van 0,12 naar 2,63 gulden per hectare) bij het waterschap de Bovenmark. Maar ook een prijsdalingen zoals van bijvoorbeeld 10 % bij het waterschap Vliert en Ertveld (van 22,53 naar 20,45 gulden per hectare). In 40 jaar een daling van het tarief.
 
Wat nieuwsgierig maakt, is hoe bij fusies de prijsverschillen werden verwerkt. Wat ik graag zou weten, is hoe dat bijvoorbeeld is gegaan bij de vorming van het waterschap de Agger in 1988 waar 13 waterschappen werden samengevoegd tot één nieuw De Agger. De tarieven verschilden in 1955 nog enorm van 0,66 (de Zoom) en 1,00 gulden ( Noordkil van Ossendrecht) als twee laagste tot de 11 andere waterschappen die tarieven hadden tussen de 12,88 (de Augusta) tot 45,25 gulden per hectare (De Zuidpolder onder Ossendrecht). Natuurlijk waren de tarieven in 1988 tijdens de fusie vast anders dan in 1955. Maar de verschillen zullen in 1988 nog steeds groot geweest zijn.
 
Als raadslid maak ik met regelmaat discussies mee over de verschillende tarieven bij verschillende gemeenten. Zeker als bijvoorbeeld weer een vergelijkend onderzoek de media heeft gehaald. Dan wordt over een verschil van 20 % al politiek kabaal gemaakt. In de wereld van de waterschappen is sinds de jaren vijftig het aantal waterschappen door fusies verminderd van circa 2500 (1950) naar 21 nu. Daarbij halveerden soms de tarieven van samengevoegde waterschappen. De desbetreffende boeren en burgers waren blij, maar tegelijkertijd verveelvoudigden voor anderen bij die fusie de tarieven.
 
Ik denk dat toen het waterschap de Zoom en het waterschap de Noordkil opgingen in De Agger in 1988, de boeren en grondeigenaren in het waterschap de Zoom misschien wel tien keer meer gingen betalen terwijl die van Waterschap de Zuidpolder hun tarieven zagen halveren. Destijds zagen we geen tractors oprukken naar de gemeentehuizen of het provinciehuis.
 
Ik ben benieuwd hoe de burgers en bedrijven van Steenbergen en Woensdrecht zullen reageren als er een gemeentelijke herindeling komt waarbij bijvoorbeeld de gemeenten Bergen op Zoom, Steenbergen en Woensdrecht samengevoegd worden en zij de aanslagbiljetten zien van de nieuwe Brabantse Wal-gemeente. Van die van Bergen weet ik het wel. Die trekken dan een fleske open. Boeren en grondeigenaren zijn vermoedelijk anders dan burgers! Of zou het komen dat in 1988 de waterschappen nog boerenrepublieken waren en het bestuur hooguit een enkele politicus zoals ik bevatte? Of waren de boeren van toen solidair met elkaar en zouden burgers daar nog iets van kunnen leren?
 
Interesse in de stamboom (meer dan 230 rechtsvoorgangers) van het waterschap Brabantse Delta er uit zie. Kijk dan eens op: Stamboom
Probeer eens de in dit stuk genoemde waterschappen te lokaliseren. Bij drie gaat dat niet lukken want die liggen buiten het werkgebied van de Brabantse Delta.

https://kijkopbergenopzoom.nl/opinie-de-een-zijn-dood/

 

Louis van der Kallen.