OVERPEINZINGEN

 


OVERPEINZINGEN RECHTZAAK ‘SCHENDING AMBTSGEHEIM’

Op 29 augustus diende de rechtzaak tegen mij inzake de aangifte van de gemeente Bergen op Zoom van 7 december 2009 als gevolg van mijn vragen op 21 september 2009. Die vragen stelde ik om helderheid te verkrijgen hoe het verlies van de het project Bergse Haven tot boven de veertig miljoen euro had op kunnen lopen. Reeds van het begin van dit project, in 2002 en eerder, had ik voor grote verliezen gewaarschuwd en wees ik jaarlijks op de berekenwijze van het benodigde weerstandsvermogen en het onvoldoende niveau daarvan. Ik wenste dat de IFLO methode gevolgd zou worden. Op 12 mei 2008 schreef ik aan de Rekenkamercommissie (die zich rekenkamer noemt) van West – Brabant: “Bij twee lopende exploitaties (De Bergse Haven en De Markiezaten) heeft ondergetekende twijfels of de risico’s afdoende in beeld zijn gebracht en op een zodanige wijze aan de gemeenteraad worden gepresenteerd dat de gemeenteraad, als de omstandigheden dat noodzakelijk maken, tijdig kan bijsturen. In het plan De Bergse Haven neemt de gemeente Bergen op Zoom deel als risicodragende ontwikkelaar. De vraag is of de publieke verantwoordelijkheden hier afdoende zijn afgeschermd van de commerciële? Projectontwikkelaars met publiekrechtelijke bevoegdheden (zoals hier in praktische termen het geval is) hebben niet alleen een verantwoordelijkheid voor de gemeentekas, en voor die van hun mede participanten, maar ook en vooral een verantwoordelijkheid voor het publiek belang.”
Met het verzoek hier onderzoek naar te gaan doen.

Op 30 oktober 2008 diende ik onderstaande motie in:
De gemeenteraad van Bergen op Zoom in vergadering bijeen op 30 oktober 2008

Overwegende dat:
– de marktomstandigheden voor de verkoop van woningen, door de verslechterende financieel/economische factoren in 2008 veranderd is;
– ook in Bergen op Zoom de woningverkopen vertragen;
– er zich in de Bergse woningmarkt prijsdalingen voordoen en woningen langer te koop staan;
– nationaal steeds meer ontwikkelaars en aannemers moeite hebben de lopende en nieuwe projecten te financieren;
– in de exploitatie van het plan de Markiezaten over het jaar 2007 een verlies moest worden genomen;
– de vooruitzichten voor o.a. (gemeentelijke)exploitaties zoals de Bergse Haven en de Markiezaten door externe factoren verslechteren;
– demografische vooruitzichten voor Bergen op Zoom en de regio veranderen;

Verzoekt het college middels een rapportage aan de gemeenteraad aan te geven hoe het risicoprofiel van de gemeente door voornoemde ontwikkelingen verandert en of, en zo mogelijk, hoe dit dient te leiden tot aanpassingen van de grondexploitaties binnen de gemeente Bergen op Zoom waar de gemeente direct of indirect risicodrager is. Alsmede duidelijkheid te verschaffen inzake of en eventueel welke prestatieafspraken er gemaakt zijn met de drie sociale verhuurders en of die afspraken in het huidige tijdsgewricht nog steeds zowel voor de verhuurders als de gemeente haalbaar zijn.
en gaat over tot de orde van de dag

Toen werden al mijn zorgen door college en collega raadsleden weg gewuifd. Ik en de bewoners van Bergen op Zoom hoefden zich geen zorgen te maken! Ik werd de afgelopen jaren, als het over de grondexploitaties ging en de daaraan verbonden risico’s vaak weggezet als: doemdenker, azijnzeiker, visieloos, als iemand die de unieke kansen niet wou zien en daardoor Bergen op Zoom haar de toekomst niet wou geven die haar toekwam.
Helaas ging de gemeente Bergen op Zoom zonder acht te slaan op mijn waarschuwingen door met op een onverantwoorde wijze het verder ontwikkelen van zowel de Markiezaten als de Bergse Haven.

Toen de verliezen in het voorjaar van 2009 boven tafel kwamen was mijn frustratie groot. Ik wenste een groot onderzoek met gebruik van alle middelen. Een raadsenquête! De meeste collega’s waren daarin terughoudend tot afwijzend.
Toen heb ik zelf het onderzoek gestart en in circa 100 uur op het stadskantoor ongeveer 8 meter dossiers door gekeken. Daarna in circa 100 uur thuis totaal 62 vragen opgesteld en daarvan heb ik medio augustus 2009 mijn collega’s op de hoogte gesteld.
Toen op 21 september 2009 de rekenkamercommissie, die voor 31 augustus 2009 werd geacht haar onderzoek naar het debacle af te ronden, met de mededeling kwam dat er nog weken vertraging bij zouden komen met twee ‘kul’ argumenten: de gemeentelijk contactambtenaar was ziek (als of er ten stadhuize geen andere ambtenaren rondlopen) en ze kregen de notulen niet van de aandeelhoudersvergaderingen van de GEM ( de gemeentelijke exploitatiemaatschappij) terwijl die toch echt ook in de archieven van de gemeente als aandeelhouder te vinden zijn, besloot ik niet langer met mijn vragen te wachten op mijn onwillige collega’s maar deze vragen als controlerend raadslid direct te stellen.

De feiten zijn dat de gemeenteraad een echt onderzoek in meerderheid niet nodig vond. ‘Men wist het nu wel’ en de collega’s vonden in meerderheid dat het college niet al mijn vragen behoefde te beantwoorden. Naar Nederlands recht (Gemeentewet) mag een raadslid vragen stellen, maar hoeft een college deze niet te beantwoorden. Een raadsmeerderheid kan ze dan wel naar huis sturen maar met de volgzame coalitiepartijen die het pluche belangrijker vinden dan waarheidsvinding is de kans daarop klein. Ze vonden beantwoording niet nodig. Waarheidsvinding om te leren van de fouten is naar de mening van een raadsmeerderheid niet nodig. Dat hiermee het wanbeleid onbesproken blijft en de daders ongestoord verder kunnen in bestuurlijk Nederland is het gevolg. Bestuurlijk verantwoording afleggen is in Nederland, zelfs bij voorspelbare verliezen van tientallen miljoenen, niet nodig zolang een raadsmeerderheid dat blijft blokkeren. De politieke aangifte tegen mij is in dat proces een sluitstuk. Ik werd en wordt feitelijk gekneveld en onmogelijk gemaakt in vrijheid en transparant de zaken aan de orde te stellen. Ze verklaren het gewoon achteraf geheim. Ook al zijn daarvoor de wettelijke procedures niet toegepast en het Nederlandse rechtsysteem laat dat toe. Misschien wordt het tijd om dit ook internationaal aan de orde te stellen. Is deze handelswijze in strijd met het Europees verdrag van de rechten van de mens is dan de centrale vraag?

Ik werd als ‘boodschapper’ door een raadsmeerderheid veroordeeld en het college kon ongestraft wegkomen met de aangifte. De verliezen waren ook voor de burgerij geen aanleiding om de collegepartijen bij de verkiezingen van 2010 af te straffen. Ze mochten in april 2010 weer een nieuw college vormen alsof er geen verliezen waren geleden en ons mooie Bergen niet, door deze gigantische verliezen, van haar toekomst was beroofd. Terwijl helder is dat op de Bergse Haven (onder welke naam dan ook) de verliezen tot 2023 zeker tot meer dan 90 miljoen euro verder zullen oplopen. Terwijl ook de verliezen op de Markiezaten, alle camouflage ten spijt, ook verder zullen oplopen. Nu lijkt er geen verlies op de Markiezaten meer, omdat de 15 miljoen kostende spoortunnel uit het project is gehaald en geactiveerd. Daar gaan we dus heel lang de rente en afschrijving over betalen zonder dat de raadsleden na ons beseffen dat het verlies in 2010 al 15 miljoen was. Maar ook hier zullen de verliezen verder oplopen.

Op 29 augustus 2011 diende de strafzaak tegen mij voor de meervoudige kamer. Drie rechters mochten over de ‘wetsovertreder’ Louis van der Kallen oordelen. Dat deden ze ook. Mijn pleitnota is op mijn website onder “info Bergse Haven” te lezen.
Op 12 september 2011 volgde de uitslag; schuldig zonder straf! Hoewel de rechtbank in haar oordeel vermeldde dat zij mijn integriteit niet in twijfel trok en ik niet uit eigen gewin gehandeld had maar uit goede bedoelingen, heeft de zaak voor mij en mijn gezin grote gevolgen. Voor het gehele vonnis zie: https://zoeken.rechtspraak.nl/detailpage.aspx?ljn=BS1695&u_ljn=BS1695

Buiten de emotionele en mogelijke stresseffecten (Ank mijn echtgenote werd op 4 september in afwachting van het vonnis met hartklachten een paar dagen op genomen op de hartbewaking van ziekenhuis de Lievensberg) heeft het vonnis voor mij grote gevolgen.

Als ik ook in hoger beroep veroordeeld zou worden en het vonnis daarmede definitief wordt zal ik mijn rekenkamercommissiefuncties, als gevolg van het vonnis, direct verliezen.
Veel gemeenten hebben in hun verordening op de rekenkamercommissie het volgende artikel op genomen:
1. Het lidmaatschap van een lid eindigt:
a. op eigen verzoek;
b. bij de aanvaarding van een functie die onverenigbaar is met het lidmaatschap van de commissie (zie hiervoor artikel 81f van de wet).
c. wanneer het lid bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak wegens misdrijf is veroordeeld, dan wel bij zulk een uitspraak een maatregel is opgelegd die vrijheidsbeneming tot gevolg heeft;
d. indien het lid bij onherroepelijk geworden rechtelijke uitspraak onder curatele is gesteld, in staat van faillissement is verklaard, surséance van betaling heeft verkregen of wegens schulden is gegijzeld;
e. indien hij naar het oordeel van de raad ernstig nadeel toebrengt aan het in hem gestelde vertrouwen.

Het gevolg van een veroordeling is dus dat ik als automatisch geen lid meer zal zijn van de rekenkamercommissies, waar ik zitting in heb.

Ook mijn DB lidmaatschap bij het waterschap kan dan op losse schroeven komen te staan.
Mijn conclusie uit het debat over mijn positie, opgeroepen door de opmerkingen van de PvdA fractie in het AB op 14 september 2011 was dat het zeer de vraag zal zijn of ik, als de veroordeling definitief zou worden, nog kan rekenen op de steun van een meerderheid in het AB om aan te blijven als DB lid.

Hoezo geen straf? Ik zou een groot deel van mijn bestuurlijke activiteiten die ik heel graag doe kunnen kwijtraken en daarmee mogelijk bijna 60 % van mijn inkomen.
Dit doet extra pijnlijk aan als je deze maand (september 2011) in de kranten kan lezen dat een rechter is veroordeeld (met 500 euro boete) voor hetzelfde, maar dan zonder de opmerkingen dat er niet aan zijn integriteit door de rechtbank wordt getwijfeld, deze gewoon verder kan gaan in zijn beroep. Hoe rechtvaardig is dit soort rechtspraak?

Ik, het raadslid dat zijn taak, het controleren van het college, serieus neemt wordt veroordeeld. In mijn ogen voor het doen van mijn door de wetgever opgelegde taak en een college en collegepartijen komen weg met wanbeleid dat een hele gemeente ruïneert.
Wie had terecht moeten staan?

De krantenartikelen en de commentaren in het BN/de Stem en de Bergse Bode waren hart verwarmend. Een uitkomst in de internet stemming in BN/deStem dat 65 procent van de stemmers van mening was dat er meer raadsleden als van der Kallen wenselijk zijn doet een mens en zeker een volksvertegenwoordiger goed. Ank en ik zijn overspoeld met welgemeende goede wensen en aanmoedigingen per mail, kaartjes, briefjes, telefoontjes, bloemen en praatjes bij de paal. Maar ook vele duimen om hoog van mensen die langs fietsten of me toeriepen.

Gewone mensen begrijpen niets van deze uitspraak dat bleek ook uit de vele reacties op de website van de krant. Voor mij dan ook een reden om in beroep te gaan met het voornemen, zolang de gezondheid het mogelijk maakt, niet op te geven want juist nu is opkomen voor de rechten van volksvertegenwoordigers/raadsleden nodig. Want zij mogen niet beperkt worden in de uitoefening van hun ambt op een wijze die uiteindelijk schadelijk is voor de lokale democratie


 

 

Reacties zijn gesloten.