7 januari
Het is nu bijna een maand geleden dat de burgemeester mij informeerde over zijn voornemen die dag aangifte tegen mij te gaan doen met als argument, dat ik naar de opvatting van het college, geheime stukken middels de door mij gestelde vragen openbaar gemaakt zou hebben. In mijn openbrief 2 heb ik mijn opvatting omtrent de juridisch onderbouwing van de aangifte uiteengezet. Mijn eindconclusie: het is een politieke aangifte! Tot op heden heb ik, ondanks mijn verzoek daartoe aan de burgemeester, geen afschrift van de aangifte mogen ontvangen. Steeds meer raak ik er van overtuigd dat de aangifte een poging is mij en mijn ideeën en bevindingen inzake de Bergse Haven in diskrediet te brengen. De aangifte is naar mijn gevoelen een verpersoonlijking van iets wat politiek inhoudelijk had dienen te blijven. Het is naar mijn gevoel een aantasting van mijn persoonlijke integriteit. Nu het college en al haar leden (er is immers niemand die in de openbaarheid mededeling heeft gedaan van een minderheidsstandpunt binnen het college op dit punt) mijn persoonlijke integriteit hebben aangetast, acht ik hen ook allen persoonlijk verantwoordelijk voor dit voor mij grievende besluit. Zij hebben de Bergse politiek persoonlijk gemaakt. Het vertrouwen wat ik in hen als mensen had is dan ook volkomen weg.
In de overtuiging dat samenwerking in een collectief verband mede een basis dient te hebben in een onderling vertrouwen, acht ik het dan ook volstrekt ondenkbaar dat ik in de toekomst ooit met één of meerdere van hen in een groep zal samenwerken.
Ik had het voornemen om bij een BSD-zeteltal van 1, 2 of 3 niet in een college te gaan zitten. Ik hecht immers zeer aan mijn positie als lid van het Dagelijks Bestuur van het waterschap Brabantse Delta. Een functie die wettelijk niet verenigbaar is met die van wethouder. Ik was en ben mij er van bewust dat na de waterschapverkiezingen, waarin mijn lijst (Ons water) meer stemmen vergaarde dan de PvdA en de VVD, de BSD mogelijk meer dan 3 zetels zou kunnen halen. Bij meer dan 3 zetels kun je haast geen ‘nee’ zeggen tegen deelname aan een college. Door de aangifte en mijn conclusie dat samenwerken in vertrouwen met de huidige leden van het college, hierdoor niet meer mogelijk is, kan ik niet anders dan tot de conclusie komen dat de persoon Louis van der Kallen niet tot een college kan toetreden waar één of meerdere van de huidige leden ook deel vanuit zouden gaan maken. Naar mijn persoonlijke opvatting betekent het voorgaande dat er na 3 maart een geheel ander college zou moeten gaan aantreden en dat een herbenoeming van de huidige burgemeester door mij niet gesteund zal worden.
Tot op heden heb ik niets gehoord van het Openbaar Ministerie. Ik zie uit naar een eventueel horen door het OM. Ik ben nu vastbesloten de verkiezingen met een goed resultaat af te sluiten. Bergen op Zoom is toe aan een nieuwe start, gebaseerd op de inhoud van de politiek en uitgevoerd door bestuurders die hechten aan een politiek op basis van inhoud en argumenten met een hoge persoonlijke integriteitsstandaard.
Ik besef dat mijn persoonlijke gevoelens daar feitelijk een belemmering in zijn om daar zelf naar te leven. De gegriefde mens Louis, die werken met en in vertrouwen een voorwaarde vindt voor samenwerken in een college, wint het van de politicus van der Kallen die de inhoud belangrijk vindt.
De hele gang van zaken heeft mij er wel toegebracht te kijken in hoeverre de rechten van ondergetekende zijn geschonden. In het handvest van grondrechten van de Europese Unie bevat artikel 11 lid 1 de volgende tekst: “Eenieder heeft recht op vrijheid van meningsuiting. Dit recht omvat de vrijheid een mening te koesteren en de vrijheid om inlichtingen of denkbeelden te ontvangen of te verstrekken, zonder inmenging van enig openbaar gezag en ongeacht grenzen.”
Een tekst die letterlijk ook voorkomt in Artikel 10 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Dat verdrag kent in artikel 10 lid 2 een beperking van dat recht; “Daar de uitoefening van deze vrijheden plichten en verantwoordelijkheden met zich brengt, kan zij worden onderworpen aan bepaalde formaliteiten, voorwaarden, beperkingen of sancties, die bij de wet zijn voorzien en die in een democratische samenleving noodzakelijk zijn in het belang van de nationale veiligheid, territoriale integriteit of openbare veiligheid, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden, de bescherming van de goede naam of de rechten van anderen, om de verspreiding van vertrouwelijke mededelingen te voorkomen of om het gezag en de onpartijdigheid van de rechterlijke macht te waarborgen.”
De vraag die nu bij mij leeft is of het doel van de geheimhoudingen, zoals de gemeente Bergen op Zoom die vaak hanteert, wel passend is binnen de reikwijdte van artikel 10 lid 2 ERVM. Wat ik via mijn vragen openbaar heb gemaakt, heeft immers geen betrekking op de nationale veiligheid of de territoriale integriteit of openbare veiligheid of het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, (hooguit op het aan het licht brengen daarvan) noch op de bescherming van de gezondheid of de goede zeden. Het zou misschien kunnen vallen onder de bescherming van de ‘goede’ naam of rechten van anderen. De bescherming van vertrouwelijke mededelingen acht ik niet aannemelijk, omdat mijn citaten niet gaan over vertrouwelijke mededelingen. Ze gingen eerder over een gebrek aan mededelingen aan de gemeenteraad. Mijn vragen gingen al helemaal niet over het gezag en de onpartijdigheid van de rechtelijke macht. Wat zou toch de reden zijn waarom zoveel geheim wordt gehouden in Bergen op Zoom?