IL PARTIGIANO 6 (?)

 

    


| 2023 |

 

Begin augustus 2018 was een groot deel van een NOS-journaal gewijd aan een persconferentie van onder andere Rijkswaterstaat en de Unie van waterschappen over de droogte en de verzilting. Ik ergerde mij toen omdat korte termijnproblemen niet werden vertaald naar lange termijn oorzaken en oplossingen.

De afgelopen jaren werden we geconfronteerd met grote droogte problemen. 1976 werd steeds beschouwd als een incident. De deskundigen voorspellen nu een meer dan hete toekomst. De recente zomers kunnen wel eens de standaard worden. Was dit te voorzien? JA!!!!

In 1965 verscheen “De toekomstige drinkwatervoorziening van Nederland van de centrale commissie voor drinkwatervoorziening 1965” en “De waterhuishouding van Nederland”, samengesteld door Rijkswaterstaat 1968, werden met een vooruitziende blik een aantal (toen toekomstige) problemen in beeld gebracht. Verzilting stond toen al hoog op de agenda van Rijkswaterstaat. Niet vanwege de klimaatverandering en de zeespiegelstijging, want die waren toen politiek nog niet aan de orde. Natuurlijk spelen de klimaatverandering en de zeespiegelstijging een rol bij de droogte en de verzilting. Maar als de grootste oorzaak toen werd een andere schuldige aangewezen: de veranderingen rond de Nieuwe Waterweg!

Vanaf eind vijftiger jaren van de vorige eeuw tot 1968 zijn er belangrijke ontwikkelingen geweest die de zoetwatervraag, om de verzilting via de Nieuwe Waterweg tegen te gaan, hebben doen toenemen van circa 300 m3/s naar circa 700/800 m3/s. De uitbreiding van het havenareaal (Europoort, Botlekhavens, Eemhaven) en de verdieping van de vaarweg naar deze havens, alsmede de verdieping van de oliegeul vanuit zee naar de monding van de Nieuwe Waterweg hebben het vloedvolume toen enorm doen toenemen. Dit heeft tot gevolg gehad dat de rivier zich aangepast heeft aan het toegenomen getijvolume op het traject van de rivier tussen de mond en de betreffende havens. Hierdoor ontstond een verdieping van de rivier in de periode 1958/1964 van circa 2 meter door een proces van terugschrijdende erosie op het traject Hoek van Holland – Maassluis. De verwachting in 1968 was dat dit proces voort zou gaan. Als aanpassing op dit proces werd de norm van het chloridegehalte ter hoogte van de Parkhaven (300mg/l) losgelaten en de toetsplek werd verlegd naar de mond van de Hollandsche IJssel en werd het advies gegeven: “de bodem van de Nieuwe Maas en de Nieuwe Waterweg te verhogen en vast te leggen.” (Bron: “De waterhuishouding van Nederland” samengesteld door Rijkswaterstaat 1968).

Gebeurde dit? Nee, het was volgens de politiek immers niet nodig en volgens Rotterdam en de havenbaronnen ongewenst. De Deltawerken kwamen eraan en het zoete water kon door de dammen gestopt worden en doorgeleid worden naar zee via de Nieuwe Waterweg. Maar de Rotterdamse groot muil werd nog groter. Sinds 1968 bleven er gewoon havens bij komen. Dit leidde ertoe dat van oude afspraken steeds minder terecht kwam. Als voorbeeld de geschiedenis van de afspraken rond het Volkerak-Zoommeer: “Direct na de afsluiting in 1987 werd het Volkerak-Zoommeer doorgespoeld met water uit het Hollandsch Diep (zoet), teneinde op korte termijn te kunnen beschikken over zoet water voor de regionale watervoorziening in de omliggende gebieden. Hierdoor daalde het gemiddelde chloridegehalte van het Volkerak-Zoommeer binnen één jaar tot de gestelde norm van 0,4 g Cl/l. Het handhaven van deze chloridenorm wordt geregeld door middel van een doorspoelbeheer vanuit het Hollandsch Diep. Zout aanvoer vindt nog plaats als gevolg van schutverliezen, zoute kwel en uitspoeling uit buitendijkse gronden. In 1993 werd de chloride norm bijgesteld tot 0,45 g/l. Door deze verhoging kon de inlaat vanuit het Hollandsch Diep via de Volkeraksluizen worden beperkt”

“In het waterakkoord is in 2001 vastgelegd gedurende het groeiseizoen te sturen op 450 mg cl/l bij de meetlocatie Bathse Brug, met uitzondering van perioden van droogte.”

“In het ‘droge’ jaar 2003 werd door het stopzetten van de inlaat voor doorspoeling de norm voor het chloridegehalte bij de meetpunten Bathse Brug en mond van het spuikanaal herhaaldelijk overschreden.” (Bron: pagina’s 87/88 van de Milieueffectrapport bij de Rijksstructuurvisie, oktober 2014).

Het wordt tijd dat het advies gegeven in “De waterhuishouding van Nederland” (samengesteld door Rijkswaterstaat in 1968) wordt opgevolgd. Het luidde: “de bodem van de Nieuwe Maas en de Nieuwe Waterweg te verhogen en vast te leggen.”

HET WORD TIJD VOOR ECHTE ACTIE!!! Weten en niets doen moet eens stoppen. 55 jaar na een goed advies is laat, maar beter laat dan nooit!

Wilt u op de hoogte blijven van de geschriften van il partigiano like dan de pagina Studio 578 op facebook. Dan mist u niks.

il partigiano

 

 

Louis van der Kallen.


IL PARTIGIANO 5 (WETEN EN NIETS DOEN)

 

    


| 2023 |

 

Begin augustus 2018 was een groot deel van een NOS-journaal gewijd aan een persconferentie van onder andere Rijkswaterstaat en de Unie van waterschappen over de droogte en de verzilting. Ik ergerde mij toen omdat korte termijnproblemen niet werden vertaald naar lange termijn oorzaken en oplossingen.

De afgelopen jaren werden we geconfronteerd met grote droogte problemen. 1976 werd steeds beschouwd als een incident. De deskundigen voorspellen nu een meer dan hete toekomst. De recente zomers kunnen wel eens de standaard worden. Was dit te voorzien? JA!!!!

In 1965 verscheen “De toekomstige drinkwatervoorziening van Nederland van de centrale commissie voor drinkwatervoorziening 1965” en “De waterhuishouding van Nederland”, samengesteld door Rijkswaterstaat 1968, werden met een vooruitziende blik een aantal (toen toekomstige) problemen in beeld gebracht. Verzilting stond toen al hoog op de agenda van Rijkswaterstaat. Niet vanwege de klimaatverandering en de zeespiegelstijging, want die waren toen politiek nog niet aan de orde. Natuurlijk spelen de klimaatverandering en de zeespiegelstijging een rol bij de droogte en de verzilting. Maar als de grootste oorzaak toen werd een andere schuldige aangewezen: de veranderingen rond de Nieuwe Waterweg!

Vanaf eind vijftiger jaren van de vorige eeuw tot 1968 zijn er belangrijke ontwikkelingen geweest die de zoetwatervraag, om de verzilting via de Nieuwe Waterweg tegen te gaan, hebben doen toenemen van circa 300 m3/s naar circa 700/800 m3/s. De uitbreiding van het havenareaal (Europoort, Botlekhavens, Eemhaven) en de verdieping van de vaarweg naar deze havens, alsmede de verdieping van de oliegeul vanuit zee naar de monding van de Nieuwe Waterweg hebben het vloedvolume toen enorm doen toenemen. Dit heeft tot gevolg gehad dat de rivier zich aangepast heeft aan het toegenomen getijvolume op het traject van de rivier tussen de mond en de betreffende havens. Hierdoor ontstond een verdieping van de rivier in de periode 1958/1964 van circa 2 meter door een proces van terugschrijdende erosie op het traject Hoek van Holland – Maassluis. De verwachting in 1968 was dat dit proces voort zou gaan. Als aanpassing op dit proces werd de norm van het chloridegehalte ter hoogte van de Parkhaven (300mg/l) losgelaten en de toetsplek werd verlegd naar de mond van de Hollandsche IJssel en werd het advies gegeven: “de bodem van de Nieuwe Maas en de Nieuwe Waterweg te verhogen en vast te leggen.” (Bron: “De waterhuishouding van Nederland” samengesteld door Rijkswaterstaat 1968).

Gebeurde dit? Nee, het was volgens de politiek immers niet nodig en volgens Rotterdam en de havenbaronnen ongewenst. De Deltawerken kwamen eraan en het zoete water kon door de dammen gestopt worden en doorgeleid worden naar zee via de Nieuwe Waterweg. Maar de Rotterdamse groot muil werd nog groter. Sinds 1968 bleven er gewoon havens bij komen. Dit leidde ertoe dat van oude afspraken steeds minder terecht kwam. Als voorbeeld de geschiedenis van de afspraken rond het Volkerak-Zoommeer: “Direct na de afsluiting in 1987 werd het Volkerak-Zoommeer doorgespoeld met water uit het Hollandsch Diep (zoet), teneinde op korte termijn te kunnen beschikken over zoet water voor de regionale watervoorziening in de omliggende gebieden. Hierdoor daalde het gemiddelde chloridegehalte van het Volkerak-Zoommeer binnen één jaar tot de gestelde norm van 0,4 g Cl/l. Het handhaven van deze chloridenorm wordt geregeld door middel van een doorspoelbeheer vanuit het Hollandsch Diep. Zout aanvoer vindt nog plaats als gevolg van schutverliezen, zoute kwel en uitspoeling uit buitendijkse gronden. In 1993 werd de chloride norm bijgesteld tot 0,45 g/l. Door deze verhoging kon de inlaat vanuit het Hollandsch Diep via de Volkeraksluizen worden beperkt”

“In het waterakkoord is in 2001 vastgelegd gedurende het groeiseizoen te sturen op 450 mg cl/l bij de meetlocatie Bathse Brug, met uitzondering van perioden van droogte.”

“In het ‘droge’ jaar 2003 werd door het stopzetten van de inlaat voor doorspoeling de norm voor het chloridegehalte bij de meetpunten Bathse Brug en mond van het spuikanaal herhaaldelijk overschreden.” (Bron: pagina’s 87/88 van de Milieueffectrapport bij de Rijksstructuurvisie, oktober 2014).

Het wordt tijd dat het advies gegeven in “De waterhuishouding van Nederland” (samengesteld door Rijkswaterstaat in 1968) wordt opgevolgd. Het luidde: “de bodem van de Nieuwe Maas en de Nieuwe Waterweg te verhogen en vast te leggen.”

HET WORD TIJD VOOR ECHTE ACTIE!!! Weten en niets doen moet eens stoppen. 55 jaar na een goed advies is laat, maar beter laat dan nooit!

Wilt u op de hoogte blijven van de geschriften van il partigiano like dan de pagina Studio 578 op facebook. Dan mist u niks.

il partigiano

 

 

Louis van der Kallen.


IL PARTIGIANO 4 (WIJ WERD ZIJ)

 

    


| 2023 |

 

Bij het afscheid van de vorige bestuursperiode roemde menigeen de bestuurscultuur van die periode. Er was een groot ‘wij’-gevoel. Nog geen maand verder is het ‘wij’-gevoel verdwenen en is het ‘zij’ in ons mooie waterschap verschenen. Het monistische karakter van het waterschap Brabantse Delta is met één verkiezing, en de aanwijzing en rapportage van één verkenner verdwenen.

Het rare is dat bijna niemand zich afvraagt: waarom was die bij het afscheid zo geroemde, bestuurscultuur zoals die was? Het antwoord is simpel: de bestuursprogramma’s bij Brabantse Delta kenden tot voor kort een breed draagvlak. In de vorige periode was zelfs een bestuursbreed programma tot stand gekomen. In die periode haakte de PvdD weliswaar vroegtijdig af, maar het idee van samenwerking bleef in stand.

En dan is het 15 maart 2023. Vanuit het niets is er een nieuwe leidende partij, de BBB. In mijn beleving een voortbrengsel van de voortrazende onvrede in de samenleving over het bestuurlijk functioneren van de Haagse politiek. Een nieuwe partij is per definitie ontstaan vanuit andere partijen. Maar de ‘nieuweling’ ontbeert de ervaring van samenwerking. Bij de start van het proces om te komen tot een nieuw bestuursprogramma en de vorming van een Dagelijks Bestuur wordt gestart met een verkenner die van de tradities in de Brabantse Delta geen kennis heeft en als bestuurder gevormd is in duaal gemeenteland. En daarmee gewend is te denken aan coalities.

De kernvraag die de verkenner in zijn aanpak formuleerde was dan ook: “Welke coalitie doet volgens u recht aan de verkiezingsuitslag?”. Degenen met wie hij gesprekken voerde, waren in die rol bijna allemaal nieuw. Met mij werd – hoewel ik 30 jaar ervaring in het waterschapsbestuur heb – niet gesproken. Mijn afspraak werd ingepland op een tijdstip dat ik in een vergadering van de landelijke Unie van Waterschappen zat.

Weg traditie van samenwerken op monistische basis. De deur werd opengezet voor een duaal bestuur, voor politisering en polarisatie.

Voor mij is er een déjà vu-gevoel. Na de raadsverkiezingen in 2014 was het voor mij de eerste keer dat ik mij liet verleiden tot deelname aan een proces met een informateur/verkenner. Dat was toen ook geen succes. Destijds liet men mij wachten voor een dichte deur. Een oude onderhandelingstruc om de gesprekspartner te laten beseffen “wie op wie wacht”. Nu was het geen dichte deur maar minachting voor de afspraken die in mijn agenda stonden. Feitelijk vormt dit een effectieve uitsluiting. Dat gevoel van uitsluiting is er nu ook bij andere partijen die niet meepraten.

Weg een traditie van ‘wij’. Voor Ons Water heeft dit als gevolg dat de traditionele samenwerking met WBWB en het vormen van één fractie moet wachten tot na de formatie. We wachten ook eerst op eventuele veranderingen in het reglement van orde. Want er kan best uitkomen dat er per agendapunt maar één spreker kan zijn per fractie. Dan is het samensmelten van twee fracties niet logisch meer.

Wilt u op de hoogte blijven van de geschriften van il partigiano: like dan de pagina Studio 578 op Facebook. Dan mist u niks.

il partigiano

 

 

Louis van der Kallen.


IL PARTIGIANO 3 (TOEN WATER EN BODEM STUREND WAREN)

 

    


| 2023 |

 

Ten tijde van de Staatsregeling voor het Bataafse Volk 1798 was bestuurlijk water en bodem werkelijk sturend! Er kwam in 1798 een afdeling nationale waterstaatszorg en er werd gestart met de technische rijksdienst (vanaf 1810 Corps Ingenieurs). Deze vielen onder het agentschap (=ministerie van) Binnenlandse zaken.

Wat op mij als waterschap bestuurder (vanaf 1993) de meeste indruk maakte, was de impliciete erkenning van het belang van water bij de (bestuurlijke) inrichting van ons land.

De Staatsregeling verdeelde het grondgebied der Bataafsche Republiek niet in provincies maar in “Agt Departementen, met namen als:

  • Het Eerste Departement: van de Eems.

  • Tweede Departement: van den Ouden Yssel.

  • Derde Departement: van den Rhijn.

  • Vierde Departement: van den Amstel.

  • Vijfde Departement: van Texel.

  • Zesde Departement: van de Delf.

  • Zevende Departement: van de Dommel.

  • Achtste Departement: van de Schelde en Maas.” (Zie foto)

 

Bij de indeling waren de waterstaatkundige grenzen in hoge mate bepaald door de loop van de rivieren en stroomgebieden. Buiten het starten van de afdeling nationale waterstaatszorg werd er in 1805 een waterbouwkundige vakopleiding toegevoegd aan de militaire academies. De waterstaatkundige kennisopbouw was tot 1805 vooral een taak van de hoogheemraad- en waterschappen. De vakopleiding bij de militaire academies was de start van de bundeling en borging van de waterstaatkennis die Nederland op dit vlak wereldleider zou gaan maken.

In de Bataafse Republiek en in het koninkrijk Holland van Lodewijk Napoleon begreep het landelijk bestuur, gezien de naamgeving van de departementen, dat water wel degelijk het ordenend principe was.

Soms is het goed zaken, die de fundering zijn van ons waterbeleid, eens aan de graftomben der herinnering in ontrukken en in het volle licht te zetten, in de hoop dat deze de landelijke en waterschap bestuurders van nu tot inspiratie dienen.

De afgelopen jaren is heel veel verloren gegaan. Waar zijn de ingenieurs van Rijkswaterstaat? Opgeheven en vervangen door managers. Het bedrijfsleven kon, volgens de politici van de afgelopen drie decennia, het immers beter en efficiënter. Dat idee is mede gegroeid sinds we iedere vernieuwing of verandering innovatie zijn gaan noemen. De politici zijn uiteindelijk in deze retoriek, deze zelf gecreëerde mythe gaan geloven.

Laten we de waterschappen afbreken of gaan we beseffen dat als we het kwijt zijn, de weg terug vrijwel onbegaanbaar zal blijken?

Wilt u op de hoogte blijven van de geschriften van il partigiano like dan de pagina Studio 578 op facebook. Dan mist u niks.

il partigiano

 

 

Louis van der Kallen.


IL PARTIGIANO (WATERSCHAP IN AFTAKELING)

 

    


| 2023 |

 

Johan Rudolph Thorbecke – de man van de Grondwet (1848), de Provinciewet (1850) en de Gemeentewet (1851) – zag er geen brood in orde te scheppen in de circa 3500 waterschappen van zijn tijd. In 1950 waren het er nog circa 2500 en nu nog 21. In het werkgebied van mijn eigen waterschap Brabantse Delta waren in 1950 nog meer dan 200 waterschapjes.

In 1850 waren tal van waterschapjes klein maar de verschillen waren niet alleen hydrologisch en geologisch groot, maar ook qua bestuurlijke inrichting onvoorstelbaar verschillend. Thorbecke wist dat er veel moest veranderen om iets van ‘orde’ te scheppen in die 3500 ‘waterkoninkrijkjes’. Het was onbegonnen werk. Maar stap voor stap heeft het in haar basis centralistische Nederlandse staatsgezag – vooral door toedoen van zogenaamde liberalen – de Christen Democratische Boerenrepublieken beentje gelicht. 

In de bezettingstijd werden de eerste forse stappen gezet in de opschaling. Op 1 januari 1942 werd in westelijk Zeeuws-Vlaanderen het Waterschap het Vrije van Sluis gevormd uit 76 polders en waterschappen.

Toen ik in 1993 begon als bestuurder bij het waterschap Zoomvliet waren er nog 16 waterschappen in Noord-Brabant, nu nog drie en een stukje waterschap Rivierenland (het voormalige Alm en Biesbosch). Het effect van al die fusies: een meer deskundige organisatie. De fusies waren tot op zekere hoogte ook nodig vanwege de toegenomen taken en de complexiteit daarvan.

Met de komst van de Waterschapswet in 1991 kwam niet alleen het fusieproces verder op stoom ook was die wet het startpunt van de systeemmatige ondergraving van het waterschap als zelfstandige overheid.

Er was 140 jaar gewerkt aan het onder één noemer brengen van de bestuurlijke structuur van de waterschappen. Er moesten nog een enkele ‘vuiltjes’ weggewerkt worden. The last of the Mohicans die sneuvelde (2018) was waterschap Blija Buitendijks.

De inkt van de Waterschapswet was nog niet droog of partijen in de Tweede Kamer begonnen te pleiten voor het opheffen van een aantal ‘buitenissigheden’. Alle waterschappen moesten all-in waterschappen worden. De weerstand was soms groot. Polderdistrict Betuwe vocht tot het einde maar ging in 2002 op in Waterschap Rivierenland. Toen was de weerstand van de kwantiteitswaterschappen gebroken. In 2003 gingen de West-Brabantse kwantiteitswaterschappen samen met het Hoogheemraadschap op in het Waterschap Brabantse Delta. Deze horde voor de opheffing van de waterschappen was weer genomen.

De volgende ‘buitenissigheid’ die een hinderpaal was voor een wettelijke opgang in de provincie was het kiessysteem. De waterschapsbesturen werden anders dan de andere bestuursorganen gekozen volgens het personenstelsel. Dat moest anders volgens veel regeringspartijen. Het lijstenstelsel en daarmee de politiek deed in 2008 haar intrede.

Tot 2009 zaten in die besturen vooral mensen die inhoudelijk deskundig waren of die de benodigde deskundigheden snel verwierven. Na de politisering zag ik dat in hoog tempo veranderen. De politici die toen kwamen, hadden vooral hun politieke doelstellingen in het oog en verwierven in de vaak korte tijd dat ze in het bestuur zaten niet die deskundigheden die ik noodzakelijk acht. Besturen betekende voor hen gemiddeld echt iets anders dan voor degenen die vóór 2009 de bestuurszetels vulden. De uitzondering? De geborgde zetels. Daar bleef de deskundigheid en betrokkenheid bij het waterschap en haar taken veel meer behouden.

Dat was natuurlijk een doorn in het oog van de hogere politiek. Geborgde zetels – in hun ogen de volgende ‘buitenissigheid’ – moesten verdwijnen. Maar eerst was iets anders ‘nodig’. In 2015 werden de waterschapsverkiezingen gekoppeld aan de verkiezing van de Provinciale Staten. Effect: een hogere opkomst maar feitelijk geen politiek-bestuurlijke aandacht meer voor de waterschappen in de media. Niet alleen werden de provinciale verkiezingen gekaapt door ‘Den Haag’ maar er werd geen aandacht meer geschonken aan wat bestuurders in waterschappen wel of niet uitvoerden. De uitslag van de waterschapsverkiezingen staat dan ook totaal los van wat erin de waterschappen wel of niet gebeurde. Het Haagse gekrakeel was bepalend.

Terug naar de ‘buitenissigheid’ van de geborgde zetels. Een relict dat vanwege het existentiële belang in de wet van 1991 was gebleven. Die van de ‘bedrijven’ zijn in 2022 uit de wet geschrapt. Het bedrijfsbelang werd immers door de VVD politiek (lees de VVD als partij voor en door de ondernemers) behartigd. De Kaagen (D66) en Boelhouwers (PvdA) van deze wereld zullen de komende jaren de opheffing bepleiten van de geborgde zetels voor ‘ongebouwd’ (de boeren) want hun belang zal – in hun getroebleerde ogen – vast door de BBB afdoende worden behartigd. Waarna de rest van de politiek wel weet wie de belangen van de huidige geborgde zetels van ‘Natuurterreinen’, gaat behartigen. Dan is de bijna laatste staatkundige drempel geslecht van de opheffing van de waterschappen en hun taken zullen dan ondergebracht kunnen worden bij de algemene politiek, bij de provincie.

Wat bij het waterschap dan nog rest als een ‘buitenissigheid’ is het in naam nog bestaande monisme. Sinds gemeenten en de provincies in 2003 duaal zijn geworden is er ook bij de waterschappen een verschuiving te zien. De invoering van het lijstenstelsel heeft de politiek binnen gebracht en langzaam zijn de bètá’s vervangen door alfa’s die politiek opgroeiden bij gemeenten en provincies. Duaal is voor hen een politiek maatpak. Na de komst van verkenners, informateurs en formateurs is het parlementjespelen ook bij de waterschappen gemeengoed geworden. Zelfs griffiers gaan hun intrede maken. Het opheffen van de waterschappen en het overhevelen van de taken naar de algemene politiek, de provincie ligt dan in de rede.

Onze unieke bestuurlijke aanpak van de waterproblemen wordt dan iets voor historici.

Feitelijk wordt ik langzaam niet alleen ouder maar ook een il partigiano. Een strijder voor een verloren toekomst. Als de moderne tijd, de politieke polarisatie, mijn geliefde waterschap heeft overgenomen wordt het tijd dat de bajonet niet alleen uit het foedraal komt maar ook op het geweer gaat. Want zonder strijd gaat een van der Kallen niet ten onder.

 

 

Louis van der Kallen.


IL PARTIGIANO (IN STATUS NASCENDI)

 

    


| 2023 |

 

De inbreng van Louis van der Kallen namens Ons Water tijdens de Algemeen Bestuursvergadering over de verkiezingsuitslag en het werk van de ‘verkenner’, op 18 april.

 

,, Voorzitter, geachte collega’s,

Het is de eerste keer – sinds de invoering van het lijstenstelsel – dat Ons Water niet uitgenodigd is/wordt voor de onderhandelingsronde die moet leiden tot een nieuw DB.

De 41675 stemmen brachten ons immers schijnbaar slechts tot de 10e plek van onderen.

Ons ‘evidente’ gebrek aan ervaring maakt Ons Water klaarblijkelijk niet vanzelfsprekend bij deze stap.

Ons ‘chronische’ falen in het komen tot samenwerking maakt het vast onlogisch om Ons Water te betrekken bij het vormgeven van een nieuw DB.

Wat zou je immers moeten met een relatieve nieuwkomer als Ons Water waarvan geen relevante kennis te verwachten is.

Vernieuwing en vergroening is in deze tijd van ‘nieuwe’ uitdagingen nodig.

Ons Water begrijpt dat de vijf fracties die nu op advies van de verkenner aan de slag gaan geen van alle behoren tot de zeven fracties die wel een mogelijke rol zagen voor Ons Water.

Tot zover enkele zinnen als uiting van frustratie!

Voorzitter uw gunt deze dienstwillige dienaar van het waterschap hopelijk wel enige ruimte tot het geven van wat suggesties aan het Dagelijks Bestuur in status nascendi.

Geheel in tegenstelling tot mijn gewoonte, heb ik de woorden, die ik vanavond tot U wil richten op papier gezet. Voor het eerst sinds meer dan 20 jaar geleden. Toen deed ik dat bij mijn laatste inhoudelijke Statenvergadering; het ging toen over de integrale visie deltawateren. Ik ga deze bestuursperiode niet van stijl veranderen, maar vanavond wil ik U geen enkel argument of overweging onthouden.

20 jaar geleden deed ik dat omdat mijn verwachting was dat mijn woorden tientallen jaren actueel zouden blijven. Wat ik toen zei over de beperkte beschikbaarheid van zoetwater en het voorkomen van blauwalgen was helaas van voorspellend karakter. Niet omdat Louis een soort van Nostradamus is maar omdat Louis door zijn ervaringen, kennis en karakter dingen wil doen die simpelweg nodig zijn.

Lees mijn verhaal van 20 jaar geleden nog eens door. Een link vind u in de mail die u zojuist is toe gezonden. https://onswater.com/…/rede-l-van-der-kallen-tegen…/

Het tweede verhaal waar ik naar wil verwijzen is een stuk wat ik schreef in 2005 over de KRW met de titel KRW: een doos van Pandora. Ik gaf toen al aan dat de KRW een onhaalbare zaak zou worden.

Enkele citaten van 18 jaar geleden: “Als bestuurlijk betrokkene maak ik mij zorgen over de gevolgen. De Nederlandse waterschaptraditie is er één van “we polderen, schuiven voor ons uit en gedogen en de hogere overheden accepteren dit wel”, zo is de ervaring.

“Niet berusten maar aan de slag om het watermilieu te verbeteren en de Brusselse politiek ervan te overtuigen dat Europa wel één is, maar niet overal gelijk. Nederland, het afvoerputje van Europa, met zijn bevolkings-, landbouw- en industriële druk op water en bodem, is niet vergelijkbaar met lege landen zoals Frankrijk of Ierland.”

Geprikkeld? Klik ook eens op die link. https://onswater.com/2005/04/de-doos-van-pandora/

Wat is de actualiteit van het voorgaande nu? Het wordt tijd dat er niet meer uitgesteld gaat worden maar de handen moeten aan de ploeg gaan!

Ik was ‘een roepende in de woestijn’. Met drie of vier zetels bepaal je het beleid niet. Je probeert bij te sturen en met je woorden en kennis kan je soms op onderdelen iets betekenen. Maar de landelijke vooruitschuiftactiek, het gebrek aan werkend generiek beleid en duidelijkheid verhinderden dat het waterschap tot adequate stappen kwam. De zuinigheid en het gebrek aan durf om uit te leggen, dat dingen geld kosten, deden de rest.

Omdat de toen grootste partij steeds de verkiezingen in ging met als leuze “geen tariefsverhoging” voelde de vanaf 2009 afgesproken afgetopte tariefverhoging ( van inflatie plus maximaal 2,5 %) jaar na jaar al als een hele prestatie in de onderhandelingen.

De handtekening van ondergetekende stond onder al die bestuursakkoorden. Ons Water praatte mee en nam daarom verantwoordelijkheid. En diende naar eer en geweten de afspraken uit.

Vanaf 2009 scoorde Ons Water steeds een top drie uitslag qua stemmental. En werd Ons Water in ons monistische systeem steeds betrokken bij de vorming van het Dagelijks Bestuur. Dat is nu, ondanks de 41.675 stemmen, het feit dat zeven fracties Ons Water in het DB dachten en het missen op 578 stemmen van een vierde zetel, anders.

De verkenner kiest in zijn advies voor een duale benadering. Dat mag, maar voor degenen die mij wat beter kennen betekent het dat de ‘bajonet’ uit het foedraal is. Of die bajonet op het geweer gaat hangt af van het vervolg.

Wat is er gebeurd? Mocht u echt interesse hebben, lees dan eens onze schriftelijke bijdrage verzonden aan de verkenner.

Middels de uitnodiging tot een gesprek met de frase: “De gesprekken zullen volgens onderstaand tijdschema plaatsvinden waarbij wij zoveel mogelijk tegemoet zijn gekomen aan de doorgegeven voorkeuren.”

Waarbij Ons Water werd uitgenodigd op een tijdstip dat ik zou zitten in een commissievergadering van de Unie van Waterschappen en daarna een vergadering had met een wethouder en een vertegenwoordiger van Natuur Monumenten.

Nu kan je redeneren: in zo’n periode laat je alles vallen en is je eerste prioriteit de DB-samenstelling en het nieuwe bestuur programma. Ik hecht echter aan de correcte invulling van de op mij genomen taken.

Ik heb wat autistische trekjes en neem zo’n tekst serieus: “zoveel mogelijk tegemoet zijn gekomen aan de doorgegeven voorkeuren”.

Dit gebeuren is mede van invloed geweest op het uittreden van een gewaardeerd lid van de fractie van Ons Water. Deels komt dat ook door onze ten opzichte van andere groeperingen losse structuur. Ons Water is geen partij maar een kiesvereniging in de klassieke betekenis van het woord. Voor die betekenis lees eens https://onswater.com/wie-zijn-wij/

Wat mij verbaast is hoe er wordt omgegaan met de structuur van de waterschappen en het waarom van de structuur. Het waterschap was van oudsher een organisatie gebaseerd op het Belang – Betaling – Zeggenschap. Er waren/zijn in het waterbeheer belangen die gediend dienen dan wel dienden te worden.

Bij de politisering werd voorzien dat bepaalde belangen in het gedrang zouden kunnen komen en daarom werden die belangenbehartiging geborgd via de geborgde zetels.

De geborde zetels waren dus bestemd voor de directe belangenbehartigers. De gekozen zetels waren natuurlijk ook bedoeld voor het dienen deelbelangen maar met het accent op het algemeen belang.

De bedrijfsgebouwd-geborgde zetels zijn afgeschaft onder het motto: hun belangen worden voldoende behartigd door de politieke lijsten. De VVD profileerde zich immers als partij van de ondernemers.

Als ik nu naar het gedrag kijk van sommige nieuw gekozenen in den lande zie ik dat de geborgde ongebouwd zetels worden gezien als een bonus. In ons eigen waterschap geldt de bonusgedachte klaarblijkelijk ook voor een lid van nu van natuurterreinen die eerst ook op de lijst stond voor Water Natuurlijk. Men ondermijnt met deze handelswijze de noodzaak van de resterende geborgde zetels. Want de vertegenwoordiging van die, wat ooit existentiële belangen werden genoemd kan klaarblijkelijk ook via de politieke lijsten vormgegeven worden.

De Kaagen en Boelhouwers van deze wereld bereiden het verder uithollen van de waterschappen voor, geholpen door dit bonusgenietersgedrag. Langzaam komt de opheffing door eigen uitholling dichterbij.

Als de reden van de geborgde zetels, de noodzaak van deze invulling van het existentiële belang niet meer bestaat is de uitzonderingspositie van de waterschappen staatsrechtelijk niet meer nodig en komt opheffing, invulling van de taak door de algemene politiek via de provincie dichterbij.

Hoe zal een op wraak beluste algemene politiek omgaan als bij de waterschappen er nu een oververtegenwoordiging is van één bepaald belang?

De infiltratie van duale politici via het lijstenstelsel blijkt effectief. En een unieke bestuurlijk constructie wordt stap voor stap uitgehold.

Nu onze verhouding met West-Brabant Waterbreed. Sinds 2009 werken de twee Lijsten in één fractie samen. Dat is niet op basis van programmatische overeenkomsten maar op basis van het delen van kennis en ervaring.

De samenwerking ontstond tussen Ad Wijnen en ondergetekende omdat wij reeds vanaf 1995, gestart bij het waterschap het Scheldekwartier, op basis van respect, kennis deelden.

Hoewel Ad zich altijd bevond in het rechter deel van het politiek spectrum en ik als Dreesiaan in het linker deel, werkte dat goed.

Het voorgaande betekent dat de heer Mureau programmatisch niet spreekt of afspraken maakt namens Ons Water.

Zijn eventuele handtekening bindt Ons Water dan ook op geen enkele wijze. Het één fractie vormen betekent dan ook niet dat de dan gevormde fractie als één zal stemmen.

In de samenwerking is fractiediscipline dan ook niet de norm.

Collegialiteit en een zekere mate van loyaliteit wel. Dat was ook in het verleden zo. De afgelopen periode stemden fractiegenoten dan ook geregeld anders.

Ons Water staat voor zaken of een programma waarvoor wij zelf gesproken en getekend hebben!

Ons Water gaat in hoofdlijnen voor de inhoud van het document “Ruimte voor transities”, waarbij een aantal bouwstenen voor Ons Water heel belangrijk zijn. Te weten: “vernieuwingskracht” in de zin van het creëren van een cultuur van vernieuwing (ieder budget is daar per definitie beperkend). Als er een goed idee is, moet er altijd geld voor zijn!

Ook de bouwsteen “droogte” zal meer geld vergen dan in het document opgenomen.

Een andere bouwsteen die voor Ons Water prioriteit moet krijgen is de waterketen. We staan 50 jaar vrijwel stil en de installaties zijn technisch verouderd en aan vernieuwing toe. De gebruikte techniek is 100 jaar oud en het te verwerken rioolwater bevat tal van stoffen die 100 jaar geleden nog niet eens bestonden.

De samenleving en het milieu verlangen een andere aanpak. En ja dat kost geld. Meer dan de nu voorziene 10 miljoen per jaar.

Ook de droogteaanpak kan niet langer vooruitgeschoven worden. Reeds 20 jaar geleden voorzag ondergetekende tekorten aan zoetwater.

Er moet de bereidheid zijn een aantal zaken nu echt aan te pakken. De tijd van vooruitschuiven is zeker qua ketenbeheer, droogte en vaarwegbeheer voorbij.

– Als derde partij bij de laatste verkiezingen (41675 stemmen),

– de groepering met in haar rangen en lijst meer waterschapsbestuursjaren dan alle andere kieslijsten bij elkaar,

– als groepering met een traditie van samenwerken en gevolggeven aan gemaakte afspraken,

– als groepering waaraan zeven fracties een DB plek toedachten,

– als groepering zonder aawezigheid van Kaag -adepten of Europafielen,

Als die groepering aan de winnaars van de BBB niet het gevoel kan geven “hier kunnen we mee samenwerken” is de conclusie van Ons Water dat zij gedwongen is te kiezen voor een duale opzet.

De verkenner heeft gekozen voor een duale benadering. Niet onlogisch want hij weet niet beter. Sinds 2003 zijn gemeenten en provincies duaal geworden en voor mensen die hun politieke/bestuurlijke ervaring daar hebben opgedaan is dit hun wereld.

Stap voor stap worden de waterschappen ontdaan van hun monistische kenmerken en hun eigen kenmerken zoals geborgde zetels.

Ook de nu gevolgde procedure met een verkenner en straks een formateur en een griffier veranderen de waterschappen in hapklare brokken die in opzet steeds dichter bij de provincie komen.

Stap voor stap wordt een eventuele opheffing makkelijker gemaakt.

Nu nog een aantasting van het eigen belastinggebied met de vorming van een waterschapfonds. Kijk eens naar de wetsgeschiedenis waarbij gemeenten en provincies zijn beroofd van hun eigen belastinggebied en de gevolgen daarvan.

Feitelijk een onderwerping/knechting aan de centrale overheid. Wiens brood men eet diens woord men spreekt.

Als het waterschap een vuist wil maken naar de rijksoverheid, de provincie en Europa zal men zijn zelfstandigheid op belasting en financieringsgebied moeten koesteren. Ook als dat betekent dat je de ingelanden moet uitleggen dat de belastingen omhoog moeten.

Ons Water is in haar ziel monistisch, MAAR, als het niet anders kan, gaat de bijl erin.

En zal het nieuwe DB merken dat er in één van haar fracties een Azteekse Adelaar huist. En de drager is geen Montezuma die buigt voor een ‘Cortés’.

Vanzelfsprekend wenst Ons Water de onderhandelaars veel wijsheid en succes toe in de hoop op een goed bestuur programma en een op deskundigheid samengesteld Dagelijks Bestuur.

Waarbij Ons Water benieuwd is hoe aanbeveling 2.3.1 de functieprofielen voor de DB leden, qua taak en deskundigheden, wordt ingevuld.

Wilt u op de hoogte blijven van de geschriften van il partigiano like dan de pagina Studio 578 op facebook. Dan mist u niks. ,,

 

 

Louis van der Kallen.


‘YES MINISTER’ MENTALITEIT

 

    


| 03-01-2023 |

 

Ik heb mij vandaag teruggetrokken uit de vertrouwenscommissie omdat ik niet meer het vertrouwen ervaar van een deel van mijn collega’s noch zelf het vertrouwen kan opbrengen in een deel van de collega’s om in de beslotenheid van de vertrouwenscommissie te kunnen functioneren.

De afgelopen raad was voor mij uniek in mijn bijna 37-jarige functioneren als raadslid. Er is iets fundamenteels fout gegaan in de ambtelijke verwerking van een collegebesluit d.d. 12 november 1996 (plaatsing panden op de gemeentelijke monumentenlijst) en van een raadsbesluit d.d. 28 oktober 2004 (vaststelling monumentennota 2004-2008 met een “als zodanig gewaarmerkte bijlage”). Als raadslid is het mijn taak dat te benoemen.  Ik heb dat gedaan zonder namen van ambtenaren te noemen. Daarbij heb ik wel aangegeven welke wethouders en burgemeester verantwoordelijk waren voor bijvoorbeeld het collegebesluit en de verwerking/doorwerking daarvan.

Bekleders van een openbaar bestuurlijk ambt zoals een wethouder of burgemeester zijn wat mij betreft tot in hun graf verantwoordelijk voor hun besluiten. De bekleders van een openbaar ambt moeten beseffen dat het niet alleen een regel op hun CV betekend maar dat zij ook een erfenis achterlaten van besluiten waarvan het publiek kennis mag nemen. Een deel van mijn collega’s namen mij het noemen van de namen van de bestuurders kwalijk. Maar vooral de kritiek die mij ten deel viel door het benoemen van de ambtelijke fouten werd mij door de collega’s zwaar aangerekend.

Als raadslid is het mijn taak om het functioneren van het college en de prestaties van de gemeente te controleren. Zeker als van ambtelijk disfunctioneren, waar bij de cases Parkkeetje aantoonbaar, sprake is, heb ik de plicht dat tot op de bodem uit te zoeken en dat in de openbaarheid te brengen. Zeker als feitelijke besluiten van het college en raad geen rechtsgevolg hebben gekregen door ambtelijk disfunctioneren.

Als college en/of raad besluiten, een object zoals het Parkkeetje, tot gemeentelijk monument te verklaren en later blijkt dat die besluiten niet hebben geleid tot het gewenste rechtsvervolg en een college en raad zich daarbij voetstoots neerlegt is dat voor mij volstrekt onacceptabel. De vierde macht kan en mag niet, besluiten genomen door publieke organen, effectief te niet doen.

Als ambtelijk falen op organisatieniveau (dus zonder het noemen van namen van ambtenaren) niet in het openbaar besproken kan/mag worden is er fundamenteel iets mis.

Ik constateer al een aantal jaren een toenemende ‘Yes Minister’ mentaliteit. Mijns inziens (mede) veroorzaakt door in het verleden drammerige wethouders, waarbij ambtenaren die zich onvoldoende beschermd voelden door de ambtelijke leiding vertrokken. De assertieve kozen het hazenpad. En de ‘Yes Ministers’ promoveerden en werden aangetrokken.

Nu zie ik dat de ‘nieuwe bestuurscultuur’ waarmee de raad deze periode probeerde te starten betekent dat de ‘Yes Minister’ mentaliteit nu ook in de raad zijn intrede heeft gedaan. Een raadslid die de euvele moed heeft kritiek te hebben op het college of het functioneren van het ambtelijk apparaat moet collectief worden afgebrand.

Wat mij steekt en een grove aantasting vindt van mijn democratische, door de bevolking geschonken rechten worden afgepakt, is het ingrijpen van de burgemeester, in mijn beleving ingegeven door verbale en non-verbale reacties van de collega’s. Ik beschouw dit als pure kneveling en een fundamentele aantasting van mijn rechten.

De ‘Yes Minister’ mentaliteit lijkt nu ook in alle lagen van het Bergse gemeentebestuur doorgedrongen.

Het Parkkeetje en de Bergse monumenten leven in mijn hart en verdienen bescherming. Ik zal de cases en de absurditeit van rechtsgevolgen onder de aandacht van de minister brengen. Tevens zal ik een handhavingsverzoek Inzake het overtreden van de archiefwet richten aan de minister en aan het college van gedeputeerde staten. Voor meer informatie kijk eens op:

https://www.bsdboz.nl/2023/02/03/yes-minister-verzoek-tot-interpellatie-ex-artikel-38-van-het-reglement-van-orde/

https://www.bsdboz.nl/2023/02/03/aanvulling-interpellatie-ex-artikel-38-van-het-reglement-van-orde/

https://www.bsdboz.nl/2023/02/03/handhavingsverzoek-in-het-kader-van-de-archiefwet/

 

Louis van der Kallen.


DE BAR

 

    


| 26-12-2022 |

 

Eindelijk was het weer zover. Na de BARloze coronajaren was er weer een Bergse Ambtenaren Revue in onze eigen Maagd. De tekst van het voorwoord van de voorzitter van de BAR stelt dat je niet ‘alles serieus moet nemen en de BAR niemand wil beledigen en als er toch iemand zich geraakt voelt ze geen honderdzestig jaar met excuses zullen wachten. Dat doet de BAR bij voorbaat.’

Als raadslid ben je te gast bij de BAR. Maar voor mij is de BAR ook als gast een bron van informatie. Wat leeft er binnen ons ambtenarenapparaat? Ik denk dat de BAR uniek is in Nederland en onze ambtenaren maar ook de ambtelijke en bestuurlijke leiding verdienen een compliment dat het met humor op de hak nemen van jezelf, de leidinggevenden, het college en de raad ook anno 2022 nog steeds kan.

De humor levert een inkijkje in wat er gebeurt in het stadskantoor. Waar je als raadslid niet snel achter komt. Zo was het voor mij nieuw dat de bestuursetage zodanig is beveiligd dat ‘gewone’ ambtenaren met een pasje er niet meer op kunnen komen. Nu niet direct een openbestuurscultuur. Zelf had ik al bemerkt dat rechtstreeks een mail sturen naar wethouders niet meer kan. Ambtenaren lezen mee en deels zelfs eerder dan de wethouder voor wie de mail bedoeld is. Voor mij een reden om niet meer (vertrouwelijk) te mailen met de wethouders.

Wat mij trof was de info dat er wel veel nieuwelingen uit Vlissingen kwamen. De term eigenhofhouding (van de secretaris/directeur) viel niet op het podium, wel binnen mijn gehoorafstand, tweekeer in de zaal.

Dat Bergen op Zoom door veel jonge ambtenaren wordt gezien als een plek voor een verlengde stageplaats hoor ik al meer dan 3 jaar als ik spreek met ambtenaren van andere overheden maar dat er een wethouder als zodanig op het podium werd aangemerkt was nieuw. Hoewel ik gelijk erken dat hij ook op mij weleens studentikoos overkomt.

Natuurlijk kwam het gebrek aan geld ook langs. ‘Dat is al dertig jaar zo’. Was het geluid op het podium. Als raadslid leg ik dan het verband met 30 jaar VVD beleid/vertegenwoordiging van/in het college. Uit mijn Statentijd weet ik dat Bergen op Zoom veel subsidies miste voor rioleringen in het buitengebied en voor fietspaden. Zolang iets wettelijk niet verplicht was en er ook eigen geld bij moest liet Bergen op Zoom zich niet verleiden tot het gebruik van subsidieregelingen. Zo legden veel gemeenten in het buitengebied riolering aan met 50 tot 75 % subsidie en Bergen op Zoom betaalde gewoon de volle mep toen die aanleg verplicht was en de subsidies afgeschaft waren. Het zelfde gebeurde met provinciale subsidies voor fietspaden. Tilburg profiteerde daar grof van. Bergen op Zoom vond zich zelf te arm om er gebruik van te maken en werd mede daardoor uiteindelijk nog armer. Natuurlijk waren de blunders met de Bergse Haven bij dat armer worden mede bepalend.     

Wat rijker aan kennis en met een lach in mijn ziel ging ik weer in de regen op huis aan. Wat een pracht ambtenarenkorps, zijn wij als arme gemeente rijk!

 

Louis van der Kallen.



GEKNEVELD

 

    


| 16-12-2022 |

 

Ik ben een ‘oude’ man van 74 en het grootste deel van mijn leven ben ik politiek actief en zit komende maart pas 37 jaar in de raad van Bergen op Zoom. Ik heb dus enige ervaring met hoe er in de politiek omgegaan wordt met de betekenis van woorden.

Mijn eerste knevelingservaring was in 1986 met burgermeester Zevenbergen die midden in mijn betoog (dat ik deed uit het hoofd) ingreep met de mededeling ‘dat mijn bedrage uit de notulen zou worden verwijdert en dat hij een dergelijk woordgebruik in de raadzaal niet waardeerde, noch accepteerde’. Ik begreep er niets van. Wat was mijn ‘misdaad’? Thuisgekomen heb ik uren met mijn vrouw Ank besteed aan de reconstructie van wat ik had gezegd dat zijn reactie kon verklaren. Ik had als nieuw ‘schuchter’ raadslid niet een relatie met de heer Zevenbergen dat ik het hem durfde te vragen. Na veel zoekwerk en geblader in de Dikke van Dale was het zondewoord helder “flauwekul”. Toen nog omschreven als; “flauw/slap mannelijk geslachtsorgaan”. Bij “kul” is de verklaring in de Dikke van Dale nog steeds mannelijk geslachtsorgaan. Als inwoner van Berge keek ik plotseling heel anders naar het Bergse gebruik van ‘kulleke’.

Tijdens mijn ervaringen in de politieke arena’s (provincie, waterschappen en veel gemeenten) heb ik het taalgebruik zien veranderen. Sinds kort is er weer een verandering waarneembaar. Terug naar de puriteinse/allergische uitleg van woorden. De afgelopen maanden ben ik diverse keren ‘berispt’ vanwege mijn woordgebruik.

Zo werd ik tijdens een commissievergadering bij de Unie van waterschappen door een voorzitter aangesproken omdat ik op zou roepen tot geweldpleging. Omdat ik mijn collega bestuurders opriep om assertiever te zijn tegen de provincies. “Schuif vaker de bajonet op het geweer en trek op naar de provinciehuizen om hun optreden te eisen als gemeenten maling hebben aan de wateradviezen van de waterschappen”. Die beeldspraak een oproep tot geweldpleging? Naar mijn gevoelens is de bajonet bij opstandelingen allang uit de mode! De bajonetten komen niet meer uit de foedralen!

Wat mij beangstigd is de eis van mensen de voor het aanvaarden van excuses een verbod wensen van een vijf-letterig woord dat begint met een N…. dat een aanduiding was voor een lid van een groep donkerhuidige mensen die oorspronkelijk afkomstig zijn uit Afrika ten zuiden van de Sahara. Lange tijd was het een relatief neutraal woord, maar sinds het eind van de 20e en het begin van de 21e eeuw wordt het door een deel van de samenleving als beledigend en racistisch ervaren.

Als een dergelijk woord ‘verboden’ wordt nemen de algoritmen van Facebook, LinkedIn en anderen het over en verklaren ook andere woorden die erop lijken besmet. Zoals ‘Terra Nigra’ (zwart gelakt/gepolijst Romeinsaarde werk). Ook de Latijnse naam van de zwarte populier (populus nigra) zal dan besmet worden in de algoritmen. Wetenschappelijke woorden worden dan besmet!

Lokaal werd ik de afgelopen raadsvergadering ook geconfronteerd met een volstrekt doorgeslapen allergie voor sommige woorden. In discussie was de motie “Groene buurtbewoners aan de macht” het woord ‘macht’ nam de wethouder niet in de mond. En helder bleek dat de VVD (de partij die al jaren landelijk en lokaal aan de macht is) het initiatief tot de motie had genomen en dat partijen die de ‘macht’ recent waren kwijtgeraakt (GBWP en Lijst Linssen) lijnrecht tegen elkaar stonden. Ik ging in op de uitoefening en omgang met ‘macht’ in dat kader wees ik op de al vele jaren ervaren ‘VVD terreur’ met betrekking tot macht. Op aangeven van één der Lijst Linssen verloochenaars deed de voorzitter een poging mij te kapittelen. Het paste niet om de VVD voor “gewelddadige terroristen” uit te maken. Wat wil men horen en hoe interpreteert men woorden?

Even later werd een collega verweten het woord onbenul te gebruiken ook hij werd tot de orde geroepen! De afgelopen maanden zijn diverse van de raadcollega’s gekapitteld voor hun woordgebruik. Rioolpolitiek zou niet gepast zijn als het niet over riolen gaat. Geleuter mag ook niet.

Na afloop kreeg ik van een gewaardeerde collega te horen dat ik het voor hem helemaal verpest had. Het was zo gezellig tot dat Louis het woord voerde. De Bergse Ambtenaren Revue (de BAR) heeft het eens goed verwoord. “Daar komt Lowieke van der Kallen die komt hier de boel vergallen”. Hij voegde nog toe dat hij voornemens was geweest het woord “truttig” te gebruiken maar hij had er van afgezien!

Ik ben niet van ‘lelijke’ woorden. Maar als een enkel woord helderheid kan bieden in wat bedoeld wordt moeten we ons niet laten knevelen door de voorzitter, de collega’s of de lange tenen van de samenleving. We zijn politici en ik probeer gewoon te zijn wie ik ben en hoe ik ben opgegroeid.

En als u dit allemaal ‘flauwekul’ vindt dan ben ik het met u eens. Laat u niet knevelen door de uitleg van uw woorden door anderen. Als woorden niet kwetsend bedoeld zijn moeten woorden, die onze taal rijk is, gewoon gebruikt kunnen worden.

 

Louis van der Kallen.



AMBTENARENSTATUS?

 

    


| 04-10-2022 |

 

Excellentie,

 

Ondergetekende: L.H. van der Kallen, wonende te 4611 RS Bergen op Zoom aan de Nieuwstraat 4 vraagt uw aandacht voor het volgende.

Ik heb de samenleving in tal van functies en ambten mogen dienen. Als zodanig heb ik twaalf jaar ervaring als statenlid, 36 jaar ervaring als gemeenteraadslid en ruim 50 bestuursjaren in het algemeen en dagelijks bestuur bij een tiental waterschappen; bij meer dan twintig gemeenten heb ik als lid of voorzitter in rekenkamers en rekenkamercommissies mogen functioneren. Als zodanig heb ik dus enige ervaring in de toepassing van staats- en bestuursrecht.

In de loop der jaren heb ik de veranderingen moeten ervaren in de stijl en cultuur van het openbaar bestuur en het functioneren van het politiek-bestuurlijke systeem, waaronder de dualisering van het gemeente- en provinciebestuur. Ik meen in dit kader u deelgenoot te moeten maken van mijn gevoelens en ervaringen omtrent het aanspreken van mij inzake mijn wijze van handelen ten opzichte van de griffier c.q. griffie medewerkers.

In Nederland is het alle vele decennia een goed gebruik ambtenaren niet persoonlijk in het openbaar aan te spreken op hun handelen. Kritiek op, of vragen omtrent ambtelijk handelen dient zich te richten op hun politiek/bestuurlijke ‘baas’. De minister, de staatsecretaris, de gedeputeerde, de wethouder of het lid van het dagelijks bestuur van het waterschap onder wiens verantwoordelijkheid de betrokken ambtenaar zijn of haar werk doet, is dan degene tot wie een volksvertegenwoordiger zich richt.

Sinds de dualisering van het gemeentebestuur is er echter een groep medewerkers bij gekomen die arbeidsrechtelijk wel een ambtenarenstatus heeft maar niet valt onder een politieke ‘baas’, de griffier en de griffiemedewerkers! De meeste gemeenten kennen wel een    werkgeverscommissie van raadsleden om de functie van ‘werkgever’ (juridisch werkgeverskader) van de griffie te vervullen maar die werkgeverscommissie is niet de ‘baas’ over de griffie in het kader van ‘leidinggevende’ maar regelt, mijns inziens, slechts de arbeidsrelatie. En is als zodanig niet aanspreekbaar als het gaat om het feitelijk functioneren van de griffier of de griffiemedewerkers. Er is geen gezagsverhouding!

Ik ben een kritisch raadslid, ook als het gaat over het functioneren van ambtenaren en de griffie. Als het gaat over het handelen van ‘gewone’ ambtenaren of de ambtelijke organisatie stel ik mijn vragen/opmerkingen aan de politiek/bestuurlijke verantwoordelijke. Bij de griffie is die er niet. Wat is dan mijn handelingsperspectief? 

In het kader van deze brief is het mogelijk relevant dat ik eerder een discussie had met de griffie over het juridisch/bestuurlijk karakter van een motie. Waarover ik uwe Excellentie deelgenoot heb gemaakt.  https://www.louisvanderkallen.nl/2021/08/24/gebruik-van-staatsrechtelijke-middelen-in-het-openbaar-bestuur/ . Dank voor de reactie daarop, uw kenmerk 2021-0000482349.

De afgelopen maanden ben ik over twee uitingen van mij waarin de griffier/griffie ter sprake kwam aangesproken door collega’s.

De eerste keer was naar aanleiding van een publicatie of facebook/de BSD-website met de titel “Valse start” Waarin ik verwees naar uitspraken van de burgermeester en de griffier.

 https://www.bsdboz.nl/2022/08/27/valse-start/

De tweede keer was tijdens en naar aanleiding van de raadsvergadering d.d. 23 juni j.l. bij agendapunt 6b, te beluisteren via https://bergenopzoom.bestuurlijkeinformatie.nl/Agenda/Index/a91f3591-78a9-48de-a946-5d49bd519577 vanaf minuut 34 waarbij mijn gehekelde bijdrage(n) vanaf minuut 52 te beluisteren is. Daarin stelde ondergetekende dat de informatievoorziening van de raad een taak is van de griffie. De discussie spitste wat mij betreft zich toe op de taakverdeling tussen raad en college op basis van de Wet dualisering gemeentebestuur die in 2002 in werking is getreden. Naar aanleiding van deze discussie c.q. mijn bedrage daarin is er een brief verstuurd aan de raadsleden met als onderwerp “veilige werkomgeving voor medewerkers”. Zie bijlage.

Hoe gek kan het worden als het simpelweg duiden van een taak van de griffie wordt opgevat als een aanval op c.q. aantasting van de veilige werkomgeving van de griffie?

Bescherming/vrijwaring kritiek op ambtenaren die zichzelf niet kunnen verdedigen omdat dit een taak is voor degenen onder wiens leiding zij hun werk doen is ook voor mij vanzelfsprekend en een groot goed. Want zij handelen in opdracht van hun politieke bestuurders.

De griffies handelen niet in opdracht van hun leidinggevende maar binnen een bij wet gegeven taakveld! Zij zijn geen inhoudelijke verantwoording verschuldigd aan een te duiden persoon. Ook hun functiekwalificatie houdt rekening met hun hoge mate van zelfstandigheid. Als de twee gegeven voorbeelden al aanleiding geven tot beschermingsdrang bij mijn geachte collega’s en de burgermeester wat zegt dat dan over de beleving van de rol van de griffie?

Wat is dan mijn rol als volksvertegenwoordiger? Mag ik in het openbaar niet verwijzen naar de taken van de griffie (ondersteuner van de raad als het gaat om de informatievoorziening) of naar een uitspraak van de griffier als mijn bron van informatie?

In duale verhoudingen is de griffie de primaire ondersteuner van de raad, niet de wethouder noch zijn of haar ambtenaren.

Waar is het besef dat de griffier en de griffieambtenaren arbeidsrechtelijk wel een ambtenarenstatus hebben maar een onafhankelijke rol hebben los van het ambtenarenkorps van een gemeente of provincie. Zij vallen niet onder de ambtelijke leiding van de gemeente of provincie waar binnen zij functioneren. Zij staan los van bijvoorbeeld de gemeentesecretaris/directeur.  

Als de griffie, in de interpretatie van mijn geachte collega’s, niet ter verantwoording mag worden geroepen wie is dan wel aanspreekbaar als het over het functioneren van de griffie gaat.

In de voorbeelden heb ik, in mijn beleving geen kritiek geuit op de griffie. Ik duid de taak van de griffie en ik verwijs naar de griffier als informatiebron.

Ik voel mij valselijk beschuldigd van aanvallen op de griffie c.q. de griffier. Heb ik hier de lange tenen of de anderen? Dat is een vraag die ik mij zelf stel. De vraag aan uwe Excellentie is: Wie is aanspreekbaar op hun functioneren of de taakuitoefening van de griffie c.q. griffier?

Ondergetekende constateert een lacune. Ik kan niet vinden wat de positie is van de griffies van gemeenten en de provincies als het gaat om de verantwoording naar het (openbare) politiek/bestuurlijke domein c.q. naar het publiek met wiens geld de griffies worden bekostigd. Graag uw reactie en mogelijk een duiding hoe de door mij geconstateerde lacune (in de praktijk) opgevuld kan worden.

Hoogachtend,

 

L.H. van der Kallen

lid van de gemeenteraad van de gemeente Bergen op Zoom.