| 11-02-2022 |
Als je zoals ik bijna 36 jaar in de gemeenteraad van Bergen op Zoom zit valt op hoe groot de veranderingen zijn. De dualisering is er daar één van. Hoewel de dualisering deels schijn is, de wethouders gaan nog steeds monistisch met hun eigen partijen en de coalitiegenoten om, is de symboliek wel groot. Men is tegen elkaar komen te staan. Coalitie/oppositie. Het samen doen lijkt alleen bij de apolitieke overleggen (presidium en auditcommissie) er nog te zijn. Dat zijn ook de enige bijeenkomsten die aan één tafel plaatsvinden. Collegeleden, ambtenaren en raadsleden aan één tafel!
In de goede oude tijd deden we de commissies ook aan één tafel. In de Witte zaal. In de Witte zaal was er wel een soort van verdeling. Collegeleden en ambtenaren aan de ronding van het hoefijzer voor het raam. Ik zat als politieke splinter altijd op de laatste of één na laatste stoel op de flank rechts van de wethouder, het verst van de deur. Ik zag altijd gelijk wie erbinnen kwam of wegsloop.
1986 waren er 2 grote partijen. De PvdA (9 zetels) en het CDA (8 zetels). De coalitie werd breder samengesteld. De VVD mocht ook meedoen zodat er een coalitie was met een twee/derde meerderheid. In de twee grote partijen was er een duidelijke hiërarchie. Woordvoerders en leerlingen. De eerste vierjaar was je in die partijen een broekie die geacht werd te observeren, te leren en te zwijgen. Dat was ook logisch want bij de ‘langzitters’ zat een grote kennis van de taakgebieden van de gemeente. Maar ook de ‘langzitters’ en de wethouders wisten hun plaats. De echte deskundigheid zat immers bij de ambtenaren. Nog overwegend heren die met hun geëtaleerde kennis respect afdwongen.
Maar met het opkomende neoliberalisme. (Ik schreef er eerder over) nam ook de ‘vrijheid’ van raadsleden toe. Er kwamen steeds meer raadsleden die het ‘beter’ wisten. De grote partijen slonken en de ‘langzitters’ die op basis van hun kennis hun plek verdiend hadden met hen. Het ging steeds meer om hoeveel stemmen iemand haalde en steeds minder over de kwaliteit van een kandidaat raadslid. Het aantal benodigde voorkeursstemmen werd gehalveerd. Je populariteit werd bepalend of je verkozen werd. De alfa’s namen de macht over, de meeste bèta’s verdwenen en met hen hun deskundigheid en ervaring. Ik schreef er eerder over. En met de vele alfa’s verscheen de hijgerigheid, de waan van de dag. Want populair ben je als je de krant haalt. Uiteindelijk drong die hijgerigheid en de alfa-mentaliteit ook steeds vaker door tot de colleges. En daarmee veranderde steeds meer de relaties tussen wethouders en ambtenaren. Waar zijn de Jan Dekkers’en gebleven? Er kwamen steeds meer wethouders met wat narcistische trekjes en met de uitstraling; ik ben de baas, jij doe wat ik zeg! En langzaam kwam het verdwijnen van de assertieve ambtenaar op gang. De blijvers leerden steeds meer zwijgen. En het tijdperk van ongebruikte ambtelijke kennis begon steeds meer vaart te krijgen.
Een trend werd ook dat vakkennis en ervaring niet echt relevant bleek. Niet relevant voor wethouders noch voor ambtenaren, er moest gerouleerd worden, anders ‘roest’ je vast. Ook de titelinflatie begon groteske vormen aan te nemen (het barst op het stadskantoor van de managers ook alleen over zichzelf). Dit speelt niet alleen in Bergen op Zoom. Kijk eens naar de stoelendans naar het nieuwe kabinet. Tal van ministers veranderen van ministerie en portefeuille. Ervaring kennis van de dossiers lijkt van geen belang. Waar krijg ik de meeste publiciteit of is mijn afbreukrisico het kleinst. De nieuwelingen krijgen de rotklusjes met het meeste afbreukrisico’s.
Wie betaald de prijs van het verdwijnen van de deskundigheid uit raad, college en ambtenarij? De burger! Maar ach het is ook de burger die zijn keuzes heeft gemaakt. Alle colleges van Bergen op Zoom, die de schulden hebben gemaakt en de bodemloze putten als de Markiezaten en de Bergse Haven hebben geslagen, waren gebaseerd op ‘stabiele’ raadsmeerderheden. GBWP en VVD waren de vaste leveranciers aangevuld met vaak Lijst Linssen en het CDA en soms D66 of de PvdA en zelfs even GroenLinks.
Het wordt tijd voor een ander beleid. Daar is voor nodig dat de raad meer kwaliteit krijgt. Dat ook de samenstelling van het college en de portefeuilleverdeling tot stand komt met oog op de kwaliteiten en ervaringen van de collegeleden en er een zoektocht begint naar assertieve ambtenaren met passie voor de stad en haar ommeland. Die wel de moed hebben om wethouders en raadsleden tegen te spreken maar ook de kans krijgen om dat te doen in een organisatie die dat mogelijk maakt. En dat ambtenaren hier ook wonen en een blijvende binding krijgen en houden met het beleid wat ze voorbereiden. En dat de kiezer zijn stem niet laat afhangen van liegende of dromende politici (ook hier schreef ik eerder over) maar kijkt en zich afvraagt; welke kandidaten hebben de kennis en ervaringen die de gemeenschap, onze mooie gemeente, nodig heeft om te herrijzen?
In zijn bespiegeling kijkt Louis van der Kallen met enige weemoed terug naar de tijd van voor 2002. Toen werd immers op lokaal niveau de dualisering ingevoerd.
Een belangrijk kenmerk van die dualisering is dat de wethouder geen lid meer is van de gemeenteraad. Dat was voor 2002 wel het geval en hadden wethouders door hun dubbel rol vaak een bijzonder sterke machtspositie in hun gemeenteraadsfractie: immers, als collegeleden waren zij vele malen beter op de hoogte van allerlei zaken dan de andere fractieleden.
De dualisering trok het gemeentebestuur als het ware uit elkaar: aan de ene kant staat het college van burgemeester en wethouders dat de stad bestuurt en aan de andere kant staan de gemeenteraadsleden die het college van b&W controleren en die bovenal de enige direct gekozen volksvertegenwoordigers zijn.
En het is niet de burgemeester of de wethouders maar het is de gemeenteraad die aan het hoofd van de gemeente staat.
Men staat dus vanuit verschillende posities als college van b&w en gemeenteraad niet tegenover elkaar maar naast elkaar om de belangen van de stad en inwoners te behartigen. Zo zou het vanuit ieders verantwoordelijkheid behoren te zijn.
Want heus niet alles was vroeger beter.
Dualisme hoeft dus niet verkeerd te zijn bij een goede vormgeving en passie was vroeger en nu nog steeds nodig als een motivatie om een stad goed te besturen en een prima volksvertegenwoordiger te zijn.
Goede analyse van Louis.
Ik zou willen toevoegen dat de sterke opkomst van de lokale partijen de ombudsfunctie sterk heeft verbeterd, maar ook dat de selectie van raadsleden in deze partijen is gebaseerd op de achterban van de kandidaten en niet op basis van deskundigheid. Vanuit democratisch oogpunt natuurlijk in orde, maar het heeft ook een belangrijke negatieve invloed gehad op de kwaliteit van het gemeentebestuur omdat veel minder deskundigheid in het bestuur is overgebleven. Dit geldt voor College en raad.
We krijgen teveel partijen zonder enige kennis van zaken. Ik vrees voor de volgende verkiezingen in maart. We gaan steeds meer richting een kiesdrempel wat eigenlijk de democratie aantast.
Ook het debat wotdt niet meer juist gevoerd. Het wordt té persoonlijk en daardoor creëert men juist de tweespalt in de samenleving.
Ik hoop voor onze jongeren dat dit héél snel veranderd.