BRUIN DE BEER EN REINAARD DE VOS

 

    


| 08-02-2022 |

 

Bruin de Beer en Reinaard de Vos is een middeleeuwse fabel uit ‘Van den vos Reynaerde‘ in de traditie van Aesopus een Griekse dichter (ca. 620-560 v.Chr.) die bekendheid verwierf door zijn fabels (verhalen) waarin dieren zich gedragen als mensen (personificatie). Het gaat daarbij vooral om de moraal van het verhaal.

Op een dag werd Bruin de Beer erop uitgestuurd om Reinaard de Vos bij de koning te laten komen om hem terecht te laten staan voor zijn wanddaden. De tocht van de beer voerde door een duister woud, waar Reinaard zijn jachtgebied had. Uiteindelijk bereikte hij de berg waarop de burcht Malpertuis lag. Dit was Reinaards sterkste vesting, waar hij zich vaak terugtrok als hij in nood was. Bruin ging rustig voor de hoofdpoort zitten en riep Reinaard met luide stem: “Ben je daar, Reinaard? Ik ben Bruin, de boodschapper van de koning. Hij beveelt je met mij mee te komen om terecht te staan voor al je streken. Kom met mij mee, Reinaard, want als je dat niet doet zal de koning je laten radbraken! We zijn toch vrienden, beste vos, dus kom, ga met me mee.”

Bruin de Beer en Reinaard

Op een dag werd Bruin de Beer erop uitgestuurd om Reinaard de Vos bij de koning te laten komen om hem terecht te laten staan voor zijn wanddaden. De tocht van de beer voerde door een duister woud, waar Reinaard zijn jachtgebied had. Uiteindelijk bereikte hij de berg waarop de burcht Malpertuis lag. Dit was Reinaards sterkste vesting, waar hij zich vaak terugtrok als hij in nood was. Bruin ging rustig voor de hoofdpoort zitten en riep Reinaard met luide stem: “Ben je daar, Reinaard? Ik ben Bruin, de boodschapper van de koning. Hij beveelt je met mij mee te komen om terecht te staan voor al je streken. Kom met mij mee, Reinaard, want als je dat niet doet zal de koning je laten radbraken! We zijn toch vrienden, beste vos, dus kom, ga met me mee.”

“Maar Bruin, honing? Dat meen je niet. Hoe kan ik je daar nu een plezier mee doen? Je houdt me voor de gek.” “Reinaard, schei uit, ik meen het. Echt, ik maak geen grap, ik smeek je, breng me naar de honing,” riep Bruin. “Meen je dat nou werkelijk,” vroeg Reinaard. “Maar man, ik kan je zoveel honing bezorgen, dat je het nog niet met zijn tienen op kunt. Dat je dik en rond naar het hof terugrolt.” “Genoeg voor tien beren?” riep Bruin met overslaande stem. “Nou, dan onderschat je me. Ik ben in staat om in m’n eentje alle honing op te eten die er tussen hier en Portugal te vinden is. Als je mij nu naar die honing brengt, zal ik het voor je opnemen bij de koning en je vrijpleiten.” “Beste Bruin, het is geweldig dat te horen,” zei Reinaard. Hij opende de poort en liep naar buiten. “Kom, laten we hier dan niet langer staan kletsen. Volg mij, ik zorg ervoor dat je vandaag meer krijgt dan je kunt verdragen.”

Bruin lette niet op de spottende toon in Reinaards stem, zijn gedachten waren bij de honing. Reinaard volgde een pad dat naar het dorp liep. Daar bracht hij Bruin naar het erf van Lamfroit, de timmerman. Op het erf lag de zware stam van een eikenboom waaruit de timmerman planken wilde zagen. Het eerste begin was gemaakt: Lamfroit had de stam gespleten en in de spleet wiggen geslagen, zoals timmerlieden dat gewoonlijk doen. “Hier is het, waar je zo naar verlangt,” zei Reinaard en hij wees op de stam. “In die boom zit alle honing die je maar wensen kunt. Maar beheers je en eet niet te veel. Het zou me spijten als jou iets overkomt.” ”Wees maar niet bang,” zei Bruin snel. “Overdaad schaadt, zegt het spreekwoord toch?” “Je hebt gelijk, waar zou ik me zorgen over maken,” lachte Reinaard. “Vooruit Bruin, kruip er maar in en ga je gang.”
Dat liet de beer zich geen twee keer zeggen. Hij stak zijn hoofd tot over de oren in de spleet en gebruikte tegelijk zijn beide voorpoten om de heerlijke honing te zoeken. Daar had Reinaard op gewacht. Hij trok met al zijn kracht de wiggen uit de stam en de beer zat klem. Bruin begreep onmiddellijk dat Reinaard hem te pakken had. Luid briesend probeerde hij zich los te rukken. “Maar Bruin,” lachte Reinaard spottend. “Heb je nu al genoeg? Dat valt me van je tegen! Maar wacht, daarginds komt Lamfroit al aan. Hij zal je vast iets te drinken aanbieden, dat hoort immers bij zo’n maal.” En met die woorden haastte Reinaard zich weg, want de timmerman was inderdaad onderweg.
De timmerman zag verbaasd hoe een beer op zijn erf beklemd zat in de eik. Hij bedacht zich geen ogenblik, rende het dorp in en riep luidkeels om hulp. Een grote groep dorpelingen kwam toegesneld, gewapend met stokken, dorsvlegels en rieken. Hugo met de kromme benen was er, en Ludolf met de kromme vingers, en ze waren erg wreed tegen Bruin. De een liep met een stok te zwaaien en de ander had een loden bal aan een touw die hij om zich heen slingerde. Baerdeloge en Avesoete, Abelquack en vrouw Brave, allen stonden Bruin naar het leven. Zelfs de pastoor rende de kerk uit met zijn kruisstaf, en zijn vrouw Julocke volgde hem met haar spinrok in de hand.

Bruin hoorde hen komen en begreep dat zijn dood nabij was. Wanhopig probeerde hij zich los te rukken, en eindelijk was zijn hoofd vrij. Maar ach, hij verloor daarbij een deel van zijn hoofdhuid en ook een oor. Daarna moest hij nog zijn voorpoten loswringen. Ook dat lukte, al bleven daarbij zijn huid en nagels achter in de boom. Het bloed liep Bruin in de ogen en door een rood waas zag hij de menigte op zich afstormen. De beer zette het op een lopen, maar bij de rivier werd hij ingehaald door de dorpelingen. Normaal zou niemand van hen de strijd met een beer aan durven gaan, maar bij deze mismaakte stumper zagen zij hun kans schoon. De een sloeg, de ander stak en weer een ander liet de zweep knallen. Zelfs de oude wijven uit het dorp sloegen er met hun stokken op los. Lamfroit was het felste, hij haalde uit met zijn bijl en raakte Bruin tussen kop en hals. Een ogenblik was de beer verdoofd, toen sprong hij met zijn laatste krachten naar voren en wierp een stel vrouwen in het water. Een van de vrouwen die in het water spartelden was Julocke, de vrouw van de pastoor. Toen die zijn vrouw in nood zag, riep hij met luide stem: “Parochianen, help! Mijn vrouw verdrinkt! Een volle aflaat van een jaar en een dag voor hem die haar uit het water haalt!” Een volle aflaat, vergiffenis voor alle zonden, dat wilden de dorpelingen wel. Ze bedachten zich geen moment en lieten Bruin met rust. Die profiteerde daarvan door in de rivier te springen en zo te ontkomen. Bruin liet zich met de stroom meedrijven, en verdoofd strompelde hij een kilometer verder de oever op. Daar vervloekte hij Reinaard, die hem in deze ellendige toestand had gebracht.

Reinaard had intussen goed gebruik gemaakt van de situatie. Hij ving een vette kip op het erf van Lamfroit en ging daar snel mee vandoor. Op een berg buiten het dorp verslond hij de kip. De schranspartij en de middaghitte maakten hem dorstig. Daarom daalde hij af naar de rivier om daar zijn dorst te lessen en verkoeling te vinden. Hij mompelde in zichzelf: “Dit is allemaal prima gegaan. Degene die mij de meeste schade kon toebrengen voor het hof, is dood. En er is niemand die mij ervan kan beschuldigen.” Hij had die gedachte nog maar net uitgesproken, toen hij Bruin op de oever zag liggen. “Vervloekte Lamfroit,” zei Reinaard kwaad. “Je bent nog stommer dan een zwijn. Ik gaf je die beer zowat cadeau en je laat hem ontsnappen, jij stommeling! Van zijn vlees had je minstens een week kunnen eten, en die prachtige huid, wel die ben je nu echt kwijt.” De vos zuchtte en sloop dichterbij om zijn machtige vijand eens goed te bekijken. Toen Reinaard zag hoe erg Bruin eraan toe was, kon hij het niet laten de beer te bespotten. “God zegene u, beste priester,” sprak hij met luide stem. “Kent u de rover Reinaard? Nou, kijk dan maar eens goed, want het rode gevaar staat voor u. Van welke orde bent u eigenlijk, want uw bloedrode kap komt mij onbekend voor. Ze hebben wel een deel van uw oor weggeschoren toen uw tonsuur werd aangebracht. Staat u op het punt te gaan zingen of bidden? U hebt uw handschoenen immers uitgetrokken?”

Bruin werd woedend van dat getreiter, maar hij wist dat hij niet in staat was Reinaard te pakken te nemen. Hij rolde zich naar de rivier, om aan de spottende woorden te ontkomen. Weer liet hij zich met de stroom meedrijven en kroop toen uitgeput aan land. Hoe moest hij in ’s hemelsnaam weer bij het hof van de koning komen? Lopen ging immers niet. Ten einde raad ging hij op zijn billen zitten en hopte zo voort. Als hij te moe werd, rolde hij om en om, en zo wist hij uiteindelijk het hof te bereiken.

Moraal

Er zijn vele notoire schurken als de vos Reinaard en vele ontlopen door valse praatjes hun straf. Soms worden mensen door leugens en valse voorwendselen verleid onschuldigen te straffen. Moge deze fabel u doen beseffen dat er vele vossen Reinaarden onder ons zijn die met hun ‘zoete’ verhalen en ‘schone’ beloften ons arme zielen trachten te verleiden tot wandaden in hunner voordeel. Zoals stemmen op hen op basis van valse of weinig realistische beloften.
Harrebomée zou zeggen: “Betrouw de liên, maar weet wel wiên” (weet wie je kan vertrouwen).

 

Louis van der Kallen.



    


REHABILITATIE

 

    


| 07-02-2022 |

 

VVD-adviseur Soumaya Sahla heeft haar functie bij de VVD opgegeven. Het lijkt erop dat de VVD haar heeft laten vallen mede door opmerkingen van een Tweede Kamerlid van een andere partij. Sahla was in 2014 (negen jaar na haar arrestatie) door het gerechtshof tot drie jaar veroordeeld wegens verboden wapenbezit en het lidmaatschap van een verboden terroristische organisatie, de Hofstadgroep. Bij de strafoplegging heeft het Hof meegewogen dat zij toen afstand had genomen van de ideeën die zij negen jaar daarvoor had omarmd. Daarna heeft zij blijk gegeven haar leven in een andere richting te hebben geleid en haar maatschappelijke betrokkenheid getoond door actief en constructief meewerken aan een aanpak van de het radicale gedachtengoed. Ze volgde een studie politicologie en daarna ontfermde VVD-coryfee Frits Bolkestein zich over haar. Ik ben geen fan van Frits Bolkestein maar als zo’n persoon met die statuur zich over de ‘terroriste’ Sahla ontfermd en zijn imago aan haar verbindt geeft mij dat enig vertrouwen in haar ‘bekering’ tot goed burgerschap. Het lijkt er nu op dat de VVD alsnog, onder druk van mogelijk negatieve electorale effecten, ervoor kiest om niet achter haar te gaan staan. Wanneer sluit de samenleving iemand, die ‘gezondigd’ heeft weer in haar armen en krijgt die persoon weer een kans om zijn of haar bijdrage aan de samenleving te leveren?

Voor mij roept dit voorval herinneringen op aan een tweetal andere zaken. De eerste is Willem Aantjes. Zijn zonden kwamen pas meer dan 30 jaar na de daad boven tafel. Ook hij was lid geweest van een in mijn ogen terroristische organisatie de Waffen SS c.q. Germaanse SS. Ik ben opgevoed door een moeder die, als zij de mogelijkheid had gehad, eigenhandig iedere SS’er vlak na de oorlog had geëxecuteerd. Ze had zich zeker als vrijwilliger gemeld voor het vuurpeloton. Toch heeft zij mij ook geleerd ieder mens te beoordelen op zijn daden en een kans te geven op rehabilitatie als hij zijn zonde had erkent en boete had gedaan voor zijn zonden. Aantjes had zich in de jaren na de oorlog ontpopt als een dienaar van het volk. Onder andere als fractievoorzitter van de ARP (Anti Revolutionaire Partij) en als medeoprichter van het CDA. Opvallend was dat veel ARP leden net als CPN leden actief waren geweest is het verzet. Ook Aantjes wisselde totaal van gedachte of ging hij, net als Sahla, fout in zijn jeugd door de omstandigheden waarin hij zich toen bevond. Van echt eerherstel is het niet gekomen. Dat werd in 2004 door de CDA partij top afgewezen.

Ik ben niet van het vergoelijken van de daden van Sahla of Aantjes. Sahla heeft haar straf na de veroordeling ondergaan en zich daarna met hulp van Frits Bolkestein ontwikkeld tot een burgeres die zich inzet voor het openbaarbelang. Aantjes kwam zelf tot de inzet voor het openbaarbelang en werd alsnog nadat zijn verleden openbaar werd door zijn omgeving gestraft. Beiden krijgen/kregen, ondanks hun onmiskenbare inzet voor het goede, een soort van levenslang. De vraag is wie of wat wordt ermee gediend?

Ik zelf heb in mijn politieke activiteiten zulke vormen van levenslang ook mogen ervaren. Personen de na een (jeugd)zonde vele jaren werkten als vrijwilliger bij tal van maatschappelijke instellingen en in de politiek en overal en altijd beschikbaar waren voor mensen met een probleem. In mijn ogen hadden zij vele malen hun ‘schuld’ aan de maatschappij ingelost. Toch kreeg zo’n persoon vanwege de eerdere ‘zonde’ geen koninklijke onderscheiding. De regels waren een belemmering vertelde de burgemeester.

Ik ben, zonder de daden weg te poetsen, als het past voor vergeving. In de voorbeelden hadden de personen ernstige fouten gemaakt. Allen hadden nadien hun leven ten goede gekeerd en waren zich in gaan zetten voor de samenleving. Allen hadden getoond te hebben geleerd van hun fouten. Allen hadden zich naar mijn inzicht volledig gerehabiliteerd!!

Maar de maatschappij kijkt er soms anders tegenaan. Dat vind ik jammer en een verlies voor de samenleving. Ook nu zijn er jonge mensen die foute en domme dingen doen. Moeten we die voor de rest van hun leven behandelen als paria? Of moeten we die als ze gemotiveerd zijn tot verandering, eventueel met behulp van mensen als Frits Bolkestein, een kans geven alsnog goede burgers te worden. Dat is voor hen beter en voor de samenleving. Ze kunnen de bakens en leermeesters worden en zijn voor degenen die nog iets te leren hebben.

In de strijd tegen radicalisme en terrorisme is het goed van alle kennis gebruik te maken. Bij het inschatten van iemands verleden en daarmee het risico is een goed hulpmiddel een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG). In mijn denken is in een democratie alleen de rechter bevoegd tot strafoplegging. Als deze tot uitvoer is gebracht en de ‘zondaar’ daarna aantoonbaar het rechte pad is opgegaan en door zijn of haar daden blijk geeft een goede burger of burgeres te zijn geworden wordt het tijd dat politici onderbuikgevoelens achter zich laten. Ik geef mensen die geleerd hebben van hun zonden graag een kans. Omdat ik weet dat veel mensen hun (nieuwe) kansen te ontnemen hen niet helpt maar de samenleving ook niet. Geef ze kansen en eer hen ook als eer hen ook toekomt voor hun daden.

Ik besef heel goed dat er ook slachtoffers zijn. Dat weten de zondaars ook. Hun inzet na de zonde is vaak ingegeven door dat besef. Dat is hun boetedoening die vaak veel verder gaat dan de rechter ooit heeft opgelegd. Publieke steniging is allang bij wet afgeschaft. Nu nog in onze harten.

 

Louis van der Kallen.



LEVEN IN DE WAARHEID

 

    


| 14-01-2022 |

 

 

Michael Ignatieff wijdt in zijn boek Troost (als licht in donkere tijden) ook een hoofdstuk aan Václav Havel die zijn hele leven probeerde ‘in waarheid te leven’ in een poging anderen te inspireren. Hij ging ervan uit dat ‘de laatste rechter’ alles, ook de kleinste zaken zou meewegen. Hoewel hij zijn hele leven, bijna als geen ander, aan kritisch zelfonderzoek had gedaan was hij bang voor dat oordeel.

“Poging om in de waarheid te leven” was ook de titel van het essay waarmee Václav Havel probeerde de dagelijkse leugen van de macht te doorbreken.  Een tijdgenoot was Milan Kundera. Kundera was een schrijver die de moed, na de Russische inval in 1968 die een eind maakte aan de Praagse lente, opgaf. En in 1975 verhuisde naar Frankrijk.

Kundera was berustend zo bleek uit een tekst als: ‘Geschiedenis is een slimme godheid, die ons alleen maar kan vernietigen, bedriegen, misbruiken of op zijn best voor de gek houden.” Havel dacht daar heel anders over “de geschiedenis is niet iets wat elders plaatsvindt maar hier. We leveren er allemaal een bijdrage aan.”

De één had de hoop na 1968 opgegeven de ander vond, ondanks de onzekere uitkomst van al je inspanningen, in die gebeurtenis inspiratie. In 1986 drie jaar voor hij zijn land naar de vrijheid zou leiden zei Havel; “Hoop is bepaald niet hetzelfde als optimisme. Het is niet de overtuiging dat iets goed gaat komen, maar de zekerheid dat iets zinvol is, hoe het uiteindelijk ook uitpakt.”

Als lokaal politicus vraag ik mij soms, als ik om mij heen kijk, ook af in welke waarheid leven ik en mijn collega’s? Hoe kunnen inzichten soms zo verschillen? Waarom zie ik iets wat anderen klaarblijkelijk niet zien of willen zien? Waarom denk ik of hoop ik dat het straks (na de gemeenteraadsverkiezingen in 2022) anders zal gaan? Word ik op mijn oude dag een soort van Kundera die de moed opgeeft? Of ben ik een soort van Václav die tegen beter weten in de Via Dolorosa blijft volgen?

De eerlijkheid gebied mij te zeggen; dat wat ik doe als Bergs politicus wel een lijdensweg lijkt, maar ik die met enig plezier afwandel. Natuurlijk had ik liever dat men bij tal van zaken naar mij was geluisterd. Bijvoorbeeld over de risico’s van plannen zoals de Berge Haven en de Markiezaten, over de schulden opbouw enzovoort. Maar gedane zaken nemen geen keer en uiteindelijk zullen wij als politici en als Bergse burgers de gevolgen moeten dragen. Havel kwam vlak voor zijn dood tot de conclusie dat mensen en ook hij índerdaad zelf hun geschiedenis scheppen, maar niet zoals ze zelf willen of hopen.

Of we ‘leven in waarheid’ zullen we allereerst zelf moeten beoordelen. Wat of wie zien we als we in de spiegelkijken? Wie willen we uiteindelijk zijn? Een Havel? Een Kundera? Of ons zelf? Wat vrezen we als onze ziel gewogen wordt?

 

 

Louis van der Kallen.



FAKKELMYSTERIE

 

    


| 12-01-2022 |

 

 

Ik ben misschien een oude dwaze man die hecht aan tradities en het gebruik van symbolen. Eén van de symbolen is de fakkel, toorts of flambouw als brenger van het (goddelijk) licht in een duistere wereld.

Ik ben al vele jaren een volksvertegenwoordiger en heb openbare ambten bekleed op waterschappelijk, provinciaal en gemeentelijk niveau. Het rare is dat veel van degenen die zeggen een volksvertegenwoordiger te zijn eigenlijk niet geconfronteerd willen worden met het ‘volk’. Toen ik in de jaren tachtig van de vorige eeuw voor het eerst geroepen werd tot een openbaar ambt stonden van alle raadsleden; het adres en telefoonnummer gewoon in de gemeentegids. En toen er emailadressen kwamen, stonden ook de emailadressen in die gids en op gemeentelijke websites. Ga nu eens kijken op een gemeentelijke website van wie u nog een adres, telefoonnummer of eigen mailadres kunt vinden. Veel raadsleden verstoppen zich achter het adres van een griffie.

Toen gemeenten en waterschappen nog kleinschalig waren kenden velen hun raadsleden, wethouders, burgermeesters en waterschapbestuurders bij naam en kwamen ze die gewoon in het dorp of stad tegen. Ook die mensen kochten gewoon brood bij de bakker en was het gemeentehuis nog een gemeenschapshuis op een centrale plaats in dorp of stad. Kijk eens rond waar nu gemeentekantoren zich bevinden? Vaak niet meer in het centrum van de gemeenschap.

Of het nu aan de opschaling ligt of aan iets anders, maar veel bekleders van openbare ambten en volksvertegenwoordigers duiken in de anonimiteit. Ze vinden het eng als iemand weet waar hij of zij woont. Sommigen worden zelfs boos als er iemand voor de deur op duikt en een gesprek wil of op andere wijze zijn of haar gedachten tot uitdrukking brengt. Als voorbeeld de fakkeldrager voor het huis van een minister.    

De fakkel, toorts of flambouw kennen een lange geschiedenis. Fakkeldragers brengen licht in de duisternis. Soms is dat licht of de boodschap (mede) symbolisch bedoeld. Voorbeelden zijn; de 4/5 mei vrijheidsfakkel, de olympische vlam/fakkel (in Nederland in 1928 heringevoerd) de fakkelparade van de KMA, de fakkels voor de vrede in de kersttijd in Tilburg, fakkeltradities in veel berggebieden bij zonnewende momenten, de fakkel als seinmiddel in het donker (hier is het licht, dit is de boodschap), ‘de Fakkel’ als naam voor een tijdschrift of instelling (wij brengen licht in de duisternis), bijvoorbeeld dat van een tijdschrift wat in 1940 in Batavia werd opgericht als voortzetting van de Gids nadat Nederland bezet werd, met een boodschap van ‘vrijheid’, ook ‘de Fakkel’ als naam van een vereniging (zoals een landarbeidersbond opgericht in 1900). Kortom gedragen fakkels kunnen een heel andere betekenis hebben dan een bedreiging. Het dragen van een fakkel kan de uit te dragen boodschap versterken en beklemtonen deze boodschap verdiend aandacht.

Ik kan niet kijken in het binnenste van de fakkeldrager voor het huis van een minister. Maar wat zijn de feiten. Er droeg iemand een fakkel op de openbare weg en riep wat leuzen. Op zich lijkt mij dat niet strafbaar. De fakkeldrager filmde zijn ‘optreden’ wat zegt dat over zijn motieven? Mensen mogen mijns inziens kont doen van hun mening. Als iemand zich dan bedreigd voelt wat zegt dat dan over de situatie en over die persoon? En wat zegt alle media-aandacht voor deze fakkeldrager over onze samenleving?

Bij mij als lokaal politicus komen soms mensen aan de deur. Soms is dat een aangenaam gesprek soms ook niet. Vaak laat ik iemand gewoon binnen, soms ook niet. Je maak een inschatting. Voel ik mij wel eens ongemakkelijk? Soms, maar dat hoort er mijns inziens gewoon bij het volksvertegenwoordiger zijn. Als politicus maak je deel uit van een besluitvormend systeem. En niet iedereen wordt blij van de besluiten die genomen worden.

De fakkel als lichtbrenger waardeer ik. Het is gebaseerd op eeuwen oude tradities. Soms doorontwikkeld tot iets moois als een flambouw (een mobiele godslamp) die voorafgaat aan een priester bijvoorbeeld in een prossessie of bij een bezoek aan een stervende. De fakkel een toorts of een flambouw brengen licht en dat licht symboliseert de kwaliteit van de boodschap, of zoals bij de fakkeldrager voor het huis van de minister, het protest.  

Volksvertegenwoordigers en dragers van een openbaar ambt ga terug op het pad van de vaak gekozen anonimiteit. Volksvertegenwoordiger of bekleder zijn van een openbaar ambt is geen anoniem beroep maar hoort een roeping te zijn. Een roeping die zegt hier ben ik en dit is mijn boodschap. Kan je de hitte niet verdragen ga dan uit de keuken!

Ik begeef mij al jaren met regelmaat met een ‘praatpaal’ op straat om ook buiten verkiezingstijd het gesprek met burgers in alle openbaarheid aan te gaan. En dat kan ook zonder beveiligers. Maar vermoedelijk ben ik een oude dwaas die de tekenen des tijds niet begrijpt en is Bergen op Zoom een heel andere plek dan waar de minister woont. Ik wil best erkennen dat tijden en omstandigheden veranderen en veranderd kunnen zijn. Dan geef ik personen als de minister in overweging eens te overdenken hoe dat komt? Misschien wel om dat steeds meer mensen die ‘volksvertegenwoordiger’ willen zijn zich verschuilen achter anderen en voor gewone burgers niet meer benaderbaar zijn. Geen adres, geen telefoonnummer, geen eigen emailadres. Geen stad- of gemeentehuizen meer op de centrale markt maar gemeentekantoren met poortjes en beveiligers aan de randen van de bebouwde kom en een leger aan PR-mensen. Misschien is dat wel de oorzaak van de huidige fakkelhysterie. Misschien is het wel tijd voor sommige politici, in het kader van verandering van de bestuurscultuur, de fakkel over te dragen!

 

 

Louis van der Kallen.



DE PRIJS VAN HET NEOLIBERALISME

 

    


| 07-01-2022 |

 

 

Ik zit bijna 36 jaar in de gemeenteraad van Bergen op Zoom en ben al dit tijd ook de politiek leider geweest van de BSD. Als je zolang in de raad zit valt op hoe groot de veranderingen zijn. Toen ik in 1986 in de raad kwam waren er 2 grote partijen. De PvdA (9 zetels) en het CDA (8 zetels). Ik werd door velen beschouwd als de 10e PvdA zetel. Binnen 2 jaar kwam men erachter dat het toch iets anders was. Ik maakte het alle wethouders moeilijk en zeker de PvdA wethouder met het milieu in zijn portefeuille.

De raad van toen telde 29 leden waarvan een enkeling vrouw was en niemand met een achtergrond als ‘nieuwe’ Nederlander. Ik was al een buitenbeentje. Geen geboren Bergenaar en dan op titel van een lokale partij! Ik werd al gecorrigeerd door de burgemeester als ik bijvoorbeeld een woord als ‘kulargument’ gebruikte. Pieter Zevenbergen tolereerde een dergelijk taalgebruik niet. Dat soort woorden werden geschrapt uit de notulen! Nu worden veel schofferende woorden op het ‘hoogste niveau’ gebezigd alsof de straat zich de politieke zetels heeft toegeëigend.  

Het lijkt wel of tal van morele tradities overboord zijn gegooid of in de goot zijn terecht gekomen. Het rare is het opleidingsniveau van de politici is verhoogd en het beschavingsniveau lijkt recht evenredig gedaald.   

Is het toeval dat het door mij waargenomen verval gelijk op is gegaan met de omarming van het neoliberale gedachtengoed door een steeds groter wordend deel van de kiezers. Zelfredzaamheid en marktwerking waren de ‘toverwoorden’. De ‘staat’ moest worden uitgebannen en het bedrijfsleven kreeg alle ruimte. Ook de sociale woningbouw werd geprivatiseerd. Nu blijkt dat de woningmarkt niet werkt. Nu wonen voor grote groepen onbetaalbaar en onbereikbaar is geworden wordt er weer gekeken naar de overheid. EXTRA GELD!

De geprivatiseerde zorg toont dezelfde manco’s. Ziekenhuizen kunnen failliet gaan en de zorgverzekeringen maken qua zorg de dienst uit. Mijn waarneming als politicus en ook als toezichthouder bij een kleine zorginstelling is dat de bureaucratisering in de zorg onvoorstelbare vormen heeft aangenomen. Maar ook dat iedere veerkracht om financiële redenen uit de (zorg)systemen is gehaald. Bij de pandemie die ons trof bleek dat de simpelste hulpmiddelen ontbraken en werden zelfs louche figuren ingeschakeld om basale hulpmiddelen aan te schaffen. De ‘markt’ bleek een verrijkingsmachine!

Nu beroept het in het neoliberalisme opgevoede volk zich nu op tal van vrijheden. Zelfontplooiing is het parool. Terwijl tal van maatregelen simpelweg noodzakelijk zijn om de gevolgen van de pandemie op de gezondheidzorg enigszins in de hand te houden. De met neoliberale argumenten uitgeklede zorg kraakt en piept en is feitelijk tot op het bot uitgewoond. En de burger die eist zijn vrijheid op. Inschikken, incasseren, afwachten, gehoorzamen is verleerd. Ook de trouwe aanhangers van het neoliberale gedachtengoed, de ondernemers leren hun handen op te houden. En dat bij een overheid die ieder vertrouwen heeft verspeeld door bijvoorbeeld de toeslagenaffaire. Electoraal effect? De twee neoliberale partijen zijn de grootsten en blijven, ondanks tientallen jaren falend beleid, regeringsdeelnemers. Ze mogen gewoon doorgaan.

Normaal spreek ik mij niet uit over de landelijke politiek. Want als raadslid ga ik er niet over. Maar als raadslid heb ik steeds meer last gekregen van de landelijke puinhoopmakers. Nieuwe ministers, ze gaan gewoon door, alleen met meer geld alsof dat de oplossing is om de vertrouwenscrisis te doorbreken. Het geld gaat weer verdeeld en besteed worden met dezelfde systemen/principes: kostenreductie, controle, outputmanagement, concurrentie, markering en vooral protocollen. Geen flexibiliteit en ambtelijke vrijheid voor maatwerk.

Zeker op de ‘hogere’ niveaus lijkt de politiek een carrièrekeuze. Passie lijkt er alleen nog tot uiting te komen in grof taalgebruik. Passie voor ideeën of het vak zie ik slechts bij enkele ideologische stuiptrekkingen en bij een enkele ‘verdwaalde’ echte volksvertegenwoordiger. En met het verdwijnen van het vliesje van beschaving in de raadzalen en in het parlement klopt de straat, het gepeupel, op de deur en eist zijn door het neoliberalisme beloofde ‘vrijheid’ op. Het wordt tijd dat de staat de burger weer leert samen te leven. Bij een pandemie zal dat betekenen: meer gehoorzamen, afwachten, incasseren en inschikken. Want alleen samen kunnen we de wereld die veranderd is weer op een beter pad brengen. Zullen we maar eens starten met de geprivatiseerde woningmarkt qua sociale woningbouw te nationaliseren en eindelijk weer echt sociaal maken. Want om met Jan Schaefer te spreken “In gelul kan je niet wonen”. Het wordt tijd dat naast de neoliberale vrijheid ook gelijkheid en broederschap aandacht gaan krijgen. Anders wachten er steeds meer revoluties, oproer, demonstraties en rellen.

 

 

Louis van der Kallen.



HIERVOORMAALS

 

    


| 04-01-2022 |

 

 

In het boek ‘Troost’ van Michael Ignatieff staat een korte dialoog tussen James Boswell die David Hume bezocht terwijl deze op zijn sterfbed lag. “Boswell was nieuwsgierig ‘of hij met de dood voor ogen volharde in zijn ongeloof in een bestaan hierna’. Hume antwoordde kortaf dat hij het niet ongemakkelijker vond om zich een hiernamaals voor te stellen dan een ‘hiervoormaals’ voorafgaand aan zijn geboorte.”

Het was een stukje tekst die mij aan het denken zette. In de 73 jaar van mijn leven waren er momenten dat ik ergens kwam dat ik dacht, nee zeker wist, dat ik er al eens was geweest. Een plek waar je thuiskomt, terwijl je objectief weet dat is onzin. Ik ben hier niet eerder geweest. Soms kom je iemand tegen die je echt voor de eerste keer spreekt waarbij je een bijna absoluut gevoel hebt dat je die persoon als het ware al tientallen jaren kent. Hij of zij voelt vertrouwd. Zonder dat je kan duiden waar of wanneer dat dan geweest zou zijn of in welke hoedanigheid of relatie.

Het overkomt mij zelden maar als het gebeurd is het een bijna overweldigende ervaring. Je thuis voelen of vertrouwd voelen op een plek of bij een persoon is voor een mens, ook voor mij, belangrijk. Ik had dat soort ‘plek’ ervaringen op Føroyar de Faeröer eilanden. Een foto van zo’n plek siert al jaren mijn facebookpagina. Mijn zoon en ik zijn daar al 3 keer op vakantie geweest. En plek waar 12 graden in juli een warme dag is en als het vijf uur niet regent hebben ze daar een gezegde voor; “Onze-Lieve-Heer is ons vergeten”. ‘Normale mensen denken dan; geen aantrekkelijke vakantieplek! Ook op de Shetland eilanden heb ik dat gevoel mogen ervaren.

Mijn genen stammen van een rooms-katholieke vader en gereformeerde moeder zij besloten de kinderen niet te dopen, maar ze wel te informeren over alle grotere wereldgodsdiensten. In mijn opvoeding kreeg ik van veel godsdiensten dus wat mee. Mijn ouders gaven mij elementen mee van een drietal protestante richtingen, het katholicisme, Grieks en Russische orthodox, richtingen van de Islam (soennitisch, sjiitisch en alevitisch), Joods, boeddhisme, taoïsme, confucianisme, hindoeïsme en zelfs het shintoïsme hetgeen mijn vader beschouwde als de godsdienst van de vijand. Ik moest later maar kiezen of en hoe ik eventueel het religieuze aspect in mijn leven wenste in te vullen. Als ik MOET kiezen zou ik kiezen voor het boeddhisme. Het ontwikkelen van de geest, het kiezen van het eigen levenspad zijn elementen die mij aanspreken.

Vele religies en filosofen doen uitspraken over het ‘hiernamaals’. Over het ‘hiervoormaals’, het; waar waren we (mens en dier) voordat we geboren werden en was of is er ook daar een bewustzijn? Zijn godsdiensten een stuk minder mededeelzaam. Alleen bij geloofsrichtingen (zoals het hindoeïsme en boeddhisme) die de reïncarnatiegedachte aanhangen is er iets over te vinden. In westerse esoterische groeperingen wordt het idee van reïncarnatie soms ook aangehangen, hoewel niet altijd op dezelfde wijze. In navolging van de theosofie gaan ook de antroposofen, de rozenkruisers en andere esoterische groepen (sommige wicca-aanhangers) geregeld uit van reïncarnatie.

In de abrahamistische religies is zoiets als een ‘hiervoormaals’ nergens aan de orde. In de Bijbel, de Thora en de Koran is over een ‘hiervoormaals’ niets te vinden. Terwijl het ‘hiernamaals’, het paradijs, vele malen wordt vermeld.

De godsdiensten waar reïncarnatie een element is gaan wel uit van het idee dat je een vorig leven had en dat dit bepaald hoe je nieuwe leven er uitziet gaat zien, maar ook daar is altijd sprake van een ‘eerste leven’. Dus de ‘hiervoormaals’ bij reïncarnatie zijn, na je start, de “hiernamaals” van je eerdere levens. Wat zou ik graag meer weten over mijn ‘hiervoormaals’ en de motieven om mij in dit leven te plaatsen. Al was het maar om een antwoord te vinden op de vragen die leven in mijn hoofd; wanneer en onder welke omstandigheden ben ik op de voor mij herkenbare plekken geweest of heb ik de personen eerder ontmoet van wie ik het gevoel heb ze eerder gekend te hebben?

 

 

Louis van der Kallen.



RIMPELING

 

    


| 28-12-2012 |

 

 

Wanneer het leven naar het einde loopt en de dood onafwendbaar zich aandient is het goed als de focus van een behandeling mag verschuiven van behandelen gericht op genezing of vertraging naar een comfortabel en vredig afscheid nemen. Verzoenen met het leven, ook je eigen leven, past daarbij. Afsluiten wat niet af te sluiten leek. Helen van oude, nog open, geestelijke wonden. Ruzies, soms decennia oude vetes, uitpraten of simpel elkaar weer ontmoeten en ze bijleggen. Ook in de schaduw van de dood kunnen nog zaken afgemaakt of opgelost worden. Dit inzicht kan troost bieden.

Soms is het van belang dat anderen daarbij hulp bieden. Enkele weken voor de dood van de ex- echtgenote van mijn broer kon ik een rol spelen bij een vorm van verzoening. Ze had het leven van mijn broer in een vechtscheiding van tientallen jaren stevig vergalt. Op verzoek van mijn nicht heb ik haar, vlak voor haar dood, een vorm van vrede kunnen laten sluiten met mijn broer. Hoe diep soms de pijn zit, je hebt een groot deel van het leven gedeeld en gezamenlijk een pracht van een kind op de wereld gezet. Gun elkaar een vredig afscheid van dit leven! Maar misschien nog belangrijker, met het vredige afscheid wordt dat ook voor hen die achterblijven wat draaglijker. Iedereen wil dat degene die afscheid neemt dat kan doen in vrede met zichzelf en het leven. Vredig inslapen is ook van belang voor hen die het verlies een plek in hun leven moeten geven.

Praten, praten, praten, kortom inzicht krijgen in het leven kan helpen de stervende zichzelf en anderen te vergeven en zich te verzoenen met het naderende einde. Voor sommigen is het geloof een anker waar zij zich ook op hun sterfbed op verlaten en zich aan vasthouden.

Mijn moeder gaf mij de wijze lessen mee. “Zorg dat je, op je sterfbed niet zal moet zeggen ‘had ik maar’. Wat je denkt dat je moet doen moet je op zijn minst geprobeerd hebben! Als je sterft moet je het gevoel hebben geleefd te hebben. Laat een rimpeling achter.” Dat is één van de redenen van de rimpelingen op de grafsteen van mijn Ank. Zij liet wel meer dan één rimpeling achter!    

Soms bevat het leven een verrassing. Ik ben veel ouder dan ik dacht te worden. Geboren in een gezin waar de grootouders al waren gaan hemelen. Mijn vader overleed toen ik acht was en moeder toen ik 16 was. “Wij worden geen 60” zei mijn moeder altijd, 45-55 is al mooi, de lengte van je leven doet er niet toe het gaat er om wat je met je leven doet en met wie jij je leven deelt. De kwaliteit van je leven is wat werkelijk telt.” Ik moest er wat van maken.

Cicely Saunders was een Engelse arts die van grote invloed is geweest op de totstandkoming van de moderne hospice. Eén van haar uitspraken was; “De deur van de hoop moet langzaam en voorzichtig worden dichtgedaan. Want valse hoop bied geen enkele troost.”

Ik onderschrijf die woorden. Mijn Ank kon in vrede afscheid nemen omdat ze wist dat ze van betekenis was geweest voor iedereen waarvan ze hield. Een betekenis die troost bood aan Ank en aan degenen die zij achterliet. Ik hoop dat meer stervenden zullen beseffen welke ‘rimpelingen’ zij achterlaten in de samenleving en bij hen die ze achterlaten. Aan toekomstige achterblijvers; laat ze dat weten, laat ze dat voelen!       

 

 

Louis van der Kallen.