IS HET WERELDBEELD VAN MARX EEN UTOPIE?

 

    


| 20-12-2021 |

 

 

In Michael Ignatieff boek Troost (als licht in donkere tijden) is ook een hoofdstuk gewijd aan Karl Marx en het communistisch manifest. Als sociaaldemocraat zijn de geschriften en de geschiedenis van Karl en zijn echtgenote Jenny Marx alsmede die van hun huisvriend Friedrich Engels voor mij inspiratiebronnen geweest. Zij namen het op tegen het erfgoed van het westerse geloof.

Voor mij was Jean-Jacques Rousseau’s “Het maatschappelijk verdrag” en het “Discours sur l’origine les fondements de l’ inégalité parmi les hommes” (30 jaar voor de Franse revolutie geschreven) de basis van mijn sociaaldemocratische politieke denken. “Vanaf het eerste ogenblik dat de mens hulp kon gebruiken van een ander, vanaf het ogenblik dat hij inzag dat het voordelen bood als één persoon over de voorzieningen voor twee personen kon beschikken, verdween de gelijkwaardigheid, verscheen eigendom, werd werk voor derden nodig, werden de uitgestrekte bossen van de natuur omgevormd tot vlakten die moesten worden bevloeid met het zweet van mensen en werd de wereld een oord waarin de groei en bloei van slavernij en ellende gelijke tred hielden met de groei en de bloei van de oogst.” Alles maar dan ook alles voor de groei van de productie en voor het welzijn van de ‘elite’ de werkelijke machthebbers!

Karl en Jenny Marx waren volgers van de reeds door Aristoteles verkondigde leer van de Homo Faber. Dat mensen wezens zijn met een aangeboren drang tot arbeid en creativiteit, met een aangeboren drang om werktuigen en techniek te ontwikkelen, gericht op het naar hun hand zetten van de eigen leefomgeving. Voor hen was het onbegrijpelijk dat zo weinig werkenden en onderdrukten hun eigen ellende en de oorzaken daarvan niet zagen. Volgens Rousseau zagen de mensen hun ketenen niet omdat zij omhuld waren met bloemenslingers. Volgens Marx was het de taak van de revolutionair “die denkbeeldige bloemen wegknippen, niet om de mens die ketenen te laten dragen zonder hoop op vertroosting, maar om hen die ketenen af te laten werpen en de levende bloemen zelf te plukken.” 

Ik vind het een taak van alle politici om mensen zich bewust te laten worden van wat hen ketent en hoe zich te bevrijden van die ‘ketenen’. De ketens kunnen tradities zijn, maar ook regelgeving en (eigen) besluiten.

Marx zag een “menselijk verlangen naar transcendentie, verlossing en het terugvinden van teloorgegane menselijkheid. Dat verlangen projecteerden de mensen op een paradijs, een hemels rijk waar alle tranen zouden worden gedroogd en alle lijden zou verdwijnen”. Marx en Engels minachtten religieuze illusies maar herkenden wel de verlangens waaruit die voortkwamen. Marx rebelleerde tegen de christelijke benadering van acceptatie en hoop op het hemels paradijs. Dat concept van troost was in zijn denken achterhaald. Hij verwachtte dat een nieuw tijdperk van vrijheid op aanbreken stond. Het was wachten op de revolutie. Aan hem was de taak die met zijn geschriften op te wekken. Het sociaalreligieuze raadsel der geschiedenis was het waarom de volmaakte god die mensen in gedachten hadden toestond dat er zoveel onrecht in de wereld was? Hij dacht dat er in een rechtvaardige maatschappelijke orde geen behoefte meer zou zijn aan troostrijke illusies.

Het humanisme van Marx ligt nu grotendeels begraven onder het bezoedelde puin van het officiële marxisme van de Sovjet-Unie. Wat mij warm trof was de omschrijving van het werk van Marx met Jenny aan zijn zijde in ‘Troost”: “De uniciteit ervan is dat het een poging was om systematisch een wereld te bedenken zonder raakvlakken met het mondiale kapitalisme. In deze imaginaire wereld deelt iedereen gelijkelijk de overvloed die door een geavanceerde economie wordt geschapen, zonder verspilling of schade voor het milieu, zonder de tweedeling in arbeiders en eigenaars, zonder haat tussen klassen, rassen en naties. In deze imaginaire wereld leven we zonder politiek, zonder tweedracht van met elkaar wedijverende visies op de werkelijkheid, zonder dat opvattingen over wat goed is met elkaar botsen. We regeren onszelf, vrij van overheersing. De wetenschap heeft ons een langer leven bezorgd en ziekten overwonnen. Wanneer we sterven, doen we dat in de zekerheid dat we aan het eind zijn van de ons toegemeten tijd”, zoals Condorcet dat in 1794 formuleerde. 

In Marx’ wereldbeeld is troost overbodig. De werkelijkheid is dan rationeel en rechtvaardig. In “Troost” omschreven met de tekst: “In zo’n wereld kunnen we tegenslagen meemaken, verrassingen en teleurstellingen, maar omdat het een rechtvaardige wereld is, gaan we ervan uit dat we hebben gekregen wat ons toekomt. En dus hebben we vrede met ons lot, met ons bestaan en met onze bestemming als mensheid.”

Een utopie? Mijn vraag is: wat willen we echt? Is een wereld waar troost en vertroosting geen rol meer spelen een werkelijk aantrekkelijk wereld?

 

 

Louis van der Kallen.



Voeg toe aan je favorieten: Permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *