HET RECHT EN MORALITEIT

 

    


| 11-10-2021 |

 

Het debat over het dossier “Bestemming Rijkscompensatiemiddelen Cultuur Corona” draaide in mijn beleving om ‘recht’ versus ‘moraliteit’. Beide begrippen vormen ons rechtsgevoel. ‘Recht’ heeft zich sinds de oudste tijden tot de Bataafse revolutie gevormd binnen relatief kleine gemeenschappen, waar vertrouwen de basis was van het samenleven. Na de vorming van de Nederlandse eenheidsstaat heeft in onze landen codificatie meer gestructureerd plaats gevonden.

In de geschiedenis van de vorming van het (oud) – Nederlandse recht is een aantal periodes te onderscheiden:

  • De oud-Germaanse tijd (tot de vijfde eeuw);

  • het Frankische tijdperk (tot de tiende eeuw);

  • het Landsheerlijke tijdperk (tot de zestiende eeuw);

  • het tijdperk der republiek (tot 1795);

  • de ontwikkeling van de eenheidsstaat.

Het Germaanse recht was een stamrecht. Er was niet echt sprake van een staat omdat een helder omschreven grondgebied ontbrak. Slechts via Romeinse bronnen is er enig inzicht in de rechtsvorming van de Friezen, de Cananefaten, de Bataven (Chatten), de Chamaven, en in wat nu Noord-Brabant is de Keltische Menapiërs en de Taxandriërs. Het stamrecht was geldend voor de leden van de stam. Rechtspraak vormde het recht. Dat kwam tot stand via een vonnis (het gevondene) of wijsdom. De taak van een rechter was het leiden van de zitting en het fungeren als “rechtsvorderaar”. De oordeelvinders stelden een vonnis voor. Werd het vonnis door de omstanders goedgekeurd, dan gaf de rechter(s) het rechtsgebod. Daar in die tijd de omstand, het volk, vaststelde wat recht was, gold in feite een volksrecht.

Deze vorm van rechtsvorming vinden we grotendeels terug in het Frankische tijdperk waarin het zich verder ontwikkelde naar meer gespecialiseerde vormen in de middeleeuwse rechtsorganisaties. De Franken kenden, naar de huidige opvattingen, een staatsvorm met gespecialiseerde ambtenaren, belastingen en een legerorganisatie gebaseerd op vazalliteit en beneficium.

De rechtspraak was gebaseerd op gewoonterecht en op het rechtsbewustzijn, en was derhalve niet afhankelijk van wettenrecht. De rechtspraak geschiedde niet door ambtenaren maar door de volksgenoten zelf; het recht bleef dus volksrecht. Ook in deze tijd leidde de rechter (rechtmaner) de zitting en vroeg hij aan de vrije mannen een vonnis voor te stellen, tenzij hiervoor een vaste oordeelvinder was aangesteld (soms was er een college van oordeelvinders). Onder Karel de Grote ontstonden ook vaste rachimburgi die de naam van scabini (schepenen) kregen. Dit waren geen ambtenaren maar volksvertegenwoordigers. Bij deze rechtspraak was er geen omstand! De schepenen werden dus vóórstellers en váststellers van het vonnis! In deze periode vindt ook de samenstelling plaats van een vorm van codificatie middels een ‘lex’, inhoudende bundelingen van wijsdommen en dat was dus een vorm van autonoom ontstaan recht, dus zonder ingrijpen van de vorst of landheer. In den Nederlanden vonden we op die basis de Lex Salica, Frisionum, Saxonum en Chamavorum. De rechtsverscheidenheid was groot. Kenmerkend in de volksrechtspraak was de redelijkheid, billijkheid en het algemeen rechtsbewustzijn bij de afwegingen van de omstand.

In de Landsheerlijke periode ontstaan rechtskringen. De graaf, de leenman kreeg steeds vaker immuniteitsrechten (recht tot rechtspraak) die steeds vaker werden overgedragen aan personen die het rechterambt in eigendom of pand verkregen of in dienst traden bij de leenheer als ambtenaar (baljuw, ruwaard of schout), waarbij de schout soms zelf een soort van leenheer werd in de vorm van ambachtsheerlijkheden. Ook de waterschappen waren in feite een rechtskring met autonome bevoegdheden tot rechtspraak binnen de belangen van het waterschap. Ook steden vormden een belangrijke groep van immuniteiten of vrijheden. Zo hoefden poorters alleen terecht te staan voor stadsrechters, tenzij bij hoge jurisdictie, indien de stad deze niet had. In geval van Baljuwschappen bleef het recht feitelijk in handen van de graaf. Langzaam ontstaan de ‘Staten’ waarin in samenwerking met de ‘heer’ een vertegenwoordiging der onderdanen aan belang wint met deels rechterlijke bevoegdheden soms in de vorm van een landdag.

In de Landsheerlijke periode is er nog geen differentiatie van de takken der staatsorganisatie. Rechtspraak, wetgeving en bestuur werden in het algemeen uitgeoefend door de zelfde personen of colleges. De landheer bleef zelf rechter , tenzij hij zijn rechtsmacht, zijn heerlijkheid, aan een ander had afgestaan. De hogere rechtsmacht werd uitgeoefend door een baljuw, drost, ambtman, ruwaard of maarschalk, hetzij als ambtenaar van de ‘heer’, hetzij uit eigen rechtsmacht verkregen uit een lagere heerlijkheid of uit pacht van het recht. In lagere rechtskringen fungeerde op dezelfde wijze de schout of grietman.

Codificering krijgt in deze periode steeds meer vorm middels tal van keuren, “statuta”, plakkaten, privileges en handvesten terwijl ook het gewoonterecht gebruikt blijft worden. Het vaststellen van deze wetgeving geschiedde, evenals de rechtspraak, door de samenwerking van rechter (landsheer of ambtenaar) met een gerecht (volksvertegenwoordiging), echter met dit verschil, dat de inhoud van een vonnis door het gerecht werd voorgesteld en door den rechter gesanctioneerd werd. De rechter werkte toen in de regel mee aan het vaststellen van de inhoud van bijvoorbeeld de keur.

In het tijdperk van de republiek was er meer eenheid in het recht en in de rechtspraak in de zeven provincies dan in de Generaliteitslanden (Staats-Vlaanderen en Staats-Brabant). De provincies waren soevereine staatjes terwijl de Generaliteitslanden bestuurd werden door Gecommitteerde Raden of Gedeputeerde Staten. Dat waren vaste commissies van de Staten Generaal. Die hadden minder de neiging om recht en rechtspraak en regelingen te harmoniseren. In de provincies nam de betekenis van de provincie als rechtskring (sterk) toe. De geestelijke gerechten vervielen en elementen van het Romeinse recht werden meer en meer opgenomen in het proces van rechtsvorming. In de provincies ontstond ook meer eenheid door de Hoven. Feitelijk was er in deze periode slechts één boek de inspiratiebron van de ontwikkeling van het Nederlands recht: “Inleidinghe tot de Hollandse Rechts-gheleertheydt” van Hugo de Groot.

Met de Bataafse omwenteling veranderde onze rechtssystemen in hoog tempo. De Amerikaanse Declarations, de Franse revolutie en de Napoleontische wetgeving werden de leidraad waaruit onze wetgeving en rechtspraak zich ontwikkelde dit met behulp van de leer der volkssoevereiniteit en het maatschappelijk verdrag. Dit was de bijl aan de voet van het gewoonterecht.

Onze wetsgeschiedenis en moraal-ontwikkeling gingen hand in hand. De moraal en moraliteit kwamen steeds verder tot ontwikkeling. Ik heb de afgelopen jaren met regelmaat geschreven over de moraal, moraliteit, moreel leiderschap en het geweten. Ik besef dat de betekenis van het geweten met betrekking tot de kennis van goed en kwaad relatief jong is en vermoedelijk pas ontstaan in de zeventiende eeuw.

Van politici en bestuurders verwacht ik een hoge graad van moraliteit. Dit blijkt vaak helaas niet het geval. Ik schreef eerder vaker over liegende en ‘dromende’ politici. De afgelopen weken hebben we gezien dat een minister afscheid nam van haar ambt en ging werken voor een lobbyorganisatie op haar werkterrein. Haar verdediging: ik overtreed geen regels! We hebben een minister van financiën met de boodschap “we gaan belastingontduiking en vermijding bestrijden” die zelf de belastingen heeft vermeden. Zijn zeer christelijke verdediging: er zijn geen regels overtreden! Een ‘slimme’ meneer die zegt “het niet geweten te hebben”. Hij heeft in mijn ogen geen ‘geweten’. Een college van B&W dat roept: we hebben juristen en de accountant geraadpleegd en er waren geen wettelijke belemmeringen! Waar is de moraal?

De kiezer is niet de remmende factor meer, want de kiezer laat zich, overdonderd door alle PR en spin, al jaren in het ootje nemen. Vijf verkiezingsprogramma’s (twintig jaar) belooft een partij in Bergen op Zoom iets. De partij zit twintig jaar in het college en levert, glimlachend, de verkiezingsbelofte keer op keer in om toch maar een wethouder te kunnen leveren. De kiezer de rekent ze echt niet af. Bij waterschapsverkiezingen zijn er partijen die verkiezing na verkiezing verlaging van de belastingtarieven beloven, terwijl ze heel goed weten dat de afgelopen tien jaar de tarieven steeds met procenten meer dan de inflatie zijn gestegen en dat de komende tien jaar de tarieven vermoedelijk weer jaar na jaar met ruim meer dan de inflatie zullen moeten stijgen. De kiezer is keer op keer goedgelovig en stemt op het ‘positieve verhaal’. En veel politici hebben niet de moraliteit om het eerlijke verhaal te willen vertellen. Dat eerlijke verhaal loont niet. Sterker nog, je verlies er verkiezingen mee!

Ik besef dat geen mens zonder zonden is. Ik ben ook niet perfect. Ook ik heb soms moeite te leven naar wat ik preek. Mijn autistische trekjes zitten soms in de weg. Ik ben in leven en gedrag een luddiet. Ik ben geen fan van veranderingen. In het openbaar bestuur hecht ik grote waarde aan moreel leiderschap en verlang dit ook van de bestuurders waarmee ik samenwerk. Dat is de reden dat ik afscheid genomen heb van het huidige college van B&W van Bergen op Zoom. Het vertrouwen is met de gebeurtenissen rond het dossier “Bestemming Rijkscompensatiemiddelen Cultuur Corona” onherstelbaar geschaad.

 

Louis van der Kallen.

 


ER WAS EENS… EEN GEMEENTELIJK SP(R)OOKJE OVER (ZAKEN)WETHOUDERS

 

    


| 09-10-2021 |

 

16 leden van de gemeenteraad steunden een motie van wantrouwen tegen het college van B&W. De andere 17 leden van de gemeenteraad namen een motie van “treurnis & herstel” aan. Feit is dat alle raadsleden vonden dat er iets fout was in de handelswijze van het college. Of toch niet.

De zogenoemde motie van “Treurnis & Herstel”, die aangenomen is door de raadsleden die de motie van wantrouwen niet steunden, heeft bij nadere lezing een heel andere inhoud dan ik, in de hectiek van de raadsvergadering dacht. Soms vergt een tekst enig herkauwen om alle (giftige) sappen goed te proeven. Het dictum bevat de tekst; “En spreekt haar treurnis uit over de ontstane situatie…”. Er is dus, bij de 17 geen treurnis over de handelswijze van het college, maar slechts over de ontstane situatie!

Ik ben maar een oude man achter een PC, ik begrijp bitter weinig van de moraliteit van de (moderne) manager. En al helemaal niet van lieden in Bergen op Zoom die een ambt als wethouder bekleden. Als ik op mijn PC zoek naar een betekenis/definitie van het woord “ambt” geeft de link die mij door google als eerste aangebonden wordt: “Ambt; officiële betrekking, post die meestal van overheidswege toegekend wordt en enige vorm van gezag uitstraalt”. Als ik nu naar de Bergse wethouders kijk komt bij mij de vraag op: wat is “enige vorm van gezag”. Ik zie geen gezag meer, voor mij is zelfs het tegendeel waar! Het imago is geschonden! Het gezag is verdampt. Als het gaat om moraliteit waarop gezag, in mijn beleving zou moeten zijn gebaseerd, zie ik die niet (meer). Ook de elementen van het maatschappelijk verdrag (de beginselen der staatsinrichting) zijn er, in mijn waarneming, niet meer.

Ik hoop dat de collegeleden In Bergen op Zoom op enig moment tot een reflectie komen op hun handelen, hun collegialiteit, hun ambt invulling, hun moraliteit, de wijze van verantwoording afleggen (niet dus), de afhandeling van de interpellatie en tot herstel van de financiële schade van alle betrokkenen bij de culturele sector in Bergen op Zoom.

Voor mij is een gemeentelijk sprookje (zakenwethouders) verworden tot een gemeentelijk spookje (nachtmerrie) door bestuurd te worden door op geld gefixeerde bestuurders zonder moraal, zonder het besef een (eerbiedwaardig) ambt uit te oefenen.

Ik schrijf graag tot leringhe, ergernisse dan wel vermaeck over gemeentelijke sp(r)ookjes. Mijn verhalen zijn geen sprookjes maar ik oefen al jaren voor spook(je).

De titel van dit artikel is deels uit een publicatie van N. Samsom N.V. één van de rechtsvoorgangers van Wolters Kluwer. Nicolaas Samsom de oprichter vervulde ook, in navolging van zijn vader, functies als burgemeester en secretaris-ontvanger. De uitgeverij bracht vaak boekjes uit over het functioneren van gemeenten en niet zelden “tot leringhe, ergernisse dan wel vermaeck”

Misschien ben ik wel een beetje in Nicolaas zijn voetsporen getreden met mijn artikelen reeks “De weg kwijt “ en de “De weg gevonden?” Met soms het accent op ter leringhe, soms op ergernisse en heel soms op vermaeck. Uiteindelijk is besturen van een gemeente geen vermaak maar serieus werk wat gedaan zou moeten worden door mensen met een herkenbare moraal en met enig gezag. Besturen zou buiten over geld ook moeten gaan over een rechtvaardige inhoud.

Ik kom hier zeker op terug. Met als doel ze de (hun) weg te laten vinden. Of is gewoon, weg wel de oplossing?

 

Louis van der Kallen.


DE WEG GEVONDEN?

 

    


| 10-04-2021 |

 

We hebben het interpellatiedebat over het dossier “Bestemming Rijkscompensatiemiddelen Cultuur Corona” gehad. Een motie van wantrouwen heeft het niet gehaald. Het ‘zakencollege’ hield het vertrouwen van 17 van de 33 raadsleden. Na (rijp)beraad kwam het college, bij monde van de heer Jacobs met de uitspraak dat het college met de fracties van GBWP, VVD, CDA en D66 terug naar de tekentafel wil om “met grote spoed” met hen in gesprek te gaan.

Met die uitspraak is het ‘zakencollege’ door zichzelf omgevormd tot een gewoon politiek college gebaseerd op de helft van de raad plus een half zijnde zeventien zetels bestaande uit die partijen die klaarblijkelijk wel vertrouwen hebben in het restant van het college.

De heer Jacobs verweet delen van de raad polariserende en escalerende uitspraken. Zo kan je ook kijken naar kritiek op je disfunctioneren. Feitelijk is dit gedrag van de heer Jacobs het uitsluiten van de andere partijen met name de acht van de twaalf fracties die hun wantrouwen uitspraken naar de leden van het college.

Vind ik de uitsluiting begrijpelijk? Ja vanuit het gezichtspunt van de heer Jacobs en zijn partners in crime wel . Ik ben er zelfs wel blij mee! Ik heb niets meer met de resterende leden van het college. Ik vertrouw ze niet meer. Ze zijn immers in mijn ogen onbetrouwbaar gebleken en moreel van een ander niveau dan waarmee ik zou willen samenwerken.

GBWP, VVD, CDA en D66 bleven het college trouw vanwege, naar hun zeggen, het belang van de bestuurbaarheid van de gemeente. Dat belang is ook groot, maar moeten we dan de kwaliteit, integriteit en moraliteit van het openbaar bestuur steeds opofferen? Ik ben klaar met ze.

Met één van de leden was ik eind september 2020 al klaar toen bleek dat een aan haar gerichte vertrouwelijke mail eerder door haar medewerkers was gelezen dan door haar zelf. Ze koos ervoor om mijn suggesties in die mail niet te volgen; ze hechtte “aan de afspraken die we daarover óók in het college gemaakt hebben (transparantie, werken op basis van vertrouwen, zorgvuldige communicatie, we verrassen elkaar niet, etc.)”. Het zijn nu net die binnen het college gemaakte afspraken waaraan het college zich naar de gemeenteraad, de burgers en de culturele instellingen zich totaal niet heeft gehouden. Maar ja, die groepen maken ook geen deel uit van het illustere gezelschap van collegeleden.

Als bestuurders zich niet houden aan de door hen gemaakte afspraken, dan zijn ze gewoon ONBETROUWBAAR. En met onbetrouwbare lieden, ook als ze de titel wethouder dragen, wil ik geen zaken meer doen. De BSD voelt zich dan ook niet bezwaard door de uitsluiting door dit college.

Ik wens dit politieke college een fijne samenwerking toe met de zeer betrouwbare GBWP, VVD, CDA en D66 raadsleden. Laat ze hun weg maar vinden!!! Voor mij is de collegekamer leeg.

 

Louis van der Kallen.

 

 


DE WEG KWIJT 6

 

    


| 30-09-2021 |

 

Er komen ook mensen bij mij aan de deur om hun ongenoegen te uiten.

“Ik ben zo’n ZZP -er (zei Mart Franken, Kunstschilder in Bergen op Zoom, aan de deur tegen mij). Bij de uitreiking van de Sakko CultuurPrijs voor Kunsten en Letteren, bijna vier jaar geleden werd ik nog toegesproken door de burgemeester. “Mart geeft een gezicht aan de mensen om wie het in de samenleving gaat en raakt daarmee aan de essentie van ons bestaan Daar kunnen wij in de politiek nog veel van leren. Het beste uit mensen halen en dat vastleggen in een schilderij, daarmee weet hij mensen diep te raken.”

Het voelt bij mensen als Mart als een diep verraad. Als roof, als een diefstal met geweld. Geweld dat mensen berooft van elke vorm van vertrouwen in de overheid die hen het meest nabij staat.

Het college heeft sinds de dualisering van het gemeentebestuur (2002) heel veel eigen bevoegdheden. De Raad stelt globale begrotingen en het ‘beleid’ vast en het college voert dat uit. Waarna de Raad de uitvoering kan controleren. In 2010 is die scheiding van taken bevoegdheden en hoe daar concreet mee om te gaan nader uitgewerkt in raadsvoorstel RVB10-0096 “De boedelscheiding tussen de gemeenteraad en het college van burgemeester en wethouders”. Ik heb de afgelopen jaren vaak gemopperd op het college omdat het vaak voor een ‘zienswijze’ op een voorgenomen besluit, notabene besluit binnen de eigen bevoegdheden, naar de Raad kwam voor het peilen van ‘gevoelens’. Ik zei dan vaak “gebruik je bevoegdheden en als je het verkeerd doe ‘rekenen’ we wel af!

Voor de meest onnozele collegebesluiten kwam ook dit college met regelmaat met een opinie peilende mededeling naar de Raad. Zich zelve indekken noem ik dat. Behalve in dit geval. Terwijl er nu, volgens mijn interpretatie van “de boedelscheiding”, alle reden voor was. Het geïdentificeerde risico op imago schade van de gemeente werd in april 2021 in het collegevoorstel hoog ingeschat “de indruk kan ontstaan dat de gemeente zichzelf ‘verrijkt’ met de compensatiemiddelen”. Nu geen opinie peilende raadsmededeling! Nee de raad kwam er pas achter toen er vanuit de raad vragen werden gesteld.

In de bijna 36 jaar dat ik in de gemeenteraad van Bergen op Zoom mag zitten ben ik twee keer echt boos geweest. Nu is de derde keer. Maar ik ben niet alleen boos ik ben ik tot in het diepst van mijn ziel teleurgesteld. Teleurgesteld in het moreelgehalte van het gehele college. Slechts één keer eerder was ik diep teleurgesteld in de moraliteit van een collegelid, dat was circa 30 jaar geleden vanwege een publicatie in de Nieuwe Revu.

Ik hecht aan beschaafd taalgebruik. Ik probeer mij dan ook te onthouden van onwelvoeglijke taal, hoewel ik scherp en hard uit de hoek kan komen. Nu ben ik blij dat de primaire woordvoerder namens het linkse blok (SP, PvdA, GrL en de BSD) mijn gewaardeerde collega Adam Ahajaj is, een afgestudeerde Meester in de rechten en een rustige weloverwogen spreker. Zijn spreken mede namens mij en de BSD voorkomt vermoedelijk dat ik de weg kwijt kan raken en mij misschien zou moeten schamen voor mijn gedrag vanavond. Nu kan mijn schamen zich beperken tot mijn indirecte verantwoordelijkheid voor het gedrag van dit college.

Moge de raadsleden vanavond bij het betreden van het stadhuis de wijsheid van Vrouwe Justitia tot zich nemen en gebruiken bij hun beraadslagingen en hun oordeel.

 

Louis van der Kallen.

 


DE WEG KWIJT 5

 

    


| 29-09-2021 |

 

“Wie zijn de gasten die ons bestelen?” “Waarom krijgen wij of lezen we hun namen niet?” “Als je profiteert van ‘gestolen’ geld ben je toch strafbaar?” “Hebben ze in het stadskantoor dan geen enkele vorm van liefde of passie voor de stad en onze cultuur?” “ “Mag je zomaar ongestraft het imago van onze stad ter grabbelgooien?” “Zielloos, ik heb meelij met ze.” “Sinds wanneer is de Bergse cultuur afbreken een taak van het college?” Zomaar een gekuiste greep uit wat mensen, burgers van Bergen op Zoom mij laten weten.

De opmerking over het imago ten grabbelgooien was voor mij wel aanleiding de “Gedragscode voor de wethouders van Bergen op Zoom 2017” er op na te slaan. Ja het mag klaarblijkelijk, de gedragscode verbiedt niet het ten schande maken van onze gemeente. Misschien een puntje om over na te denken of de gedragscodes hier niet in zouden moeten voorzien. Moeilijk is dat wel want ook raadsleden mogen in principes bijna alles roepen.

Het gebeuren rond het dossier “Bestemming Rijkscompensatiemiddelen Cultuur Corona” voelt als een diep verraad. Als roof, als een diefstal met geweld. Geweld dat mensen berooft van elke vorm van vertrouwen in de overheid die hen het meest nabij staat. Ze willen en kunnen niet begrijpen dat wat gebeurd is procedureel, juridisch of financieel kan kloppen. Deze verdeling van het geld is, naar hun gevoelen, materieel onjuist en in hun gevoelen ook in strijd met wat het Rijk en de wetgever bedoeld kan hebben. De juristen en de accountant zouden geen gemeentelijke opdracht meer moeten krijgen. Namen, namen, namen wil men horen.

De AVG (privacywet Algemene Verordening Gegevensbescherming) wordt in de ogen van menige burger misbruikt om dit soort ‘lieden’ te beschermen. De vraag van velen is nu wie heeft waarom en om welke reden deze ‘top/tobambtenaren’ ingehuurd? Als raadslid zit ik ook met deze vraag in mijn maag. Ook ik vind dat de inhoud van het dossier “Bestemming Rijkscompensatiemiddelen Cultuur Corona”. Dit soort vragen oproepen.

Als het risico op imagoschade zoals gememoreerd in het collegebesluit van april hoog werd geacht waarom is dat besluit en die besteding aan de inhuur van die personen dan tot stand gekomen? Wie heeft besloten tot de inhuur van die personen en hun gecontracteerd? Dat zijn vragen waar burgers, waarmee ik sprak, mij op aanspreken. Ik heb geen antwoord. Ook ik, als raadslid, moet de AVG respecteren. Ik vind het de verantwoordelijkheid van de nieuwe gemeentesecretaris om deze vragen te beantwoorden. Een gemeenteraad en zeker een individueel raadslid gaat er niet over. De enkele dagen geleden in dienst getreden gemeentesecretaris is mogelijk nog niet besmet met het Bergse virus en is hij de weg nog niet kwijt of is hij ook al een doodlopende weg ingeslagen?

Burgers zijn boos tot in hun tenen en verwachten een dekkende uitleg of een onderzoek naar de feiten door, het liefst, mensen van buiten de gemeentelijke organisatie.

 

Louis van der Kallen.


DE WEG KWIJT 4

 

    


| 28-09-2021 |

 

Ik krijg van sommige lezers het verwijt dat ook ik de weg kwijt bent omdat ik het verschil niet zou weten tussen d’s en t’s. Dat is autistisch gezien natuurlijk niet waar. Taalkundig is het echter een waarheid als een koe! Op de lagere school kreeg ik voor Nederlands geen cijfer` op, mijn verder prachtige, rapport. Mijn leraren wilden mij niet frustreren. Ik was en ben dyslectisch en behept met wat autistische trekjes. Wat anderen wilden zien als een handicap was in de praktijk, in mijn ogen, mijn kracht. Ik heb mij nooit laten afremmen.

Vroeger corrigeerde Ank (mijn helaas overleden echtgenote) mijn schrijverij en als er nu tussen mijn geschrijf en de publicatie op de website ruim tijd is corrigeert een leraar Nederlands mijn geschriften. Die route sla ik nu bewust over om hem niet te belasten met urgente zaken. Het gaat om de inhoud. Het gaat om de moraliteit. Althans, dat is mijn inzet als ik als volksvertegenwoordiger op een dossier duik als het dossier “Bestemming Rijkscompensatiemiddelen Cultuur Corona”.

Ik werk in BSD verband nu intensief samen met de andere linkse partijen (PvdA, GrL en de SP) waarbij, in dit dossier, mijn gewaardeerde collega Adam Ahajaj van de PvdA onze trekker is. Hij heeft met het meedenken van de andere raadsleden in het zogenoemde Linkse Blok goed werk verricht om de gegevens boven tafel te krijgen. Het is een samenwerking tussen mensen die elkaars kwaliteiten zien en tevens beseffen dat Bergen op Zoom in deze moeilijke tijd vol uitdagingen niet geholpen wordt door verdeeldheid maar dat de gezamenlijke denkkracht nodig om de stad en haar dorpen weer op de goede weg te brengen.

In het eerste artikel in deze reeks vroeg ik mij af: “Waar is het moreel leiderschap?” Mijn gedachte nu is niet in het college! Na het lezen van een artikel op ZUIDWESTUPDATE van de hand van Han Verbeem waarin hij verwees naar de geïdentificeerde risico’s op het collegebesluit van 13 april kan ik haast niet anders dan concluderen dat het college willens en wetens in het volle besef van de mogelijke risico’s tot imagoschade het besluit in deze heeft genomen. Dat getuigt, mijns inziens van een bijna bizarre management mentaliteit c.q. een hoog narcistisch gehalte in de absoluutheid van de eigen waarheid.

De tekst bij het geïdentificeerde risico is opvallend “De indruk kan ontstaan dat de gemeente zichzelf ‘verrijkt’ met de compensatiemiddelen”. Met die wetenschap komt een tekst in de persverklaring van afgelopen vrijdag bijna lachwekkend over; “Het college neemt met kracht afstand van termen die gebruikt zijn zoals ‘zelfverrijking’ en ‘creatief boekhouden’.” De zielenpieten! Wat je had kunnen verwachten is gebeurd en dan neem je met kracht afstand!

Ook ik ben een mens. Gisteren memoreerde in het presidium een gewaardeerd collega dat hij van mij had geleerd dat raadsleden een dikke huid moesten hebben en dus ergens tegen moeten kunnen. Ja dat is één van mijn vele ‘wijsheden’. Maar je moet een sterke maag hebben om zo veel gebrek aan moraliteit te kunnen verwerken zonder een deel van de maaginhoud via de mond te lozen.

Ik begrijp niet hoe vijf wethouders, een burgemeester en een gemeentesecretaris tot dit besluit hebben kunnen komen. De politieke ethiek waar ik zo aan hecht verlangt van mij dat ik wacht met een oordeel tot dat in het interpellatiedebat alle vragen zijn beantwoord en er een fatsoenlijk hoor en wederhoor heeft plaatsgevonden.

Ik hoop dat de raad, de Bergenaren en de culturele instellingen donderdag inzicht krijgen hoe het kan dat zoveel mensen met een hoge opleiding tot dit soort besluiten kunnen komen. Zonder dat ze als ze in de spiegel kijken niet walgen van zichzelf en het systeem waarin ze werken. Allemaal hebben ze opleidingen genoten met prachtige namen. Maar ze geven geen blijk dat ze ook maar enig idee hebben waar de attributen (de spiegel, de balans en het ZWAARD) in handen van de beelden op de gevel van het stadhuis voor staan. Waar is het moreel leiderschap? Ik hoop dat de nieuwe gemeentesecretaris qua levensbeschouwing en moraliteit echt iets meebrengt. Ik ben komende donderdag benieuwd te horen van hem waarom hij gekozen heeft voor een verblijf in de leeuwenkuil vol addergebroed die het college van Bergen op Zoom heet en wat hij denkt te kunnen veranderen. Ik hoop dat hij mij voorafgaand aan de raadsvergadering hoop kan geven dat er een vonk van een moreelleiderschap kan komen in het college en in de ambtelijke leiding in ons mooie stadje aan de Schelde. Zodat de moreel juiste weg weer gevonden kan worden.

Moreel leiderschap is nodig. Dat is geen leider of leiders met een plooibaar geheugen, of een geheugen als een Bermudadriehoek waarin belangrijke informatie. Ik raad de leden van het college aan het boek van Alex Brenninkmeijer met de titel “Moreel leiderschap” maar eens te lezen. Maar ook mijn publicatie MOREEL LEIDERSCHAP GEVRAAGD, geschreven in april 2019.

De andere artikelen in deze ‘De weg kwijt’ reeks zijn te vinden op https://www.louisvanderkallen.nl/publicaties/

WAARSCHUWING niet lezen op de nuchtere maag!

 

Louis van der Kallen.


DE WEG KWIJT 3

 

    


| 27-09-2021 |

 

Over het dossier “Bestemming Rijkscompensatiemiddelen Cultuur Corona” schreef ik afgelopen vrijdag (24 september 2021) het artikel “De weg kwijt”, waarin ik mij afvroeg; “Waar is het moreel leiderschap?” Het tweede artikel in dit dossier ging over weten en geweten en over ‘Brave soldaat Schwejk’ gedrag van ambtenaren, het ja en amen gedrag wat heeft geleid tot een gebrek aan tegenspel mede veroorzaakt door bestuurders die ‘alles’ al weten.

Maar niet alleen collegeleden en ambtenaren zijn de weg kwijt in Bergen op Zoom ook veel leden van de Raad, zijn in mijn ogen de weg kwijt. Ons kleine volle landje, met circa 17,5 miljoen inwoners, met bijna net zoveel voetbalcoaches, en voor iedere ziel een partijtje heeft vele regels, waar we ons als burgers, overwegend niet aan lijken te houden. Behalve als we een moderne ambtenaar zijn en uit ervaring geleerd hebben dat wetten, regels en protocollen er zijn om zich achter te verschuilen zodat we niet zelf behoeven na te denken en daarom uit lijf(functie)behoud de opdrachten van de bestuurders nauwgezet uitvoeren. In de regel volgt dan na verloop van tijd een echte ontsporing van het systeem.

Door de ‘sociale’ media zijn we ook allemaal behept c.q. besmet geraakt met het méébestuurvirus. Terwijl de bedoeling van verkiezingen toch echt is dat de burger/kiezer een volksvertegenwoordiger (M/V) kiest die hem of haar vertegenwoordigt in het betreffende bestuurlijke orgaan. Bijvoorbeeld de gemeenteraad. Overheden hebben door de jaren heen getracht, op soms creatieve manieren, haar onderdanen in het gewenste gareel te krijgen. Een voorbeeld daarvan zag ik recent. De zangbundel voor het Nederlandse leger van circa honderd jaar geleden. Uitgegeven onder last van den Minister van Oorlog. Wij waren immers stoere patriotten. 64 liedjes om tot éénheid te komen en de eigen(spot)variaties uit te bannen.

Iedere Nederlander zong en zingt zijn eigenlied en dat lied lijkt ook steeds meer een eigen waarheid te hebben. Ook de Bergenaar die ooit de eerste eigenaar was van die bundel, ene Frans van Tilburg, zal buiten het Merck toch hoe Sterck (nummer 7 in de bundel) zijn eigen lied gezongen hebben.

Zo ook de politieke partijen in Bergen op Zoom. Het voorbeeld van het linkse blok (SP, PvdA, GrL en BSD) om samen te werken en zo veel mogelijk, na afstemming, te spreken met één woordvoerder) wordt door de anderen nog niet gevolgd. Nee, men buitelt over elkaar heen om al een mening te hebben nog voordat er een fatsoenlijk hoor en wederhoor heeft plaatsgevonden.

Raar en deels in strijd met politieke fatsoensnormen. Donderdag 23 september mocht ik nog namens alle partijen een orde voorstel indienen. Inhoudende stoppen met de discussie over het dossier “Bestemming Rijkscompensatiemiddelen Cultuur Corona” en tijdens de Raad van 30 september het onderwerp middels een raad brede interpellatie het collegevoorstel behandelen. Is het dan passend dat de burgemeester het alsnog op 27 september wil bespreken/toelichten? Een interpellatie heeft tot doel alle vragen goed en afgewogen te beantwoorden. Het college heeft dan minimaal 48 uur gehad om de vragen adequaat te beantwoorden zodat niets uit de losse pols gebeurt en hoor en wederhoor correct en volledig heeft plaats kunnen vinden voordat het eventueel tot een oordeel komt over het door de portefeuillehouder c.q. het college gevoerde beleid.

Het nu willen bespreken in het Presidium lijkt op het willen sturen van de discussie door het college. Men lijkt ook nu de weg kwijt. Wat door mij ook als niet passend wordt ervaren is het dossier nu door een ambtenaar te laten uitleggen. Het zou een technische toelichting zijn. Het dossier en al wat daarin is gebeurd is POLITIEK geworden. Dan past, mijns inziens, daarin alleen een discussie met het college en haar leden in een openbare raadsvergadering.

Het geroep over wel of niet openbaar van een discussie in het Presidium komt op mij over als politiek ellenbogen werk. Wat is gebruikelijk? Het Presidium is openbaar tenzij het Presidium besluit dat er dringende redenen zijn om een discussie in beslotenheid te houden. Pas als ik die redenen heb gehoord kan ik ze afwegen of ze voldoende dringend zijn om een groot goed, de openbaarheid, op te geven.

Ik raad de collega’s aan eens goed naar de voorgevel van ons stadhuis te kijken. De beelden van Vrouwe Justitia en Vrouwe Prudentia. Het zwaard en de balans vullen niet voor niets de handen van Vrouwe Justitia en de spiegel niet voor niets de hand van Vrouwe Prudentia. De slang of de staf met twee in elkaar gestrengelde slangen ontbreekt helaas in Prudentia haar andere hand. Beide sieren veel gevels van stadhuizen. Bijvoorbeeld ook die van de Antwerpen. Vrouwe Prudentia staat voor verstandigheid en voorzichtigheid. Vrouwe Justitia, staat voor rechtvaardigheid. Rechtvaardigheid en voorzichtigheid zijn mijns inziens de belangrijkste noodzakelijke deugden voor een goed stadsbestuur.

Nu maar hopen dat beide dames de vroede vaderen inspireren om de uitkomst van de interpellaties af te wachten en pas dan te komen tot wijze besluiten.

 

Louis van der Kallen.

 

 


DE WEG KWIJT 2

 

    


| 26-09-2021 |

 

Over het dossier “Bestemming Rijkscompensatiemiddelen Cultuur Corona” schreef ik afgelopen vrijdag (24 september 2021) het artikel “De weg kwijt”, waarin ik mij afvroeg; “Waar is het moreel leiderschap?” En tot slot stelde ik : “De vraag is nu of we met dit college en deze wethouder ‘de weg’ kunnen vinden? Deze GBWP-wethouder van cultuur is zeker de weg kwijt”.

Op diezelfde vrijdag gaf het college een persverklaring uit met daarin opgenomen de tekst: “Juist om ervan verzekerd te zijn dat deze gelden zo kunnen worden aangewend, is de regelgeving, incl. de uitleg daarover in de Tweede Kamer, expliciet geraadpleegd. Daarnaast is voor een extra check op een rechtmatige aanwending met de accountant van de gemeente overleg geweest over deze manier van financieren. Uit beide beoordelingen bleek dat deze route akkoord was.”

Uit deze tekst blijkt dat ook het college besefte, dat ze zich met de door hen gekozen aanwending van de door het Rijk beschikbaar gestelde gelden, het inhuren (voor veel geld) van externen, zich mogelijk op glad ijs begaf. Anders raadpleeg je niet “expliciet” de regelgeving inclusief de uitleg aan de Tweede Kamer en raadpleeg je niet de accountant. Dit is puur juridische indekking!

Wat het college dan vergeet is dat ze zich niet alleen aan de wet te houden hebben maar zij hun handelen ook te verantwoorden hebben aan het politieksysteem. Zijnde de Raad en de publieke opinie.

De vraag is nu hoe komt het toch; dat het zo vaak voorkomt dat een college van Bergen op Zoom of een Bergse wethouder zich daarvan niet bewust lijkt te zijn? Ruim een maand geleden schreef ik een brief aan het college over het ‘provocerend wangedrag van een wethouder’. Hij had een bord c.q. de borden, “niet gezien” bleek uit een telefoongesprek met hem. Ondanks dat ik mij dat niet echt kon voorstellen geloofde ik hem. Ik constateer wel vaker dat wat voor mij zo helder is als glas en zich als beeld via mijn ogen onuitwisbaar in mijn hersenen wordt vastgelegd voor anderen niet relevant blijkt of simpelweg niet wordt gezien of terzijde geschoven wordt. Dan komen ook de eigen normen en waarden om de hoek kijken en de interpretatie van woorden en begrippen als weten en geweten.

Als ik twijfel ervaar over de betekenis van woorden of begrippen pak ik graag terug op oude, niet door de moderne tijd of door andere culturen bedorven boeken en teksten. Langgeleden hebben Ank en Ik het “Woordenboek der Nederlandsche taal” (WNT) gekocht. Samengesteld tussen 1871 en 1887 en gepresenteerd in 1887 op het 20ste Taal- en Letterkundig congres te Amsterdam. Bijna twee meter verklaringen van Nederlandse woorden. Daaruit leer ik dat, er een verwantschap is tussen geweten en weten waarvan het voltooide deelwoord ook: geweten is. Maar geweten in de betekenis van: bewustzijn van goed en kwaad is niet hetzelfde als het voltooide deelwoord. “Het spreekt echter van zelf, dat geweten den invloed van conscientia (bewustzijn) heeft ondergaan met geweten in den zin van met medeweten (WNT)”. De betekenis met betrekking van de kennis van goed en kwaad is relatief jong vermoedelijk ontstaan in de 17e eeuw. Geweten blijkt ook een meer Noord-Nederlands woord te zijn. Vlaamse en Zeeuwse schrijvers gebruik(t)en vaker het woord gewisse dat ook in Vondels Gijsbrecht nog voorkomt “ick heb een rein gewisse”. Soms zou ik de ‘leiders’ van deze wereld om met Vondel te spreken; “zoo strafwaerdigh zy, als vernuftelozen, onder schijn van hun bezwaert geweten t’ ontlasten, haer uitroocken”.

Ik raad de wethouders aan eens kennis te nemen van de wijze lessen van Boendale over een wijs stadsbestuur. Jans Teesteye (tussen 1330 en 1340), is een dialoog tussen een Wouter die de vragen stelt en vermoedelijk Jan Boendale, gezegd Jan de Clerc, schepenklerk te Antwerpen, die wijze antwoorden geeft.

Maar wat uit dat voorbeeld van de ‘niet geziene’ borden ook bleek; hij was er door zijn ambtenaren ook niet op gewezen dat wat hij daar deed simpelweg niet acceptabel is en het verkeerde voorbeeld. Wethouders zijn mensen en maken net als andere mensen fouten of denken niet aan alles. Dan zou het zo moeten wezen dat hun ambtenaren hun daarop wijzen. De vraag is gebeurd dat ook? Ik denk al een paar jaar van niet.

Ik schreef eerder over de tien regels opgesteld door dit college en de ambtelijke reactie daarop: “De tien regels zijn – door de ogen van een politicus als ik bekeken – van een haast absurdistische, heldere hardheid. In de handen en hoofden van de vele “Brave soldaat Svejk”- (Schwejk) achtige ambtenaren – die ons ambtelijk apparaat rijk is – werd de compromispolitiek zoals het focusakkoord bedoeld is in opdracht als onhaalbaar af geserveerd. Menige Bergse ambtenaar heeft de afgelopen jaren geleerd te overleven zoals des braven soldaten Schwejk. Opdrachten van een semi- ‘autoritair’ gezag neem je letterlijk. Je overleeft de absurde situaties van de Bergse krijgsdienst door te doen wat je wordt opgedragen en vermijdt de risico’s van je eigen have, goed en functie door je eigen denken alleen te gebruiken om niet op te vallen bij je superieuren of je snor te drukken en je hang naar de eigen ideeën in de beslotenheid van je eigen functioneren vorm te geven mede door met galgenhumor te overleven. Als Jaroslav Hasek nu had geleefd en diende in de ambtenarij van Bergen op Zoom zouden er meer dan vier delen te vullen zijn van “een brave ambtenaar Schweijk”.

Ik heb dit weekeinde bij mijn praatpaal gesproken met twee nog niet zolang gepensioneerde Bergse ambtenaren. Beide bevestigden de ‘braven soldaten Schweijk’ analyse van mij. Ambtenaren durven niet meer zelf te denken. Ze laten zich in overlevingsdrang knechten en inperken door procedures/protocollen (soorten van het ‘handboek soldaat’) en door wethouders en de door de wethouders geleidelijk geselecteerde ‘hofhouding’ aan managers. Gevolg hun gezamenlijke denkkracht en kennis blijft grotendeels onbenut. En dat gebrek leidt tot absurditeiten als het benutten van gelden voor doelen die de wetgever mogelijk niet voor ogen had.

Ik zou niet kunnen leven of functioneren als wethouder als ik omringt zou zijn door ‘hielen likkende’, geen alternatieven gevende ambtenaren. Tegenspel is nodig om tot goede besluiten te komen. Ik besef terdege dat ik noch de Raad de wijsheid in pacht heeft. Ambtenaren hebben kennis maar als die niet gebruikt wordt worden het braven soldaten Schweijk!

Of is het anders? Is de managementhouding van de collegeleden er één van: we weten alles al? Kijk naar de ’10 regels’ en voer ze uit! De arrogantie ten top! Ik denk dat dit zeker een factor is. De rigide uitvoering van het focusakkoord middels de ’10 regels’ is daar van een voorbeeld. Het denken lijkt opgehouden!

Wat ook een factor kan zijn is politiek verantwoording afleggen, waarom? De wethouder verwachtte, ondanks dat de commissie over hem heen ging, van de commissie wel de instemming voor het gevoerde/ te voerenbeleid! Hoe naïef of arrogant kan je zijn? Denkt een GBWP-wethouder werkelijk dat met een fractie van 10 zijn positie onaantastbaar is? De tijd zal het leren.

 

Louis van der Kallen.

 


DE WEG KWIJT

 

    


| 24-09-2021 |

 

Collega Adam Ahajaj heeft de afgelopen weken veel werk verzet om inzicht te krijgen in het dossier “Bestemming Rijkscompensatiemiddelen Cultuur Corona” waarbij hij veel informatie boven tafel heeft gehaald. Handelend en gisteravond sprekend namens het linkse blok van SP, GrL, PvdA en BSD stelde hij aan het college van B&W tal van vragen. Hij kreeg van veel van de collega’s, van de andere partijen, de welverdiende complimenten. De door hem boven tafel gehaalde informatie was voor vrijwel alle partijen reden om het college c.q. de portefeuillehouder tal van indringende vragen te stellen.

De reactie van de portefeuillehouder was ronduit verbijsterend. Hij was verrast? Maar hij vroeg van de commissie wel de instemming voor het gevoerde/ te voerenbeleid. Hij ging simpel weg niet in op de verlangde beantwoording laat staan dat hij verantwoording aflegde voor de door Adam Ahajaj boven tafel gehaalde feiten. Die er simpelweg op neer kwamen dat slechts een fractie van de door het Rijk beschikbaar gestelde 1,4 miljoen tot nu toe terecht was gekomen bij de door corona getroffen culturele instellingen. En voor een groot deel van het bedrag, zeer dik betaalde, (interim) managers waren ingehuurd. De eigen gemeentezak was gevuld! Het toppunt was, wat mij betreft, dat hij over de gang van zaken, die gezien de inzet van veel sprekers een heel hoog politiek karakter hadden, een ambtenaar het woord liet voeren. Die inbreng was; er was aan de erfgoedinstellingen maar liefst 8 keer een mail verstuurd zonder dat dit leidde tot een reactie.

Het geheel laat zien hoe veel het stadskantoor zowel ambtelijk als bestuurlijk afstaat van de samenleving. Klaarblijkelijk komt niemand op het idee dat je heel goed coronaproef kan telefoneren om het contact tot stand te brengen. Niemand besefte op het stadskantoor dat het schijntje naar de culturele instellingen en de grote hoop naar de eigen instellingen inclusief forse salarissen voor het inhuren van managers ‘politiek’ gevoelig zou kunnen zijn. Het laat zien dat het ‘stadskantoor’ de weg echt kwijt is! Dat politieke sensibiliteit wel op ieders lippen lijkt te zitten maar men geen benul heeft wat de term betekent. Zelfs een wethouder van cultuur heeft wel oog voor de financiële noden van de eigen organisatie maar niet voor die van de culturele instellingen. De eigen instelling Gebouw T komt door het ‘cadeautje’ zelfs uit op het dikste overschot op de begroting in jaren terwijl de rest van de Bergse culturele instellingen op apegapen liggen. Waar is het moreel leiderschap?

Toen ik dan ook om een schorsing vroeg en de collega’s vroeg mij te volgen naar de Witte zaal trok iedereen het vermoeide lijf omhoog en nam de trap. In de Witte zaal waren we het er snel over eens: dit dossier vereist een adequate verantwoording van het college en de portefeuillehouder in het bijzonder en een raad brede interpellatie leek bijna eenieder geëigend. Alleen de vertegenwoordigster van GBWP was enigszins terughoudend (“je begrijp toch wel dat ik hier als vicefractievoorzitter overleg met de fractievoorzitter over moet hebben”). De andere fracties waren zonder uitzondering van mening dat een raad brede interpellatie over dit dossier gewenst was. Mijn ordevoorstel werd in de commissie unaniem aanvaard.

De vraag is nu of we met dit college en deze wethouder ‘de weg’ kunnen vinden? Deze GBWP-wethouder van cultuur is zeker de weg kwijt.

 

Louis van der Kallen.


HET VOORZORGPRINCIPE

 

    


| 20-09-2021 |

 

De afgelopen jaren probeer ik rond elektromagnetische straling (EMS) het voorzorgprincipe via artikelen, brieven en presentaties onder de aandacht te brengen van bedrijven, overheden, burgers en bestuurders omdat het belangrijk is dat de samenleving zoveel mogelijk kan genieten van de voordelen zonder een enorme prijs te betalen voor de mogelijke nadelen. Ik schreef recent nog het artikel “ PARADIJS BLIJKT HEL” over de vele voorbeelden waar in het verleden de ‘paradijselijke’ voordelen veranderden in een ‘hel’ toen de nadelen zich in de volle omvang in de loop der tijd manifesteerden. Ik sta in dat streven naar de toepassing van het voorzorgprincipe niet alleen. Samen met politici uit andere gemeenten en deskundigen probeer ik daaraan in het Platform Gemeenten Draadloze Connectiviteit vorm en inhoud te geven.

Recent schreef ik in dat kader een brief aan het college van B&W waarin ik namens de BSD-fractie aangaf met gebruik van de gemeentelijke bevoegdheden – die weliswaar rond EMS en 5G beperkt zijn – het voorzorgprincipe gemeentelijk toegepast zou kunnen worden. In de genoemde brief stelde ik namens de fractie de vraag: wat zou de gemeente wel kunnen doen om de risico’s voor haar burgers, haar werknemers en de flora en fauna te beperken? Ik gaf een zevental suggesties te weten:

  • Een nulmeting van EMS in de openbare ruimte(n).

  • Het planologisch instellen van een “witte zone” voorzien voor mensen die EMS gevoelig/elektrohypersensitief zijn (geworden).

  • EMS als afwegingskader meenemen bij aanbestedingen in de openbare ruimte. Bijvoorbeeld bij het vervangen/aanschaffen van lantaarnpalen en camera’s.

  • EMS meenemen in het overleg met partners zoals schoolbesturen en Stadlander.

  • De gevolgen van EMS meenemen bij het heroverwegen van het WMO-protocol. (Bijvoorbeeld voor het kunnen helpen van stralingsgevoeligen bij de kosten van afschermingsmaterialen voor in huis)

  • De mogelijke gevolgen van EMS betrekken bij eventuele aanvragen van Wifi of 5G zenders in de openbare ruimte (denk b.v. aan bushokjes).

  • Het terugdringen, c.q. weghalen van Wifi in kantoren van gemeentelijke gebouwen/instellingen.

Recent mocht de BSD-fractie van het college een deels bevredigende reactie ontvangen. Daar zijn we blij mee. Enkele citaten uit het antwoord van B&W:

  • “Uit voorzorg wordt wel nader overwogen elektromagnetische straling in het afwegingskader mee te nemen bij aanbestedingen in de openbare ruimte of gemeentelijke gebouwen.” Het is een mooie stap vooruit als in het kader van het voorzorgprincipe getracht wordt EMS in de openbare ruimte en in gemeentelijke gebouwen te beperken en dit in het afwegingskader bij aanbestedingen wordt meegenomen!

  • “Ook zal wethouder Jacobs het onderwerp meenemen in het overleg met de schoolbesturen. De scholen in Nederland beslissen immers zelf of zij computers aan de draad’ willen of niet.” Het verheugt de BSD-fractie dat het college voornemens is de mogelijke nadelige effecten van EMS met schoolbesturen te gaan bespreken.

  • “Als een inwoner (fysieke of psychische) belemmeringen ervaart op het gebied van maatschappelijke participatie en/of zelfredzaamheid (ongeacht of daar een erkende medische aandoening aan ten grondslag ligt), kan een aanvraag worden ingediend. Gekeken wordt dan door de WMO-adviseur of de belemmeringen geobjectiveerd kunnen worden (eventueel met behulp van onafhankelijk medisch advies). Indien er inderdaad geobjectiveerde belemmeringen worden ondervonden kan een maatwerkvoorziening worden verstrekt. Ook in het geval van elektromagnetische stralingsgevoeligheid.” Met dit onderdeel van het gemeentelijke antwoord is de BSD-fractie meer dan verguld. Hopende dat de hier uitgesproken/opgeschreven intentie geen vergulde placebo is maar een goed voornemen dat inhoud kan krijgen bij een eventuele aanvraag. Feitelijk is het een erkenning dat elektromagnetische stralingsgevoeligheid een wezenlijk probleem kan zijn dat mensen in hoge mate kan beperken in hun maatschappelijke participatie en/of zelfredzaamheid!

Ik hoop dat andere gemeenten hier een voorbeeld aan gaan nemen. Natuurlijk vind ik het jammer dat een aantal suggesties (nog) niet zijn overgenomen. Maar het college van Bergen op Zoom heeft nu wel aantal stappen gezet. Met belangstelling zal ik als raadslid volgen hoe die goede voornemens om het voorzorgprincipe inzake EMS in de praktijk vormgegeven gaan worden.

 

Louis van der Kallen.