TROOST

 

    


| 13-12-2021 |

 

 

Michael Ignatieff schrijft in het boek Troost (als licht in donkere tijden) onder andere over hoe Job (beschreven in het boek Job en het boek Psalmen in de Hebreeuwse bijbel), Paulus (opgetekend in de ‘brieven van Paulus’), Marcus Tullius Cicero (opgetekend in de brieven over de dood van zijn dochter), Marcus Aurelius (beschreven Ta eis heauton), Boëthius (beschreven in Consolatione philosophiae) en Dante (volger van de wijsbegeerte van Boëthius) probeerden troost en vertroosting te vinden voor hun onmetelijke verdriet. Verdriet om wat god, de goden (waaronder Vrouwe Fortuna), onrecht, ongeluk of het lot hen had (-den) aangedaan.

Cicero, Marcus Aurelius, Boëthius en Dante schreven het verdriet van zich af. Ze gingen in hun schrijven in gesprek met zichzelf. Bij Boëthius was dat een litanie van twijfel neergelegd in Consolatione philosophiae. Is wachten in gevangenschap op ‘de gezanten des doods’ (zijn beulen) de manier om een levenswerk te schrijven over het vinden van het ‘waarom’ van de uitkomsten van het draaien van het rad fortuin? Ik denk het niet. Het in Consolatione terugkerende beeld van het rad van fortuin drukt keer op keer de wanhoop uit over de zinloosheid van onze inspanningen. Stuk voor stuk denk ik dat voornoemde schrijvers een vorm van troost vonden in het documenteren van hun verdriet en mistroostigheid.

Ook ik kon het – bij het zoeken naar vertroosting na de dood van mijn Ank-  niet nalaten een blik achterom te werpen op ons leven in een poging mij te verzoenen met haar dood. Wat uiteindelijk mijn uitgang naar een nieuwe fase van het leven was, is het terugvinden en bevestigen van mijn eigen soevereiniteit over mijn (innerlijke) wereld. We ontsnappen ook niet aan het feit dat we lijden, onrecht en de dood van onszelf en onze geliefden moeten dragen. Wat mij in de beschrijvingen van Michael Ignatieff pakte was zijn uitleg van Dantes zinsbede ‘trapassar del segno’ (de grens voorbijgaan). Dat wij zouden moeten begrijpen “dat alleen geloof, woorden en de rede overstijgend, de mens echt kan troosten.”

Het geloof in het paradijs of het hiernamaals is buitengewoon verleidelijk, maar ook ten diepste twijfelend blijf ik zelf hechten aan de woorden en de rede. Ik ben, bij de verwerking van mijn verdriet, toch iets meer een Cicero dan een Boëthius of Dante.      

 

Louis van der Kallen.



POLITIEK

 

    


| 07-12-2021 |

 

 

Op zondag 28 november 2021 keek ik traditiegetrouw naar Buitenhof met daarin deze keer een interview met Michael Ignatieff over het boek Troost (als licht in donkere tijden). Het boek heb ik snel gehaald bij boekhandel Quist. In deze Coronatijd en ook door het verlies van mijn echtgenote na bijna 51 jaar huwelijk zijn begrippen als ‘troost’ en ‘vertroosting’ en de behoefte daaraan mij niet vreemd.

In oktober 2020 werd ik geïnspireerd door het boek De eenzame eeuw van Noreena Hertz met als subtitel Het herstellen van menselijk contact in een wereld die steeds verder ontrafelt en schreef toen aan aantal artikelen over eenzaamheid. Ook nu inspireert het boek ‘troost’ mij en sluit ik niet uit dat ik een aantal keren de komende weken de lezer meeneem op wat ik ontdek in het boek van Michael Ignatieff.

De schrijver concludeert in Troost dat mensen van alle tijden hunkerden naar een rechtvaardige wereld, zonder tekortkomingen en van een volmaakte helderheid. In religies wordt die wereld geboden, we moeten er wel eerst dood voor gaan om toe te kunnen treden tot dat paradijs.

In Troost vond ik het volgende citaat: “Pas in de Griekse stadstaten van de vijfde eeuw voor Christus beginnen de mensen zich een nieuw soort activiteiten voor te stellen – ze noemen het politiek – die inziet dat het werk van de gerechtigheid niet aan de goden kan worden overgelaten. Het moet het werk van mensen zijn.”

Als politicus denk ik dan: mensen, jullie blijken nog steeds te wachten op de Messias die dat paradijs op aarde gaat creëren. Wanneer komt het besef dat het gewone mensen zijn die werken of moeten werken aan die betere wereld. Die ‘nieuwe menselijke zonen’ van God beloven veel maar ze zijn niet de echte! Het zijn politici die samen met de kiezers aan die betere wereld moeten werken. Vijfentwintig eeuwen terug werd dat al ontdekt. Ze noemden het politiek. Nu nog het besef dat ook politici en bestuurders geen goden zijn maar feilbare mensen.

 

Louis van der Kallen.



THE TECHNOLOGY TRAP

 

    


| 05-12-2021 |

 

 

The Technology Trap: Capital, Labor, and Power in the Age of Automation” is een boek van de hand van Carl Benedikt Frey. Hierin doet Frey de suggestie dat in de toekomst het verzet van bijvoorbeeld de gele hesjes – wat zich richtte op de globalisering – de komende jaren om kan slaan in een verzet tegen technologie. Frey laat met regelmaat voorspellende (proef-) ballonnen op. Zo voorspelde hij in 2013 dat kunstmatige intelligentie de oorzaak kan worden voor het verdwijnen van 47 % van de huidige banen. Ik heb zelf in de jaren tachtig van de vorige eeuw een studie gemaakt van de geschiedenis van het luddisme en dat in 1985 vertaald naar hoe een partijprogramma van de Hollandse Democratische Luddieten eruit zou kunnen zien.

Uitstoot van arbeid door maatschappelijke veranderingen is van alle tijden. Angst bij bestuurders dat het tot onrust kan leiden ook. De opstand van de luddieten als reactie op de weefmachines (mechanisering) die de arbeiders massaal werkloos maakte en hen stortte in een maatschappelijke/economische neergang van circa 70 jaar (1776 – 1848) is qua verzetsomvang uniek. In de jaren tachtig van de vorige eeuw zag ik door de automatisering soortgelijke effecten optreden. Nu is het denkbaar dat door de toepassing van kunstmatige intelligentie en robotisering – gecombineerd met de flexibilisering van de arbeid – de werkgelegenheid gaat dalen met als gevolg dat de inkomsten van velen terug gaan lopen en er negatieve maatschappelijke effecten optreden.

Nu hadden de luddieten geen stemrecht. Nu kunnen de oproerige slachtoffers van de ‘vooruitgang’ zich roeren en verstaanbaar maken met hun stem. Carl Frey wijst dan ook terecht naar de kansen voor populisten en het risico dat de huidige onvrede zich zou kunnen gaan richten op de technologie. In het voorlopige partijprogramma van de Hollandse Democratisch Luddieten schreef ik in 1985: “In ons maatschappelijk bestel wordt met de maatschappelijke gevolgen van uitvindingen en onderzoeken niet of nauwelijks rekening gehouden, noch dat vooraf de maatschappelijke wenselijkheid daarvan wordt bekeken.” Helaas is die constatering ruim 35 jaar jaren later nog steeds relevant.
Ik put hoop uit het feit dat steeds meer prominenten aangeven af te willen kicken van de digitale wereld en terug willen keren naar de tastbare werkelijkheid. De NRC schreef “dat de sfeer bij vlagen ronduit anti-technologie is”. Volgens het NRC artikel was ‘de rode draad van veel festivalsessies, hoe sociale media en smartphones mensen letterlijk van elkaar afschermen. Zorgwekkende cijfers over toenemende depressies, angststoornissen en zelfmoorden onder jongeren worden meermaals in verband gebracht met de massale schermverslaving.’

Ik ben geen tegenstander van technologische ontwikkelingen, maar ik – als een neo-luddiet – onderstreep wel de uitspraak die Mahatma Gandhi deed in 1931 in een gesprek met Charlie Chaplin (de acteur die in 1936 de hoofdrol speelde in Modern Times) en in deze uitspraak kan ik me volledig vinden. Gandhi zei: “Hoe sneller machines bewegen, des te sneller leven de mensen en des te groter is ook de nerveuze spanning die de machine van de mens eist. Cultuur, ontspanning en het hele leven worden zo afhankelijk van de machines, dat de mens zelf er innerlijk armer van wordt. Het individu bevindt zich min of meer in de positie van de wilde, die zich een idool schept en er zich vervolgens aan onderwerpt.”.

 

Louis van der Kallen.



BRANDGELD

 

    


| 01-12-2021 |

 

 

Als ik een boek lees ben ik altijd benieuwd of en hoe Bergen op Zoom erin voor komt. Dat is niet altijd even fraai. Ik schreef al een eerder over de (vermeende) rol van troepen afkomstig uit Bergen op Zoom bij de plundering en brandstichting van het dorp Wommelgem in de provincie Antwerpen, waar in 1589 Hollandse troepen, mogelijk afkomstig uit Bergen op Zoom  verschillende windmolens in brand staken.

Dat artikel eindigde ik met de vraag: Wat zou het Bergse garnizoen in 1589 bij Wommelgem te zoeken hebben gehad? Kwamen ze misschien uit een ander ‘Berghe’? En met de vraag:  wie o wie is de zondaar die onze voorvaderen of onze edele gasten uit de republiek belastert, zonder deugdelijk bewijs? Iets voor een zomeravond om uit te zoeken. Wie o wie of welk een snoodaard heeft de naam van onze stad bezoedeld? Of wie o wie kent de echte daders?

Bij de poging tot beantwoording van die vragen kwam ik het boek “Geschiedenis van Berchem” in 1949 geschreven door Kanunnik Floris Prims (ere-archivaris van Antwerpen en lid der koninklijke commissie voor geschiedenis en sociaal-religieus geëngageerd historicus) tegen.

In het hoofdstuk “Het brandgeld van de Hollanders” dat de periode van 1587 tot 1603 beschrijft, vond ik een tekst die ik de een mogelijk berouwvolle Bergenaar niet wil onthouden. 

Maar zelfs binnen de omwaterde huizen voelde men zich niet veilig. Was Antwerpen ‘verzoend’, de oorlog tegen de rebellen (wij dus) duurde voort. En waar geen Spaans leger de streek ‘dekte’, daar aanzagen de rebellen het ‘open land’ in de regeringsgetrouwe streken als land van oorlogscontributie. Zij eisten van alle die dorpen, dat men maandelijks in Bergen op Zoom of elders in hun steden de opgelegde ‘contributie’ betalen kwam, met bedreiging van brandstichting en van schaking van burgers, die men dan tegen rantsoen zou moeten vrijkopen. De opeisingen reikten zo verre mogelijk, ja tot aan de voet, om zeggens, van de ‘buitenschansen’ van Antwerpen. Het dorp Berchem, hoe armtierig ook, had eveneens aanschrijving-bedreiging gekregen. Van in 1591 draagt men het geld naar Bergen op Zoom. Wanneer het niet tijdig inkomt, heeft men te vrezen voor een nachtelijke overval. We weten dat het gevreesde garnizoen van Bergen op 2de Kerstdag 1594 Borgerhout overrompelde en zelfs uit de omwaterde schans van kattenberg het laatste vee roofde. De Antwerpse ‘binnenvleeshouwers’ getuigen in 1603 “dat niemand binnen Borgerhout, Dambrugge en Berchem durft of kan blijven wonen””.

Maar het kon nog erger!  In het hoofdstuk “In de ‘schrikkelijke jaren’ van de Hollandse retorsie” dook ik het volgende citaat op: “Sinds de inneming van ’s-Hertogenbosch (1629 kwamen de Hollandse rebellen weder tot het systeem van de ‘landen onder contributie’ De Staatse rentmeester van Bergen op Zoom, Jan van Bergaigne, had op 12 augustus de dorpen van het kwartier Antwerpen verwittigd, dat ook op hen ‘de pene van retorsie’ ging toegepast worden. En voor die ‘toepassing’ – met al haar onmenselijkheden – zou zorgen de kolonel-gouverneur van de stad en de forten van Bergen op Zoom, Charles Morgan. Binnen de tijd van 14 dagen moest ook Berchem, ‘op executie’, twee dobbele extraordinarisse maanden contributie te Bergen komen betalen. Het werd nog erger bij de plakkaat van de Staten van 4 december 1655. Alle sauvegarden werden ingetrokken. Over de dorpen van het kwartier van Antwerpen en van het land van Mechelen verdeelde de Hollander een ‘retorsie’ van 50.000 gulden op executie.

Daar bleef het niet bij. Het ‘placcaet van Retorsie’ van 2 december 1656 verklaarde de gehele geestelijkheid van de Roomse religie, evenals officieren zoals drossaards, schouten, ontvangers enzovoort vogelvrij. “En voor degenen, die geapprehendeerd worden en hun rantsoen niet betalen kunnen, zullen de dorpen instaan en executabel zijn.”

Het zal helder zijn: wie in de ogen van Kanunnik Floris Prims de snoodaards waren. Wij ‘rebellen’ gebruikten krijgsmiddelen die nu in strijd met de rechten van de mens en de Geneefse Conventies

gevonden zouden worden. Plunderen, brandschatten, afpersingen, ontvoeringen en roof waren vanuit ons mooie Bergen op Zoom toen aan de orde van de dag. Als excuus zouden we kunnen verwijzen naar de opdrachten van de Staatse heersers. We deden immers wat ons werd opgedragen. De erfzonde is allang in onbruik geraakt. Of zouden we alsnog de nakomelingen van de daders (moreel) aansprakelijk kunnen stellen? 

Ik kies er voor om de geschiedenis de geschiedenis te laten en te bezien ter leringhe ende vermaeck.

 

Louis van der Kallen.



DE KIKKER EN DE OS

 

    


| 23-11-2021 |

 

Aesopus, vaak ook Aisopus genoemd was een Griekse dichter (ca. 620-560 v.Chr.) die bekendheid verwierf door zijn fabels (verhalen) waarin dieren zich gedragen als mensen (personificatie). Het gaat daarbij vooral om de moraal van het verhaal.

De kikker en de os

Er was eens een kikker die een os zag. Hij wilde net zo groot zijn als de os en dus blies hij zichzelf op. Maar hij was nog steeds te klein. Hij blies zich steeds groter op tot hij uiteindelijk uit elkaar knalde.

Moraal

Zij die zich groter voor willen doen dan ze zijn, betalen een hoge prijs.

In Haarebomée zijn er heel wat wijsheden vinden over dit onderwerp:

“Als men zijn zeil te hooge stelt, Is ’t ligtlijk, dat de wind het velt.”

“Men moet niet willen vliegen, eer men slagpennen in de vleugels heeft.”

“Geen rijker man in dorp of steê, Dan die met ’t zijne leeft in vreê.”

 

Louis van der Kallen.



BENT U WEL DE EIGENAAR?

 

    


| 23-11-2021 |

 

Vroeger was het helder: door betaling van iets werd je eigenaar. Een boek, een televisie, een tractor, een auto en zelfs een computerprogramma. Dat is nu allemaal anders, zo blijkt. Weten we als consument nog wel wat we gekocht hebben als we de rekening hebben betaald. Veel computerprogramma’s blijken we niet meer te kunnen kopen. We huren het gebruik nu en geven daarmee de ‘eigenaren’ het recht ze te beheren en te upgraden. En als zij met het beheren stoppen, kunnen we ze niet meer gebruiken.

Amazon wiste al eens op afstand de door hen verkochte digitale exemplaren van ‘1984’ van George Orwell. Een ander voorbeeld is een tractormodel van John Deere: die tractor bleek alleen te repareren met toestemming van de fabrikant. Anders bleken onderdelen niet te vervangen. Zelf repareren bleek niet meer mogelijk en dat jaagde de gebruiker die gewend was zelf veel reparaties te doen op onverwachte en ongewenste kosten. Technisch is het heel makkelijk om de software van telefoons, auto’s, speakers, e-books, camera’s op afstand door de fabrikant aan te passen (updaten) of uit te schakelen. Zelf apparaten als wasmachines, koelkasten, gasmeters, afstandsbedieningen, ook voor je huis of garagedeur worden aangesloten op het internet en daarmee toegankelijk voor hackers. Moderne apparaten zijn voor hun functioneren vaak afhankelijk van software en van updates daarvan. Soms blijkt dat de hardware die we kopen alleen bruikbaar is met de software die de fabrikant heeft geïnstalleerd.

De vraag is: wat kopen we eigenlijk? Ben ik als koper een eigenaar die naar eigen inzicht over het gekochte kan beslissen? Technologie heeft toegang gekregen tot onze privésfeer. Beseffen we wel als we iets kopen dat op enig moment een ‘derde’ het apparaat uit kan schakelen zodat het niet meer gebruikt kan worden door de rechtmatige koper? Geloven we echt die verkopers en fabrikanten van al dat ‘moois’ op hun blauwe ogen dat ze van al die mogelijkheden geen misbruik zullen maken.

De realiteit is dat we sluipenderwijs steeds minder eigenaar zijn van de functionaliteit wanneer we een apparaat kopen. En vaak blijkt dat via de software en de updates van de fabrikant of de verkoper het mogelijke gebruik van een apparaat veranderd kan worden en soms zelfs kan worden beëindigd.

Bent u dan wel de eigenaar?

 

Louis van der Kallen.


ER WAS… EENS EEN GEMEENTELIJK SPROOKJE

 

    


| 01-11-2021 |

 

Dit was de titel van een boekje van de hand van een anonieme schrijver (hij was vermoedelijk een ambtenaar), lang geleden (vermoedelijk omstreeks 1955) uitgegeven “tot leringhe, ergernisse dan wel vermaeck van hen die het met de gemeentelijke zelfstandigheid wel menen”, door N.Samson N.V. (een rechtsvoorganger van Wolters Kluwer).

Onderstaande is een herschrijving/actualisering van de inhoud van dat boekje maar wel met dezelfde boodschap voor dienaren/bestuurders van autonome lagere, publiekrechtelijke lichamen (gemeenten, provincies, waterschappen, Kamer van Koophandels enz.): let op uw zaak en hoedt uw autonomie/zelfstandigheid!

Ik marcheer ruim 35 jaar mee als dienaar/bestuurder van dergelijke in naam autonome of zelfstandige publiekrechtelijke lichamen. Ik ben mij er steeds bewuster van geworden dat die vermeende autonomie geleidelijk een schijnbare zelfstandigheid is geworden. De zelfstandigheid van gemeenten is steeds meer gaan lijken op de zelfstandigheid van een filiaalchef binnen een grootwinkelbedrijf.

170 jaar geleden leefde er in de lage landen aan de zee een oude Huisvader met vele zonen en dochters en vele kleinkinderen. Het huis dat hij bewoonde was navenant gigantisch. Het huis had toen met de kelder meegerekend wel elf etages (provincies). Hij besloot in zijn wijsheid te decentraliseren en richtte per etage tal van kamertjes en appartementen in. Daarbij hield hij rekening met de grootte van het onder te brengen gezin (gemeente). Per etage wees hij één kamer aan voor de etagebeheerder (de provincie) voor het hoognodige toezicht. 

De oude Huisvader regelde de autonomie van de gemeenten in de Grondwet: “Aan de raad wordt de regeling en het bestuur van de huishouding der gemeenten overgelaten.” Ondertussen is dit Grondwetartikel verdwenen in de mist der tijden. De oude Huisvader regelde ook dat gemeenten een eigen plaatselijk belastinggebied hadden. Nu grotendeels afgebouwd en vervangen door een ‘algemene uitkering’ en decentralisatie- en integratie-uitkeringen uit het gemeentefonds. Autonomie, aan de afhankelijkheidstouwtjes van de erfopvolgers van die wijze pater familias!

Natuurlijk was er toen ook sprake van wat gouden en zilveren draden. Toen was er een grondwetsartikel: “Wanneer de wetten, algemene maatregelen van bestuur of provinciale verordeningen het vorderen, verlenen de gemeentebesturen hun medewerking aan de uitvoering daarvan”. Wat wel is gebleven is de echte dreiging tot kneveling. Nu in de Grondwet vormgegeven in artikel 132 lid 5: “De wet regelt de voorzieningen bij in gebreke blijven ten aanzien van regeling en bestuur, gevorderd krachtens artikel 124, tweede lid. Bij de wet kunnen met afwijking van de artikelen 125 en 127 voorzieningen worden getroffen voor het geval het bestuur van een provincie of een gemeente zijn taken grovelijk verwaarloost.” Zelf twijfel ik of de pater familias van nu ons (gemeenten, provincies en waterschappen) nog wel als te koesteren familie ziet. Soms denk ik dat we hooguit een wingewest zijn die de vieze klusjes mag opknappen (zoals de decentralisaties met forse budgetkortingen). 

Het leven was goed in het grote huis met elf verdiepingen. Er werd gewerkt en gedaan, gehuwd (samen gegaan) en ten huwelijk gegeven (delen aan een andere gemeenten over geven). De groten werden nog groter en de kleintjes werden of groter of verdwenen. Tussenschotjes werden weggehaald (annexaties). De wijze oude Huisvader had in 1851 gezegd: “aan jullie wordt helemaal overgelaten hoe je je huishouding wilt regelen.” Natuurlijk was het eigen belastinggebied geen ezeltje-strek-je. Maar de oude Huisvader nam afscheid en de paters familias die na hem kwamen namen al snel afscheid van zijn goede daden en voornemens. In 1865 werd de eerst grote maatregel al getroffen ter inperking van de gemeentelijke autonomie. De gemeentelijke accijnzen werden afgeschaft. Er kwam enige compensatie, er kwam een uitkering, een deel van de opbrengst van de personele belasting kwam naar de gemeenten. Een aalmoes in een kinderhand die een stuk van zijn zelfstandigheid was kwijtgeraakt. Maar het was niet genoeg! In 1885 kwam de fixatie. Feitelijk een inperking van de overdracht van de personele belasting. Weer was er een soort van compensatie, de gemeenten mochten ‘bedrijven’ gaan exploiteren. Een steentje bijdragen door de medebewoners. Maar de bewoners van de slechte kamers in het huis en de bewoners van de kelderverdieping (de Oude Pekela’s onder de gemeenten) konden daar veel minder mee dan de rijke bewoners (de Wassenaars onder de gemeenten). Dat was toch een ‘geweldig’ gevoel. Een dergelijke zelfstandigheid in het ondernemen verkwikt en animeert je toch als gemeente en dat verzoent je dan al snel met het offer dat je moet brengen, zo dachten de opvolgers van de oude Huisvader. Of was dat in Oude Pekela iets anders dan in Rotterdam of Amsterdam? 

Rond 1895 ontstond steeds meer frustratie bij de gemeenten over het ‘rantsoen’ waaraan de gemeenten waren onderworpen (125 jaar later is dat ook het geval). Resultaat! In 1897 de financiële verhoudingen tussen het Rijk en de gemeenten werden geregeld. Met onder andere een uitkering per inwoner en een kleine uitbreiding of beter enig herstel van het plaatselijke belastinggebied. Het zogenoemde straat- en bouwgeld. Met een verbod op progressie!

In 1905 was er weer een nieuwe ‘regeling’ nodig want de gemeenten leden chronisch aan financiële ondervoeding door een sluipende toeneming van (onderwijs-) taken. Daar had een staatscommissie twee jaar op gebroed. Wat een gelijkenis met de decentralisaties van 2015! Het Rijk had in de tussenliggende periode jaar op jaar geknabbeld aan de rijksuitkering aan de gemeenten. De oude Huisvader was allang dood en begraven. En zijn opvolgers hadden allang afscheid genomen van zijn gedachtegoed. Hoewel ze geen schaamte kennen om tot op de dag van vandaag zijn beeltenis in het Torentje ten toon te stellen  (4).  

Na de ellende van de distributie gedurende de eerste wereldoorlog waren de gemeentelijk financiën er zo slecht aan toe dat er zelfs een staatscommissie (Van Lynden van Sandenburg) aan het werk werd gezet, ook wel de ‘bezuinigingscommissie’ genoemd. Deze commissie bekeek onder andere: het stelsel van algemene uitkeringen van Rijk aan gemeenten; medebewind, draagkracht, nooduitkeringen aan gemeenten; inkomsten gemeenten en uitgaven van gemeenten. Op 1 augustus 1927 – na zes jaar broeden –  kwam het rapport van wijze mannen uit. Maar het werd binnen de kortste keren naar de prullenbak verwezen. Argument “ongelijkheid in belastingdruk”. Progressieve belastingen bleven verboden. De rijken zouden meer belasting moeten gaan betalen! 

1928 kwam de ‘redding’: het Wetsontwerp Financiële verhouding. Het laatste restje van de eigen (financiële) huishouding werd afgeschaft (de gemeentelijke inkomstenbelasting). De ‘verteringsbelastingen’ waar de gemeenten zo slecht mee omgingen werden afgeschaft en vervangen door de eenheidsworst van Rijksbelastingen met voor de gemeenten bedoelde opcenten. Geen eigen huishouding meer, geen eigen financiële keuken meer, maar één centrale belastingkeuken!

De ‘rijkdom’ van 1928 duurde niet lang. Want als het Rijk je suikeroom is geworden, waarvan je geheel financieel afhankelijk bent, moet je die oom wel te vriend houden, anders gaat het mis. Zeker als die suikeroom zo zijn eigen ideeën heeft hoe jij je moet gedragen. De kortingen kwamen dan ook snel. Het Scheerwetje van 1932 en het Kortingswetje van 1933 en de wijziging van 4 maart 1935. Langzaam maar zeker bleek dat eens zo mooie huis met zijn elf etages ernstig verpauperd. Bijna alle etages leken kelderverdiepingen geworden. Oorzaak: de werklozenzorg was een gemeentetaak geworden en daar voorzag de uitkering niet in. Vindt u dit ook niet lijken op de decentralisaties en de financiële problemen met de gemeentelijke jeugdzorg van nu? 

En toen kwam er een cycloon voorbij: de bezetting. De bezetter schafte meteen de gemeentefondsbelasting en de opcenten af. Hiermee werd laatste band tussen de gemeenten en het inkomen van hun inwoners doorgesneden. In 1941 kwam er een noodregeling waarbij gemeenten veel inleverden. De ingrijpend gewijzigde personele belasting (met opcenten betekende voor veel gemeenten een stevige teruggang in inkomsten.

Na de oorlog kwam de Staatscommissie-Oud. Deze commissie deed tussen 18 januari 1946 en 8 november 1954 onderzoek naar de (niet meer bestaande) financiële zelfstandigheid van de Nederlandse gemeenten en provincies. Er kwam weer een ‘noodvoorziening’! Een betere naam zou zijn: een noodrantsoen! De kortgeleden ingevoerde ondernemersbelasting werd weer afgeschaft. Wat kwam er wel? Een belastinguitkering nieuwe stijl, bestaande uit:  hoofdsommen, grond- en personele belasting en een voorstel tot woonplaatsbelasting. De reactie van de gemeenten in 1954/55 was er een van teleurstelling. De beleidsvrijheid van gemeenten bleef beperkt. Mede omdat die gemeentelijke heffingen, bij de meeste gemeenten, al tot de theoretische en economische toelaatbare maxima waren opgevoerd.

Hier is ruim honderd jaar gemodder met de gemeentelijke belastinginkomsten geschetst. In de vijfenzestig jaren daarna is het niet veel beter gegaan. De gemeenten zijn geknecht in hun eens grondwettelijk gegeven beleidsvrijheid door de financiële handboeien van het Rijk. Ook nu is er weer kabaal over de mogelijk nieuwe verdelingssystematiek van het gemeentefonds en de financiële gevolgen van (nieuwe) taken zoals de WMO, huishoudelijke hulp en de jeugdzorg. 

De anonieme schrijver, met een vermoedelijk ambtelijk achtergrond, hoopte dat de lezers met hem tot de conclusie zouden komen dat er weer een echt eigen belastinggebied voor de gemeenten zou moeten komen. “Want zonder eigen belastinggebied heeft de gemeentelijke zelfstandigheid geen toekomst meer.” 65 jaar na dato ben ik het met hem eens. De gemeentelijke zelfstandigheid in het voeren van een eigen huishouding is mijns inziens een illusie.  

 

Louis van der Kallen.

 


DE CHIMPANSEE IN ONS

 

    


| 17-10-2021 |

 

Soms raakt de kop van een artikel je meteen. Zo ook een artikel in de Volkskrant van 16 oktober 2021 met de kop “Laten we ons bevrijden van de chimpansee in ons”, hetgeen grotendeels een interview bevat met de Britse schrijfster Jeanette Winterson waarin kunstmatige intelligentie en haar essaybundel “12 Bytes” over de tech-revolutie centraal staan.

De genetische verwantschap tussen mens en chimpansee is buitengewoon groot. In wetenschapsartikelen wordt vaak 98,5 % DNA -gelijkenis genoemd. Een ook ik denk dat wij sociaal-cultureel een grote gelijkenis kennen. Groepsvorming, oorlog, seks, dominantie en rituelen: ik durf wel te erkennen dat wij als mensen en ik als man tal van overeenkomsten zie tussen ons en mij en de chimpansee. Ik geloof niet zo in die zelfbevrijding. De mens onderscheidt zich in mijn beleving met slechts een uiterst dun laagje vernis van de aan ons zo verwante mensaap. De gedachte dat ik mij kan bevrijden van ‘het beest’ in mij komt mij als onhaalbaar over. Ik durf best te erkennen dat ik in mijn dromen een stuk minder beschaafd ben dan in mijn dagelijkse gedrag. En als ik kijk naar de geschiedenis van ‘de mens’ denk ik dat voor die ‘bevrijding’ nog heel wat generaties nodig zullen zijn.

Jeanette Winterson is een tech-optimist die denkt dat binnen 50 jaar de machine op veel vlakken de mens de baas zal zijn en zij is daar enthousiast over. Ik denk ook dat de machine de mens op termijn op veel vlakken de baas zal zijn, maar ik ben daar verre van enthousiast over. Ik ben, ondanks dat ik of misschien wel omdat ik mijn hele beroepsmatige leven werkzaam geweest in research en development, een luddiet in hart en nieren. Z’n veertig jaar geleden schreef ik de geschiedenis van het luddisme en schreef in die tijd zelfs het partijprogramma van de Hollandse Democratische Luddieten omdat ik een samenleving beschouwde die sluipenderwijs door een ongeremde groei van technologische ontwikkeling een richting uit zag gaan die mijn inziens ongewenst was.

Mijn verwachtingen zijn helaas grotendeels bewaarheid. Een deel van de mensheid heeft baat gehad bij de ontwikkelingen en groot deel zeker niet. De sociale en economische tweedeling is, in mijn beleving, gegroeid net als de kloof tussen hen. Ook heb ik Modern Times van Charlie Chaplin (de mens als verlengstuk van de machine) zich zien ontwikkelen. Alleen ervaren mensen dat zich slechts zelden. Maar toen recent Facebook uitviel zag ik de afhankelijkheid. En ook hoe veel mensen omgaan met hun smartphone laat zien dat velen mentaal verslaafd zijn geraakt aan de machine. Wie is dan de baas?

Jeanette Winterson voorziet dat de mens meer en meer versmelt met kunstmatige intelligentie hetgeen feitelijk een breken is met de eigen biologische evolutie. Ze heeft dat in haar werken verder uitgewerkt in thema’s als virtual reality, seksualiteit en transhumanisme.

Ze meent verder dat de mens hard op weg is de aarde en onszelf te vernietigen. Ik ga maar gedeeltelijk mee in die opvatting. De aarde als planeet heeft al veel overleefd. Moeder aarde heeft een botsing met een andere (proto)planeet Theia overleeft, de inslagen van tal van meteoren, ijstijden tot sneeuwbal aarde toe. Het dunne schilletje en het leven heeft tal van aanslagen zoals hiervoor benoemd overleefd. Ieder massaal (uit)sterven werd gevolgd door een explosie van nieuw leven. Veel van de mensen die spreken over de vernietiging van de aarde bedoelden eigenlijk de vernietiging van de biotoop die het leven van de mens mogelijk heeft gemaakt. Het ‘leven’ zal de mens overleven en uiteindelijk op al onze aanslagen/armageddon ’s regeren met een explosie van nieuw leven. Nieuwe vormen. Nee de ‘mens’ laat zich weinig tot niets aan moeder aarde Gaia gelegen liggen. Er zijn hooguit zorgen over de mogelijkheden die het directe nageslacht zullen hebben op een voor de mens leefbare aarde.

De kans is reëel dat de verder ontwikkelende vormen van kunstmatige intelligentie een tot op zekere hoogte collectief brein gaan vormen. Nu al verbindt de mens tal van machinerieën via internet met elkaar. Jeanette Winterson denkt zelfs aan het uploaden van ons brein naar de Cloud. Naar een lichaamloos leven. Breinen zonder lichaam hebben geen last van “te moeten eten”, geen last van veroudering, geen last van een onwillig lichaam dat pijn kan lijden, geen drang tot seks of intimiteit, geen drang tot ongeremde behoeftebevrediging of honger naar status of bezit. Het lijkt een bevrijding. Maar is het dat ook?

Ik erken dat het lijkt dat velen hun fysieke leven afgezworen hebben. Ze zitten veel achter het scherm van hun computer of TV. In China zou zelfs een groeiende groep mensen zichzelf de ‘de tweedimensionalen’ noemen. Hun ‘echte leven’ speelt zich af op hun schermen, waarvan het armzalig bijproduct hun menszijn zou zijn!

Met mijn 73 jaar heb ik het grootste deel van mijn fysieke leven gehad. Had ik dat in willen ruilen voor een eeuwig digitaal leven? Nooit van mijn leven. Ik blijf graag zelf de baas over mijn delete knop! Mijn leven was er tot nu toe één met veel hindernissen. Ruim twee jaar geleden heb ik mijn echtgenote na bijna 51 jaar huwelijk moeten begraven. Ik heb genoten en geleden van het lichaam dat mijn huis is waarin mijn bewustzijn en mogelijk mijn ziel leef. Dat leven heeft mij nu ook de ervaring gebracht wat eenzaamheid is. Want als je levenspartner sterft, ervaar je wat een leven ‘alleen’ is. Ook bij een actief leven in een nog steeds vol lijkende wereld kan eenzaamheid een deel van je leven worden. Ik schreef daar eerder een aantal artikelen over. Toen werd ik geïnspireerd door het boek “De eenzame eeuw” van Noreena Hertz met als subtitel “Het herstellen van menselijk contact in een wereld die steeds verder ontrafelt.”

Zowel Noreena Hertz als het interview met Jeanette Winterson prikkelen mijn geest en laten mij het leven ervaren. Ik betwijfel of – als ik uitsluitend digitaal zou leven – de algoritmen van het programma dat dan mijn digitale leven zou hosten mij verbonden zouden hebben met dat boek of dit interview.

Ik denk dat de essaybundel “12 Bytes” een zeer lezenswaardig boek is. Gelukkig heb ik nog echte hersencellen en een echt lichaam en een echt gevoel voor wat het leven mij te bieden heeft.

 

Louis van der Kallen.


TOT LERINGHE, ERGERNISSE DAN WEL VERMAECK 2

 

    


| 14-10-2021 |

 

Soms denk ik; is dit (zwarte) humor, cynisme, of het opzettelijke etaleren van ambtelijk of bestuurlijk falen? Gelezen in, de als realistisch beschreven, begroting 2022 van de gemeente Bergen op Zoom: “Sinds 2000 is de gemeente druk doende met de verplaatsing van de (tijdelijke) containerterminal aan de Vierlinghweg…” “Druk doende” met wat? En wat is tijdelijk in de ogen van een Bergs college? Hoezo ‘druk doende’, 21 jaar DRUK aan het werk en nog geen resultaat! Sterker nog het gaat “nog zeker vijf jaar in beslag nemen”! Zouden ze gaan voor een zilveren jubileum van een goed idee voordat ze tot uitvoering overgaan!! Of voor de hangmat trofee?

De bewoners in de Nieuwe Vesting mogen dus nog minimaal vijf jaar ‘genieten’ van de geluidsoverlast en het ‘mooie’ uitzicht! WIE MOET ZICH SCHAMEN? 26 jaar gaan doen over een verplaatsing van een containerterminal. Dit is een raadonderzoek, in de vorm van een enquête, waardig. Alle wethouders van Ruimtelijke Ordening en Economische zaken van de afgelopen 20 jaar hebben iets uit te leggen.

Blijft voor nu wel over: wie van de collegeleden van nu heeft de begroting gelezen? En wat heeft hen bewogen “druk doende” te laten staan? Wat is hun idee bij ‘druk doende’?

Toch is een soort van compliment op zijn plaats, maar alleen als ze het citaat allemaal echt gelezen hebben. Ze hebben misschien toch wel een vorm van eerlijkheid. Is er dan toch iets van een rudimentaire moraal aanwezig?

 

Louis van der Kallen.

 


    

TOT LERINGHE EN ERGERNISSE

 

    


| 13-10-2021 |

 

De afgelopen jaren heb op tal van plaatsen het gebruik van moties zien veranderen. Steeds vaker stonden in moties besluiten, terwijl dat een verkeerd gebruik is van een motie. Een motie is geen raadsbesluit en ook geen besluit van de Raad. Het dictum behoort een verzoek aan het college of een meningsuiting van de raad te zijn. Langzaam leek ik te verkeren op een eiland, mijn eigen eiland. Dat leidde dit jaar tot een stevig verschil van mening met de griffier die, op basis van een advies van een juridisch adviesbureau, van mening was dat middels een motie een verordening ingetrokken kon worden. Mijn verzet leidde er wel toe dat er in de gemeenteraad van 10 juni een initiatiefvoorstel werd behandeld in plaats van een motie. De griffie bleef echter op het standpunt staan dat ook een motie rechtmatig was. Mijn ‘ergernisse’ was echter zo groot dat ik het zomerreces gebruikte om mijn zienswijze voor te leggen aan de minister van Binnenlandse zaken. Het antwoord van de minister was helder. EFFE LEZEN DUS!! Eigenwijze Lowieke hand gewoon gelijk. Eens te meer blijkt dat dik betaalde juridisch adviesbureaus, in dit geval door een nieuwsbrief waarop menige griffie een abonnement heeft, gemeenten, griffies en gemeenteraden op het verkeerde been kunnen zetten. Soms heeft een oude politieke rot als ik, op basis van ervaring en zijn gehechtheid aan tradities en gebruiken, de juiste inzichten. Ik laat mij ook niet makkelijk van de wijs brengen en ga de discussie dan ook niet uit de weg.

Ik hoop dat, tot leringhe, meerdere gemeenteraden deze inzichten weer serieus gaan nemen. Hier ligt een taak van de griffies en van de burgermeesters om de dwalende raden weer op het rechte pad te brengen.

 

Louis van der Kallen.