MOREEL LEIDERSCHAP GEVRAAGD

 


 

MOREEL LEIDERSCHAP GEVRAAGD

 

In het VNG magazine van 5 april 2019 staat een lezenswaardig interview met Alex Brenninkmeijer met de titel “Moreel leiderschap gevraagd”.  Door het wegvallen van de vaste ijkpunten (geloof en politieke stromingen) is er een tanend vertrouwen in politici. Zelf constateer ik al jaren dat er nauwelijks nog politici zijn met een maatschappijvisie en daarop gebaseerde vaste uitgangspunten. Elders in het zelfde magazine stelt Jantine Kriens: “Tegenwoordig werken politieke partijen volgens marketingprincipes. Ze willen zich onderscheiden van andere partijen door te focussen op eigenbelang.”  Al jaren vergroten partijen het eigenbelang uit. De maatschappij als geheel lijkt wel volstrekt ondergesneeuwd door de bundeling van eigenbelangen met voorbeelden als 50plus voor de ouderen, de VVD als auto partij of als partij voor de ondernemers. ‘Kom bij ons voor de laagste belastingen’, het ultieme eigenbelang! Ook het ‘hier’ en ‘nu’ zijn in de plaats getreden van ‘voor de toekomst’. Waar is het leiderschap gebaseerd op morele waarden zoals de waarheid, eerlijkheid, oprechtheid en onbaatzuchtigheid? Ook politieke partijen zijn steeds meer voor het eigenbelang, van zichzelf en de individuele kiezer, gegaan. Verkiezingen zijn het onbeschaamd etaleren van (eigen)belangen geworden. Liegen is, samen met onrealistische beloften doen, standaard geworden. Stemwijzers zijn, in mijn ervaringswereld van het waterschap en de gemeente, een instrument van en voor misleiding geworden. In 2015 schreef ik over mijn verbijsterende ervaringen op een stellingen conferentie voor een stemwijzer, waar een politicoloog van naam, André Krouwel, universitair hoofddocent, verbonden aan de afdeling politicologie van de Vrije Universiteit te Amsterdam, het straffeloos liegen of tegenstrijdige uitspraken doen in stemwijzers afdeed met de ‘wetenschappelijke’ verklaring “dat partijen en politici mogen dromen”.

Voor mij is het helder dat het tanende vertrouwen in politici al lang wantrouwen is geworden. Liegende politici zijn door de burgers al lang geaccepteerd. In de ogen van de burger is dat een aanvaarde waarheid geworden. Ze doen het allemaal! Of toch niet? Waarom heeft de Christen Unie van de regeringspartijen als enige niet verloren? Misschien wel omdat zij als enige nog restanten tonen van moreel leiderschap en het handhaven van voor hen principiële waarden. Partijen denken nog steeds dat als ze maar mooie partijprogramma’s maken en prachtige bestuursakkoorden op papier zetten het afdoende is. Maar voor mij blijkt moreel leiderschap uit wat je feitelijk doet. Geen woorden maar daden.

Ieder streven naar correctheden lijkt verdwenen. De taal in de politieke arena’s is verruwd op een wijze die 30 of 40 jaar geleden ondenkbaar zou zijn. Als voorbeeld mijn eigen ervaring toen ik pas raadslid was geworden (1986). Op enig moment werd ik door de voorzitter (burgemeester Pieter Zevenbergen) tot de orde geroepen. Mijn bijdrage zou niet opgenomen worden in de notulen! Ik wist op dat moment bij God niet wat ik had fout gedaan. Na de vergadering thuis gekomen heb ik woord voor woord getracht mijn uit het hoofd verhaal te reconstrueren en woord voor woord op te zoeken in ‘De Dikke van Dale’. Mijn ‘zonde’ bleek het woord “kulargument”! Zoek maar eens op waar het woord “kul” voor staat. Niet in een Bergs woordenboek, want daar staat het voor jongetje, maar in de van Dale. Die ervaring heeft mij tot de dag van vandaag geleerd respectvol te zijn ten opzichte van mijn collega’s waarmee ik wel eens van mening verschil. Politici van vandaag schijnen dat soort leermeesters niet meer tegen te komen. Zij remmen de burgerij dan ook niet meer af, wat heeft geleid tot het sociale media adagium: wie niet voor mij is, is mijn tegenstander, dus mijn vijand.

Mijn laatste frustratie is het opkomende free-rider gedrag. Waarom zou ik voor iets (mee)betalen? Ook onder politici/bestuurders is dat aanvaardbaar geworden. Geen wonder dat belastingontduiking/-vermijding voor velen heel gewoon is geworden. Ieder gevoel voor maatschappelijk gedrag lijkt weg te vloeien uit de samenleving. Waarom? Er is nog nauwelijks moreel leiderschap, niet bij politici en niet bij de leiders in het bedrijfsleven. Dat was, zoals ik het vroeger ervaren heb, anders. De reden? Geld en de vraag ‘wat schuift het?’.       

Louis van der Kallen

 


 

 

VRIJHEID EN VAKANTIE

 


 

VRIJHEID EN VAKANTIE

 

Het kleine maar rijke Brunei is wereldnieuws “Sultan Brunei moet zijn onderscheiding inleveren, vindt D66”. Er moet uitleg gevraagd worden wegens het invoeren van Barbaarse wetten. Onder welke steen heeft D66 gelegen? Waarom geen actie tegen de andere landen met in onze ogen Barbaarse wetten? Of voorlichting naar onze burgers welke risico’s ze lopen in al die landen met wetgeving waarvan wij gruwelen?

Dames en heren in Den Haag ook in 2018 is er een “Freedom of Thought Report” uitgebracht door de International Humanist and Ethical Union IHEU, waarin landen op een viertal onderwerpen zijn beoordeeld. Op bestuur, kinderrechten, de inrichting van de samenleving en de vrijheid van meningsuiting en religie. Wat mij in de editie 2018 opvalt is dat de situatie van atheïsten (ongelovigen), humanisten, agnosten en vrijdenkers opnieuw is verslechterd. Wat mij verbaast is dat mensen, als zij op vakantie gaan, daar totaal niet bij stil lijken te staan. Bij de tien meest onveilige landen voor ongelovigen (Saoedi-Arabië, Iran, Afghanistan, Malediven, Pakistan, Verenigde Arabische Emiraten (VAE), Mauritanië, Maleisië, Soedan en Brunei) zitten twee landen, de Malediven (plek 4) en de VAE (plek 6), die steeds populairder worden als toeristisch bestemming. De VAE, met als toplocatie Dubai, trekt miljoenen westerse toeristen en reizigers die veelal niet gelovig zijn. Beide landen kennen zelfs de doodstraf op afvalligheid. Dubai trekt ook duizenden toeristen uit Nederland. Ik betwijfel of zij zich realiseren hoe kwetsbaar ze zijn als zij zich iets laten ontvallen wat door de autoriteiten of individuen als kwetsend zou kunnen worden beschouwd voor hun religieuze waarden. In 18 landen wordt afvalligheid vervolgd. In Bahrein, Brunei, de Comoren, Gambia, Koeweit en Oman staat op afvalligheid gevangenisstraf. In Afghanistan, Iran, Maleisië, de Malediven, Mauritanië, Nigeria, Qatar, Saoedi-Arabië, Somalië, Soedan, de VAE en Jemen staat de doodstraf op afvalligheid. Op de lijst van Freedom of Thought van de vrije landen staat de toeristisch toplocatie VAE/Dubai op nummer 191 van de 196 beoordeelde landen. Saoedi-Arabië is de hekkensluiter op plek 196. In steeds meer van de genoemde 18 landen roeren geloofsfanatici zich. Voor mij iets om over na te denken bij de gedachten over een vakantiebestemming.   

Louis van der Kallen

 


 

 

WATERSCHAPSVERKIEZINGEN

 


 

WATERSCHAPSVERKIEZINGEN

 

Beste Mensen,

De waterschapsverkiezingen komen eraan. Op 20 maart is het zover. Iedereen die mij kent weet dat ik mij al vele jaren hard maak voor waterveiligheid en een goed waterbeleid. Kijk eens op www.onswater.com
Normaal ben ik in staat veel tijd in de campagne te steken en ben ik, weer of geen weer, op straat, wel of niet met mijn praatpaal, te vinden. Maar mijn gezondheid en die van mijn echtgenote dwingen mij de campagne vooral digitaal te voeren. Ik wil graag ook nu een goede uitslag boeken. Ik wil met Ons Water mij in blijven zetten voor een goede en vooral veilige watertoekomst van onze regio.
U kunt mij daarbij helpen door de berichten van mij en Ons Water te delen/verspreiden en bijvoorbeeld de facebookpagina van Ons Water  https://www.facebook.com/onswater/ leuk te vinden.  Ik zit ook op LinkedIn, zoek mij op. Ik ga graag een connectie met u aan.
Ik ben ook op Instagram https://www.instagram.com/louisvanderkallen/ en twitter https://twitter.com/louisvdkallen te vinden. Ga mij daar volgen en blijf op de hoogte van wat ik en de ander kandidaten van Ons Water doen.

Ons Water en ik kunnen uw steun nu en op 20 maart goed gebruiken. U krijgt daarvoor terug mijn inzet voor een lange termijnbeleid gericht op veiligheid en een gestage kwaliteitsverbetering  van onze wateren en een goed en zuinig gebruik van uw belastingcenten. Dank voor uw hulp.

Met vriendelijke groet
Louis van der Kallen

 


 

 

IS NEDERLAND (NOG) EEN DEMOCRATIE?

 


 

IS NEDERLAND (NOG) EEN DEMOCRATIE?

 

Ik neem al vele jaren deel aan verkiezingen en heb in die jaren de mogelijkheid tot actieve deelneming geleidelijk beperkt zien worden. Vroeger was deelneming voor een politieke partij of burger relatief eenvoudig. Er waren nauwelijks financiële of administratieve beperkingen. Langzaam maar zeker zijn er tal van beperkingen in gevoerd.

Zo heb je tegenwoordig behoorlijk wat geld nodig om je als partij verkiesbaar te stellen. De Tweede Kamer, de gemeenteraden en Provinciale Staten zijn al jaren lijstenstelsels. Wat zijn daarvoor aan belemmeringen geleidelijk in gevoerd? Een deelnemende partij moet tegenwoordig formeel geregistreerd worden. Kosten 225 euro. Er moet een waarborgsom gestort worden. 1125 euro voor deelname aan de provinciale verkiezingen en 11.250 euro voor Tweede Kamer verkiezingen. Partijen moeten ook ingeschreven staan bij de Kamer van Koophandel (inclusief oprichtingsakten/ statuten enz. bij de notaris). Vroeger volstonden met de hand ingevulde formulieren. Verlangen de organisatoren nu buiten de schriftelijke aanlevering van de stukken dat je een digitale versie inlevert en de stukken digitaal voorbereid. Met een programma van de Kiesraad. Digibeet jammer dan! Autist jammer dan! Je zoekt het maar uit!

In mijn beleving is een echte democratie laagdrempelig en moet iedereen, rijk en arm, daaraan passief (kandidaat zijn) en actief (stemmen) zonder noemenswaardige beperkingen deel kunnen nemen. Toen bij de kandidaatstelling werd ingevoerd dat een kopie van het paspoort of rijbewijs bij de kandidaatstelling moest worden ingeleverd kon ik daar wel begrip voor opbrengen. Je moest immers zeker weten of de kandidaat wel echt was wie hij of zij voorgaf te zijn. Maar de centrale stembureaus accepteerden dat er bijvoorbeeld KOPIE op stond. Dat mag nu niet meer. Gevolg: sommige kandidaten haken af. Dezelfde overheid zegt immers: geef niet zomaar een kopie van je paspoort of maak duidelijk dat het een kopie is. Vroeger kon je steunverklaringen (nodig voor een nieuwe partij) gewoon verzamelen. Nu moet een ondersteuner naar het gemeentehuis om daar te tekenen. Allemaal toenemende administratieve beperkingen waar enige argumenten voor te vinden zijn. De kans op fraude of valsheid in geschrifte neemt af. 

Deze week nadat ik, een digibeet met autistische trekjes, dacht dat het helse karwij van het administratief voorbereiden af was, kwam ik er achter dat de kiesraad weer iets nieuws bedacht had om de deelname aan verkiezingen te bemoeilijken. Plotseling (bij de gemeenteraadsverkiezingen van vorig jaar werd er niet naar gekeken) moet er ook een kopie van de achterkant van het (nieuwe model) paspoort van iedere kandidaat worden ingeleverd. Opgegeven REDEN? Daar staat het BSN nummer. Laat het BSN nummer al jaren ook aan de voorkant staan!!! Bureaucratie of opzettelijke ontmoediging? De politieke elite beschermd zichzelf is mijn conclusie!

Kijk ik naar de verkiezingsveranderingen binnen de waterschappen, dan is de verandering helemaal enorm en feitelijk beperkend en bevoordelend voor de politieke partijtijgers van de landelijke partijen. Tot 2008 kenden de waterschappen een personenstelsel. Iedereen kon zich kandidaat stellen. Geen kostbare partijnaamregistratie. Geen kostbare waarborgsom. Geen Kamer van Koophandel registratie en geen gang naar de notaris! Zonder geld kon iedereen op eigen naam deelnemen aan de waterschapsverkiezingen. Gevolg enthousiaste waterschapbestuurders die op eigen naam en op de eigen deskundigheid gekozen werden. Niet omdat ze folders rondbrachten of vergaderingen van hun partij trouw bezochten. Maar omdat ze waren wie ze zelf waren. Sinds 2008 zijn de waterschapsverkiezingen aan dezelfde bureaucratische idioterie onderworpen als de andere verkiezingen. En is wat eens een bestuur was, waarvan de leden werden gekozen op de eigen kwaliteiten verworden tot een grotendeels zelfde op korte termijn gerichte selectie van partijtijgers als de andere bestuurlijke organen die menen ‘democratisch’ gekozen te zijn. De waterschappen waren het laatste democratische (gekozen) bolwerk van de partijlozen. Ook dat bolwerk moest door de politiekers in Den Haag gesloopt worden. Wat mij betreft komt het personenstelsel, te beginnen met de waterschappen terug. Voor mijn gevoel is dat veel democratischer. Bestuurd worden door burgers zonder partijbelangen! Het werkte tot 2008 uitstekend!

In de ruim dertig jaar dat ik aan verkiezingen deelneem, is het alleen maar moeilijker gemaakt om actief deel te nemen aan de verkiezingen. Ik snap steeds beter waarom het ‘gewone’ volk afhaakt. De partij elites in politiek Den Haag hebben de democratisch waarden waarop verkiezingen gebaseerd horen te zijn, steeds meer ten eigen bate ingericht en daarmee naar mijn gevoel ondermijnd. Achteraf verdenk ik ze er ook van de opkomstplicht van vroeger ook te hebben afgeschaft om de eigen ‘elite’ te bevoordelen. Het is immer grotendeels het ‘klootjesvolk’ dat bij verkiezingen thuis blijft! Misschien wordt het tijd dat ook ik een geel hesje aan ga trekken?

Louis van der Kallen

 


 

 

TIJDEN VAN OPROER

 


 

TIJDEN VAN OPROER

Er zijn een aantal doden en gewonden gevallen bij de acties van de ‘gele hesjes’ in Europa. In steeds meer landen verhard de reactie van overheden op de demonstraties van de ‘gele hesjes’. De geschiedenis leert dat oproer vaak klein begint en langzaam uit kan groeien in een steeds breder protest. De acties van de ‘gele hesjes’ blijken steeds duurzamer te worden. Meer organisatie, meer coördinatie en op steeds meer plekken. En  dat in een periode dat de straat opgaan om te protesteren niet aangenaam is. De bewustwording dat er iets moet veranderen is, naar mijn waarneming, groeiende. De afgelopen weken heb ik over de groeiende volkswoede drie keer geschreven, waarbij ik inging op de mogelijke oorzaken van de onvrede. Over de scheefgegroeide belastingdruk en het gevoel “als je voor een dubbeltje geboren bent dan bereik je nooit kwartje”. Over de zwartgalligheid van de toekomst verwachtingen. En over de na ons de zondvloed gedachte van de huidige machthebbers. 
Nu is de vraag quo vadis? (waarheen gaat gij?). Waar toe zullen de acties van de ‘gele hesjes’ leiden? Meer specifiek wat kunnen de gevolgen zijn als de overheid en de samenleving niet gepast reageert op de protesten? Gedurende de geschiedenis zijn er vele tijden van oproer en protest geweest.  Al in de Romeinse tijd waren er vele (slaven)opstanden de oorzaken waren, zo vertelt de geschiedschrijving:  ‘niet genoeg voedsel en kleding om aan de behoeften van de bevolking te voldoen’. Dichter bij huis onze eigen opstand tegen de Spaanse Kroon waarbij de belastingheffing (de tiende penning) een belangrijke motivator was. Gevolg de tachtigjarige oorlog. De Engelse Tea Act in 1773 leidde tot grote weerstand in de Amerikaanse koloniën welk verzet leidde tot de Boston Tea Party in 1773 en uiteindelijk tot de acht jaar durende Amerikaanse onafhankelijkheidsoorlog. De Franse revolutie (1789) leidde tot 10 jaren van oproer en tot oorlogen die tot 1815 zouden duren en Europa op haar grondvesten deden schudden. De oorzaken waren vooral de privileges van de adel en de geestelijkheid met als gevolg de verpaupering van de volksmassa’s. De tekenen van die tijd zie ik nu weer. Steeds meer belastingprivileges (mooi verpakt als belastingrulings) voor het internationale bedrijfsleven en belastingverlagingen voor de grote inkomens. En stagnaties en inkomensverlies voor de minder welgestelden. De oktober revolutie van 1917 die leidde tot een langdurige burgeroorlog en de komst van een totalitair regiem. Hier was de hoofoorzaak de verpaupering van de massa als gevolg van de verloren oorlog. Ook Nederland kende verschillende oproeren als gevolg van armoede, verpaupering en honger door gestegen voedselprijzen, zoals het aardappeloproer in 1917 voor een eerlijker voedseldistributie.

Wat leren we van de geschiedenis? Zijn de overheden wel bereid om te leren van de geschiedenis en is ze in staat om te luisteren naar de onvrede? Hoe vertalen de overheid en de politici de ‘eisen’ van de ‘gele hesjes’ in beleid en concrete acties? De samenleving polariseert in een onwaarschijnlijk tempo. Ik zie te weinig politici die in gesprek gaan met de gele hesjes. Er zal een dialoog moeten ontstaan die allereerst een wederzijds vertrouwen moet ontwikkelen. Dat is er nu niet. Waar zijn de staatslieden en politici met voldoende gezag en autoriteit die wel instaat zijn om, middels een dialoog, het vertrouwen te krijgen en samen met de ‘gele hesjes’ willen bouwen aan een rechtvaardiger wereld te beginnen in Nederland en Europa? Lees de tekenen van deze tijden van oproer. Als de dialoog er niet komt wordt de  toekomst, door de polarisatie, er voor velen niet mooier op. 

Louis van der Kallen

 


 

 

WAAROM DE GELE HESJES? – DEEL 3

 


 

WAAROM DE GELE HESJES? – DEEL 3

 

In de NRC van 29 december stond een essay van Menno Tamminga met de kop “Armer dan je ouders”. “Nederlanders zijn hun vooruitgangsgeloof kwijtgeraakt. Twee op de drie verwachten dat hun kinderen het financieel minder zullen hebben” was een samenvattende sub-kop.

Ik schreef in 2017 het artikel “na ons de zondvloed” waarin ik mij de vraag stelde: waarom overlaadt de ‘halve’ wereld zich met schulden om toch maar vooral vandaag te genieten van het leven? Ik gaf ook het antwoord: zo leven veel Europese leiders! Zij geven het voorbeeld! Zij zijn kinderloos! Zij kunnen leven met het motto ‘Na ons de zondvloed’. Zij beleven niet de zorg voor de toekomst van hun kinderen of kleinkinderen. De ‘leiders’ van de grote West-Europese landen zijn kinderloos. Angela Merkel (Duitsland), Emmanuel Macron (Frankrijk), Theresa May (Engeland) en ook de superbaas van de Europese Unie Jean-Claude Juncker is kinderloos. Ook bij de kleinere Europese mogendheden begint kinderloosheid van de leiders norm te worden: Mark Rutte (Nederland), Stefan Löfven (Zweden), Nicola Sturgeon (Schotland) en Xavier Bettel (Luxemburg) allemaal kinderloos! Zij hebben dus geen enkele reden om zich zorgen te maken over de volgende generaties, zo lijkt het. Met hun goede salarissen en connecties is hun oude dag toch wel verzorgd.

Veel ouderen, zoals ik, maken zich wél zorgen over de toekomst van hun kinderen en eventuele kleinkinderen. Wie draait straks op voor de historisch hoge (staats)schulden? Voor de met (hypotheek) schulden overladen erfenissen? Wie lijden onder de hoge belastingen en de baanloosheid en baanonzekerheid? Als ouder maak ik mij wel zorgen over de toekomst van ons nageslacht en ons continent. Voor mij is de zichtbare teloorgang van de sociaal democratie op Europese schaal deels te wijten aan het toenemende gevoel van we leven nu. Het elan te werken aan een toekomst voor onze kinderen en ons continent lijkt verdwenen. De dichtregels van Henriëtte Roland-Holst, die al sinds de jaren 90 van de vorige eeuw in het programma van mijn plaatselijke partij de BSD zijn opgenomen, lijken steeds meer een echo te worden uit een lang vervlogen tijd. Toch zijn die dichtregels voor mij als vader en als politicus/bestuurder nog steeds de basis van mijn handelen. Ik hoop dat de kinderloze leiders van mijn continent ze ook ter harte gaan nemen.

“Morgen wordt heden geschreven;
Gij levenden bouwt wordend leven.
Gij werkt voor der komenden lot.”

Je ziet in de samenleving een polarisatie die de herinnering oproept aan de jaren dertig van de vorige eeuw. De opstandigheid broeit. De acties van de gele hesjes zijn het signaal. Het kan een ‘warme zomer’ worden. Een rode draad in de geschiedenis van volksopstanden, van de slavenopstanden tegen de romeinen tot volksrevoluties van vlak na de eerste wereld oorlog, was verpaupering van de massa en het geloof dat er zonder verandering geen acceptabele toekomst voor het nageslacht zal zijn. Dat is nu weer gaande! Men streed voor de toekomst van de kinderen.
In Frankrijk zie je de reactie van de overheid op de gele hesjes verharden. Andere overheden beginnen te volgen. Ik hoop dat mensen leren van wat er elders (is) gebeurd. Laat ius talionis (oog om oog, tand om tand) geen gemeengoed worden, luister eens naar There Were Roses. Politici en geloofsfanatici polariseren en sluiten bevolkingsgroepen steeds vaker uit ten behoeve van hun politieke doelstellingen of ambities. Zonder oog te hebben voor gevolgen voor gewone mensen.

Louis van der Kallen

 


 

 

DE GELE VOLKSWOEDE

 


 

DE GELE VOLKSWOEDE

 

Eerder deze maand schreef ik het artikel “VOLKSWOEDE VAN DE GELE HESJES” over de overeenkomsten in de voedingsbodem van de gele hesjes beweging, die ik zag tussen Frankrijk en Nederland.  De Amerikaanse denktank het Pew Research Center peilde eerder dit jaar de economische gemoedstoestand van ruim dertigduizend mensen in 27 landen. Het Pew rapport levert een schat aan informatie waarover politici eens zouden moeten nadenken. Hoewel de Nederlanders het meest positief zijn over de huidige economische situatie (85 procent noemt de economische situatie van nu ‘goed’), denkt meer dan de helft dat hun kinderen het financieel slechter zullen krijgen. 35 procent denkt dat hun kinderen het beter zullen krijgen dan zij zelf. 31 procent van de Nederlanders denkt dat hun financiële situatie de afgelopen 20 jaar is verslechterd.

In Frankrijk beoordeelt slechts 43 procent de huidige economische situatie als goed en denkt slechts 15 procent dat hun kinderen het in de toekomst beter zullen krijgen. Dat is volgens het onderzoek het laagste percentage van alle onderzochte ontwikkelde landen. 56 procent van de Fransen denkt dat ze de laatste 20 jaar er financieel op achteruit zijn gegaan. Geen wonder dat de gele hesjes beweging als maatschappelijk protest in Frankrijk is begonnen.

Het onderzoek laat zien dat de wereld een somber toekomstbeeld heeft. Het heden wordt overwegend als positief beoordeeld, maar de verwachting van de toekomst is veelal zwartgallig.
De Fransen zijn de grootste economische somberaars. Acht op de tien Fransen denkt dat de kinderen van nu het in de toekomst slechter zullen krijgen dan hun ouders. In Europa zijn de Spanjaarden met 72 procent in pessimisme de tweede. In bijna alle ontwikkelde economieën blijkt een meerderheid van mening dat de jeugd van tegenwoordig het nooit meer zo goed zal krijgen als hun ouders. Het Pew onderzoek bevat geen cijfers over hoe Belgen tegen hun economie en hun verwachtingen voor de toekomst aankijken. Uit het onderzoek blijkt veel ‘economische nostalgie’. In grofweg de helft van de geënquêteerde landen vindt een meerderheid dat de gemiddelde burger er nu financieel slechter voorstaat dan twintig jaar geleden, met de Grieken (87 procent) als uitschieters. Opmerkelijk is dat ook veel burgers in opkomende markten zich slechter af wanen, ondanks de welvaartssprong van deze landen.

De financiële crisis van 2008 is nu een sociale crisis aan het worden. De financiële crisis van 2008 was  een symptoom van het onderliggende probleem, de verschuiving van arbeid naar kapitaal. Die verschuiving begon circa 40 jaar geleden en versnelde na toetreding van China tot de Wereldhandelsorganisatie (WTO) in 2001. Uit een rapportage in 2017 van het Internationaal Monetair Fonds (IMF) blijkt dat wereldwijd het arbeidsaandeel in het bruto binnenlands product (BBP) sinds 1970 met circa 5 tot 10 procentpunten gedaald. Daartegenover staat een zelfde stijging van het winstaandeel in het BBP. Door de concurrentie van goedkope arbeid uit landen als China en India, kunnen arbeiders in het Westen niet langer de toename van hun arbeidsproductiviteit vertalen in loonstijgingen zoals dat tot de jaren tachtig nog wel lukte. Alles wat werknemers niet te gelde konden maken is verdwenen in de zakken van het groot kapitaal. Ondanks de relatief stevige groei van de wereldeconomie, blijft de loongroei mondiaal, en ook in Nederland, achter bij de winsten.
In Nederland is het reëel beschikbaar inkomen van huishoudens per hoofd van de bevolking de afgelopen 15 jaar meer gedaald dan elders in Europa, terwijl de lastendruk van huishoudens hier sterker is gestegen, door met name hogere sociale premies en pensioenpremies.

De cijfers laten zien hoezeer de inkomensontwikkeling in Nederland van werknemers vanaf 1970 is achtergebleven bij de ontwikkeling van het BBP. Het is daarom onbegrijpelijk dat, nu het economisch beter gaat, het kabinet de keuze maakt om met circa 3 miljard de belastingen op winst en vermogen te verlagen. Dat is 10 % van de opbrengst van deze belastingen (30 miljard). Het kabinet stelt ook voor de belastingen op inkomen en arbeid gedurende deze kabinetsperiode per saldo met 3,5 miljard euro te verlagen. Dat is 2 % van de belasting op inkomen (160 miljard). De sinds 1970 ontstane scheefgroei tussen inkomen uit arbeid en kapitaal neemt door deze belastingverlagingen alleen maar toe. Kijk je hoe het kabinet de 3,5 miljard wil inzetten (de vermindering van het aantal schijven naar twee en een verhoging van het tarief van de eerste schijf, met ter compensatie een verhoging van de algemene heffingskorting), dan is het te verwachten eindeffect voordelig voor de hogere inkomens en daarmee een toename van de inkomenspolarisatie. Het is helder dat een groot deel van de motivatie van ‘de gele hesjes’ gelegen is in de door hen ervaren onrechtvaardige verdeling van inkomen. Dit voorgenomen beleid zal geen einde maken aan de gele volkswoede.  

Louis van der Kallen

 


 

 

VOLKSWOEDE VAN DE GELE HESJES

 


 

VOLKSWOEDE VAN DE GELE HESJES

 

Een deel van Europa lijkt aan de vooravond van een soort revolutie te staan. Massale arrestaties zijn vaak de voorboden van nog meer onheil. Wat is de betekenis van meer dan 1400 arrestaties in Frankrijk en 450 in België het afgelopen weekeinde? Wat is de oorzaak van zoveel volkswoede? Is de geest uit de fles? Het startte in het geografisch ‘perifere Frankrijk’ (de kleinere provinciesteden en rurale gebieden) als protest van vooral de lagere middenklasse: werknemers, arbeiders en kleine zelfstandigen tegen de verhoging van de belastingen op brandstoffen. Maar al snel bleken de klachten veel breder. Het blijkt in Frankrijk en België om veel meer te gaan dan om de belastingverhogingen. Uit wat er op straat In Frankrijk gebeurd kunnen we concluderen dat de beweging van de ‘gele hesjes’ ook de ‘sociale periferie’ in de grotere steden heeft bereikt. Het zijn nu ook zaken als: werk, inkomen, zorg, immigratie, betere en voldoende betaalbare woningen, globalisering, sociale tweedeling maar vooral wantrouwen en onzekerheid die de drijfkracht lijken te zijn achter de ‘gele hesjes’. In Frankrijk lijkt de staat de straat niet meer te kennen, althans dat lijkt het gevoel te zijn bij veel ‘gele hesjes’. Grote delen van de bevolking in het ‘perifere Frankrijk’ hebben het gevoel niet meer mee te tellen. Op z’n Brabants: ze hangen aan de achterste mem. Die met de minste melk.

De vraag die mij bezighoudt: hoe zit het in Nederland? In mijn periode als statenlid (1991-2003) heb ik vaak betoogd dat het Generaliteitsland Brabant in de verdeling van rijksgelden vaak ‘aan de achterste mem hing’. En dat is nog zo. Kijk eens hoeveel van de cultuurgelden of investeringen in rijkswegen naar de gebieden buiten de Randstad gaan. Dat is al tientallen jaren in geen verhouding tot de bevolkingsaantallen. De Randstad is al jaren het troetelkindje van de regering. Feitelijk is het Nederland buiten de randstad als perifeer Nederland aan te duiden. Zeker in de meer rurale gebieden zijn veel voorzieningen de afgelopen tientallen jaren verdwenen. Veel politielocaties, veel bankkantoren, veel schooltjes, ziekenhuizen, postkantoren, brievenbussen, bushaltes en nu ook pinautomaten zijn verdwenen. Kijk eens wat de verschillen zijn tussen de gemiddelde aanrijtijden van politie, brandweer en ambulances in perifeer Nederland en de Randstad. Maar ook op het gebied van waterveiligheid zijn er grote verschillen. Alsof het have en goed van de randstedeling meer recht heeft op bescherming dan dat van een inwoner van West-Brabant.

De sociale tweedeling is tot op zekere hoogte vergelijkbaar met die in België of Frankrijk. Ook qua belastingen zijn er veel paralellen. De burger is in Frankrijk, maar ook in Nederland, verhoudingsgewijs steeds meer gaan betalen en het bedrijfsleven steeds minder. Raar, want ook de bedrijven worden beschermd door de dijken, ook de bedrijven profiteren van goed opgeleide personeelsleden, ook de bedrijven maken gebruik van de voor veel geld aangelegde infrastructuur en van onze wetgeving. Daar betaalden ze vroeger veel meer aan mee dan tegenwoordig. Enkele voorbeelden:
– Het tarief van de winstbelasting/ vennootschapsbelasting was in 1940 30%, nu zijn de tarieven 20 en 25 %, terwijl deze regering voornemens is deze verder te verlagen naar 15 en 20,5 %. Ter vergelijking: in België is op dit moment de hoogste schijf 34,5 %.
– De dividendbelasting was in 2006 nog 25 %, nu 15 % en het voorstel was deze maar helemaal af te schaffen. Ook wordt steeds duidelijker dat met name multinationals meesters zijn geworden in het vermijden van belastingen.
In Frankrijk en in Nederland is er de afgelopen jaren een forse vermindering geweest van de fiscale solidariteit. De tarieven van de grootverdieners daalden en die van de kleine verdieners niet.  In 1970 was het hoogste tarief voor de inkomstenbelasting in Nederland 72 %, nu 51,95 % en deze regering is voornemens dat verder te verlagen naar 49,5 %. Die daling is al fors. Maar wat erger is, het denken over veel verdienen is de afgelopen jaren compleet veranderd. In december 2016 schreef ik het artikel “wat een graaiers” Toen was net de bundel ‘loonfatsoen’ van de hand van Thijs Jansen en Margo Trappenburg verschenen. Die bundel liet de ontwikkeling zien van wat fatsoenlijk verdienen werd geacht. Werd in 1975 in de interim-nota inkomensbeleid van het kabinet Den Uyl voor de rijksoverheid nog een inkomensverschil tussen hoog en laag van 1:5 redelijk geacht. Nu (2016) is het FNV standpunt dat ernaar gestreefd moet worden dat de verschillen tussen hoog en laag niet groter zijn dan 1:20. De werkelijkheid is dat ook bij de door de overheid met veel overheidsgeld overeind gehouden banken de verschillen nog veel groter kunnen zijn. De verschillen zijn soms absurd. Volgens een studie van de Rabobank zijn de inkomens sinds 1977 40 procent achtergebleven bij de groei van het binnenlandsproduct. Dit terwijl de  ‘fat cats’ aan de top  zich schaamteloos steeds hogere betalingen hebben toegeëigend. Dat moet rechtvaardiger! De kleine man had meer mee moeten delen in die welvaartsstijging. Waarom zou de Unilever voorman Paul Polman 287 keer zoveel moeten ontvangen als de gemiddelde Unilever werknemer (bron Volkskrant van zaterdag 8 december 2018)? Feitelijk ging de kleine man vooral door de verschuiving van de belastingdruk van inkomstenbelasting naar accijnzen en naar de BTW verhoudingsgewijs steeds meer betalen.

Veel van onze burgers voelen zich niet gezien of gehoord. Ik vind de symboliek van de ‘gele hesjes’ prachtig. Het gele veiligheidshesje is in het verkeer om ‘gezien’ te worden. Nu willen de ‘gele hesjes’ ook in de publieke ruimte en in het openbare debat gezien worden. En het werkt, je ziet nu mensen in de kranten en op TV die anders nooit in de media zijn. Er is een breed gedragen gevoel van onmacht en onrecht. Er is volgens de Wetenschappelijk Raad voor het Regeringsbeleid geen vooruitgangsoptimisme meer. Ik hoor om mij heen van jongeren dat de afschaffing van de studiefinanciering bij hen het gevoel heeft versterkt dat de kleine man de kans wordt ontnomen zich te verheffen. Om met Louis Davids te spreken “als je voor een dubbeltje geboren bent dan bereik je nooit kwartje.” Het liedje van mijn naamgenoot werd opgenomen in de jaren dertig van de vorige eeuw en was passend in die tijd en bij het volksgevoel van toen. Dat was een tijd waarin ik helaas veel parallellen zie met nu. Dalende koopkracht, stijging aantal daklozen, groeiende (inkomens) verschillen, toenemend nationalisme, eigen volk eerst, uitsluiting van groepen mensen, populisme en toenemende bewondering voor de ‘grote leiders’. Uiteindelijk volgde de afgrond.

Politici moeten de ongelijkheid aan pakken, zeker in een tijd dat via de (sociale) media de glitterati van deze wereld, in de woorden van Hillary Clinton, ‘deplorables’ de ogen blijven uitsteken met hun puissante rijkdom met als gevolg dat de Trumps van deze wereld ons ecologisch en sociaal naar de afgrond geleiden. Nu is het nodig dat de politiek nieuwe perspectieven gaat bieden aan degenen die zich nu niet ‘gezien’ voelen. Laat de moedeloosheid van Louis Davids niet overslaan naar deze tijd!   

Louis van der Kallen

 


 

 

WE ZIJN HET ZAT

 


 

WE ZIJN HET ZAT

 

Strobridge & Co. Lith, published in the U.S. before 1923 and public domain in the U.S.

De afgelopen maanden staan de media vol met discussies over onze ‘witte’ cultuur, onze geschiedenis, onze zeehelden, onze straatnamen, ons slavernij verleden, onze (koloniale) oorlogsbuit, onze zwarte Piet en zelfs over onze pepernoten. Ze lijken wel gek geworden. Er is niks mis met het beschermen van de culturele identiteit van minderheden. Maar de identiteit en geschiedenis van de ‘witte’ Nederlander wegzetten als racistisch, koloniaal of nationalistisch is te absurd voor woorden.

Ik heb mij altijd een wereldburger gevoeld, maar wel met gevoel voor mijn cultuur, taal en geschiedenis en die van mijn voorouders. Met de ogen van nu zie ik welke fouten er in het verleden gemaakt zijn. Maar ik veroordeel ze niet, want de tijden van Piet Hein, Jan Pieterszoon Coen, Jan van Riebeeck, Paul Kruger en vele andere roemruchte volksgenoten waren geheel anders dan nu. Geïnspireerd door religies, die op zijn minst zo onverdraagzaam waren als sommige islamstromingen nu, hebben zij daden verricht die nu volstrekt ondenkbaar en onacceptabel zouden zijn, maar in hun tijd als ‘heldendaden’ werden gezien. Nederlanders van toen waren in hun tijd niet beter of slechter dan de volkshelden van andere, wel of niet gekleurde volkeren.

Ben ik benepen of nationalistisch of zelfs racistisch als ik vast wil houden aan de cultuur van mijn vader of moeder of de stad waar ik ben geboren en opgegroeid? Ik schaam mij niet als men kan horen dat ik in Rotterdam ben geboren. Ik schaam mij niet dat ik de verengelsing van mijn taal, het Nederlands, verafschuw. Ik schaam mij niet dat ik producten, waarvoor onnodig met Engelse woorden reclame wordt gemaakt, probeer te vermijden. Ik wil niet langs de maatlat van de globalisering worden gelegd. Laat staan dat ik langs de Amerikaanse maatlat van zwarte Piet als ‘blackface’ (een stijlfiguur uit het Amerikaanse vaudevilletheater van de 19e en de vroege 20e eeuw, waarbij een blanke zich zwart schminkte om zwarten te vernederen en belachelijk te maken), gelegd wil worden. Zwarte Piet is geen vorm van blackfacing in de Amerikaanse traditie die nu in Amerika veroordeeld wordt. Zwarte Piet is geen symbool van racisme! Zwarte Piet bekijken vanuit, een mede  door de sociale media veroorzaakt, Anglo-Amerikaans oogpunt is niet alleen een ontkenning van mijn cultuur en geschiedenis, het is een vorm van Amerikaanse cultuurdominantie die ik niet wens te accepteren. De aanval op Zwarte Piet is naar mijn gevoel een onbeschaamd cultureel imperialisme van de Anglo-Amerikaanse culturele opvattingen en schaamte voor hun eigen verleden. Ik wens mijn eigen cultuur te behouden en verwacht van anderen, die hier wonen, dat ze dit accepteren. Net zozeer dat ik accepteer dat de religie, cultuur en geschiedenis van nieuwe landgenoten anders is dan de mijne. Als we willen dat de multiculturele samenleving leefbaar blijft of weer wordt, is het geboden elkaar en elkaars cultuur en geschiedenis te accepteren, waarbij de wet en regelgeving van dit kleine volle landje de basis is waaraan iedereen zich heeft te houden. Hierbij zijn Nederlands en Fries de taal uitgangspunten. Als je een andere taal wilt spreken of lezen zijn daar de media en territoriale eenheden waar die taal standaard geschreven, gesproken en beschermd wordt. Nederland en daarin Friesland zijn die territoriale eenheden waar het Nederlands en het Fries recht hebben op bescherming. Er is geen andere plek op deze aarde waarop wij onze taal en cultuur kunnen behouden. Gun ons die bescherming van onze taal en cultuur.

Recent leeft de discussie over roofkunst/oorlogsbuit weer op. Nu is oorlogsbuit niet iets exclusiefs voor de koloniale oorlogen. Piet Hein haalde voor de Republiek der verenigde Nederlanden de zilvervloot binnen. Tal van schatten/kunstwerken werden ook bij Europese oorlogen geroofd en sieren nadien de paleizen van vorsten en de adellijke veldheren die als overwinnaars geëerd werden. Ook in de bodem van de Scandinavische landen worden met regelmaat Vikingschatten gevonden, die geroofd zijn uit de rest van Europa. Moeten ook die terug? Het is een moeilijke discussie. Waar zijn de objecten het meest op hun plaats? Ze maken deel uit van meerdere geschiedenissen. Van de verliezers en de overwinnaars. Wie is nu de ‘rechtmatige’ eigenaar en wie is de morele eigenaar? Waar is een object, dat ook deel uitmaakt van  de universele geschiedenis van de mensheid, het meest op zijn plaats? Als het architectonische elementen zijn, is het antwoord, voor mij, simpel. In het oorspronkelijke bouwwerk waar het uit gesloopt is. Maar als het om kunst gaat is het veel minder helder, zeker als de verblijfs/eigendomsgeschiedenis van het object niet gereconstrueerd kan worden. Ook de vraag of het object op enig moment is aangekocht, verkregen als gift of geroofd is kan relevant zijn.

En nu de pepernotendiscussie te gek voor woorden. Die pepernoten en die gebruikte kruiden maken deel uit van mijn geschiedenis en cultuur! Blijf er vanaf.

Voor mij is helder dat de aard en toon van het debat vaak het karakter heeft van een opeenstapeling van verwijten, waarbij de ‘witte’ geschiedenis, literatuur, politie of maatschappelijke inbreng ‘zwart’ wordt gemaakt en neer komt op morele chantage. Jammer, want dan gaan de hakken van velen in het zand. Mensen worden de discussies en aantijgingen van schuld en de eis van boete zat. Femke Halsema zei het eens in Buitenhof heel treffend: “Je geschiedenis tors je als natie”. Ik krijg het gevoel dat velen dit torsen zat worden en dat de actie bij Dokkum vorig jaar hier het gevolg van is. De ‘racismebestrijders’ zijn, naar mijn gevoel, hard op weg racisme op te wekken door de steeds oplevende schuldvraag. Terwijl de tegenbeweging de morele chantage en zwartmakerij simpelweg zat is.  

Het startpunt moet het stoppen zijn van de Zwarte Pieten discussie. Ik constateer, in mijn omgeving, dat met deze discussie een kantelpunt is bereikt in onze samenleving. Het is een ‘no passarán’ (zij komen er niet door, de strijdkreet in de Spaanse Burgeroorlog). Zo is de beleving van vele kaaskoppen. Ik zie in mijn omgeving de ‘witte’ Nederlanders en mij zelf in die discussie veranderen. De grens van acceptatie en aantasting is voor velen bereikt. Blijf er vanaf en laat de ‘witte’ Nederlanders hun eigen cultuur houden en beleven. Net zo goed als de nieuwe landgenoten hun eigen cultuur moeten kunnen blijven beleven.

Louis van der Kallen

 


 

 

HET RIJKS(MUSEUM)

 


 

HET RIJKS(MUSEUM)

 

Recent ben ik met onder andere mijn zoon naar het Rijksmuseum geweest. Onderstaand mijn en zijn ervaringen. Ieder liepen we vanaf het Centraal Station een andere route. Ik rechtstreeks en hij via de Nederlandsche Bank. Amsterdam is druk en voor een ‘boertje van buiten’ chaotisch. De toeristische bordjes zijn niet altijd logisch. Bij de start al geen aanwijzingen naar het Rijksmuseum, na een poosje wel “Museumplein”, maar even verder ook weer niet. Dan de ingang vinden van het Rijksmuseum. Je verwacht iets groots. Dat is het niet. Onder een doorgang wel een draaideur met een bordje uitgang/exit maar bij de draaideur, die toegang gaf tot een centrale hal, niet een bordje toegang. Voor mij niet z’n probleem. Voor mijn zoon die later kwam en autistisch is wel. Paniek en frustratie. Hij kon de ingang niet vinden. Normaal gesproken was ik hem tegemoet gelopen. Maar ik had een ander probleem. Ik had al ontdekt dat er een tassenverbod was. Dus onze tassen zouden in een kluisje moeten. Die waren te vinden achter de aanwijzing “locker”. Er waren er volstrekt onvoldoende (260) voor de drukte op een gewone doordeweekse woensdag. Na circa 20 minuten kwam er ééntje vrij waarvan ik het sleuteltje kon bemachtigen. Maar toen kwam het volgende probleem je had een munt van 50 cent nodig om hem op slot te doen. Dus ik was veroordeeld tot wachten tot dat hij zelf de toegang en mij had gevonden. Raar, zo’n groot museum, het topmuseum van Nederland en dan zo weinig kluisjes. Later bleek dat je de tassen ook bij de bewaakte garderobe kwijt kunt. Maar dat vertrouwt toch niet iedereen. Later bleek ook dat het ‘geen tassenbeleid’ niet echt consequent werd toegepast. Mijn zoon mocht zijn cameratas niet meenemen. Maar in het museum zagen wij veel dames met tassen lopen die soms wel 2 maal zo groot waren als de cameratas van mijn zoon. Voor een autist is zo iets onbegrijpelijk. Regels zijn regels. Die gelden voor iedereen is in het denken van een autist als mijn zoon de standaard.

Dan het Rijksmuseum. Een prachtig gebouw met een haast nog mooiere collectie die fraai was uitgestald. Toch een teleurstelling voor mijn zoon. Mijn zoon, vele jaren werkzaam als assistent archeoloog en na een fors aantal medische problemen nu parttime collectiebeheer medewerker bij een lokaal museum, had een heel andere verwachting bij het top museum van Nederland. Zijn hoofdconclusie: als het Rijksmuseum getoetst zou worden op het keurmerk “geregistreerd museum” zou het dat keurmerk niet behoren te krijgen. Voor hem was het onbegrijpelijk dat slechts bij een beperkt aantal objecten een omschrijving was te vinden. Soms was er een scherm in de buurt voor aanvullende informatie. Maar dat was keer op keer een diepe teleurstelling. Eén voorbeeld uit velen. Gezien zijn achtergrond en ervaringen in en rond de aardewerkstad Bergen op Zoom heeft hij veel kennis van aardewerk. De tentoongestelde objecten bevatte veel prachtig aardewerk. Op het scherm kon je de tentoongestelde stukken aantikken en dan verscheen er meer informatie. Maar die bleek buitengewoon beperkt. “schenkkan, stoneware, ca 1620”. Geen type aanduiding, geen herkomst aanduiding (geen land of plaats), geen duiding over de afwerking met soort glazuur, geen beschrijving van de decoratie. Van veel stukken kon mijn zoon dit zo wel (grotendeels) invullen. Het is duidelijk het Rijksmuseum is er, als het om de bezoekers gaat, niet meer voor een informatiezoeker. Het is gericht op een groot publiek dat zich kan vergapen aan topstukken. Dat publiek komt voor de pracht en praal en niet voor meer kennis of de uitdaging zich verder te verdiepen in herkomst en achtergrond.

Mijn zoon en ik zijn geen deskundigen wat betreft het museumbeleid. Ik heb vermoedelijk de volstrekt achterhaalde opvatting dat musea er ook zijn voor educatie, voor het wekken van interesse voor het tentoongestelde, voor kennisverrijking. In die zin was het voor mijn zoon een diepe teleurstelling en verwarrend. Hoe kan een instelling als het Rijksmuseum zich zo weinig aantrekken van de taak tot informatieverschaffing. De objectbeschrijvingen zijn, in zijn en mijn ogen, een aanfluiting. Wie handhaaft de standaard dat de collectie, vergaart op kosten van de belastingbetaler, ter plaatse toegankelijk moet zijn. Digitale ontsluiting biedt zoveel mogelijkheden. Juist ter plekke wordt door prachtige stukken de interesse en de behoefte tot meer informatie gewekt en dan volgt de deceptie omdat de verwachting totaal niet wordt ingevuld “schenkkan, stoneware”.  Het kan zoveel beter. Ter plekke uitte mijn zoon menigmaal zijn frustratie. Het diepst bij de vele prachtige majolica schalen. Waarom niet éénmaal de achterkant laten zien. Die kunnen zo mooi, informatief en bijzonder zijn! Was zijn verzuchting. Het hele bezoek was voor mijn zoon een diepe teleurstelling.

Mijn conclusie: musea als het Rijksmuseum zijn toeristische trekkers geworden. Ze hebben geen oog meer voor het andere type bezoeker die komt om te leren, voor kennis en verdieping. Ze zijn een uithangbord geworden om uit te stralen hoe geweldig Nederland en haar geschiedenis en cultuur is.
Ik vraag mij in ernst af wat dat betekent voor de toewijding van conservators en andere betrokkenen als de kwaliteit van hun werk wordt gemeten in bezoekersaantallen en niet meer in de kwaliteit van de kennis die ze verspreiden?      

Louis van der Kallen