| 01-12-2021 |
Als ik een boek lees ben ik altijd benieuwd of en hoe Bergen op Zoom erin voor komt. Dat is niet altijd even fraai. Ik schreef al een eerder over de (vermeende) rol van troepen afkomstig uit Bergen op Zoom bij de plundering en brandstichting van het dorp Wommelgem in de provincie Antwerpen, waar in 1589 Hollandse troepen, mogelijk afkomstig uit Bergen op Zoom verschillende windmolens in brand staken.
Dat artikel eindigde ik met de vraag: Wat zou het Bergse garnizoen in 1589 bij Wommelgem te zoeken hebben gehad? Kwamen ze misschien uit een ander ‘Berghe’? En met de vraag: wie o wie is de zondaar die onze voorvaderen of onze edele gasten uit de republiek belastert, zonder deugdelijk bewijs? Iets voor een zomeravond om uit te zoeken. Wie o wie of welk een snoodaard heeft de naam van onze stad bezoedeld? Of wie o wie kent de echte daders?
Bij de poging tot beantwoording van die vragen kwam ik het boek “Geschiedenis van Berchem” in 1949 geschreven door Kanunnik Floris Prims (ere-archivaris van Antwerpen en lid der koninklijke commissie voor geschiedenis en sociaal-religieus geëngageerd historicus) tegen.
In het hoofdstuk “Het brandgeld van de Hollanders” dat de periode van 1587 tot 1603 beschrijft, vond ik een tekst die ik de een mogelijk berouwvolle Bergenaar niet wil onthouden.
“Maar zelfs binnen de omwaterde huizen voelde men zich niet veilig. Was Antwerpen ‘verzoend’, de oorlog tegen de rebellen (wij dus) duurde voort. En waar geen Spaans leger de streek ‘dekte’, daar aanzagen de rebellen het ‘open land’ in de regeringsgetrouwe streken als land van oorlogscontributie. Zij eisten van alle die dorpen, dat men maandelijks in Bergen op Zoom of elders in hun steden de opgelegde ‘contributie’ betalen kwam, met bedreiging van brandstichting en van schaking van burgers, die men dan tegen rantsoen zou moeten vrijkopen. De opeisingen reikten zo verre mogelijk, ja tot aan de voet, om zeggens, van de ‘buitenschansen’ van Antwerpen. Het dorp Berchem, hoe armtierig ook, had eveneens aanschrijving-bedreiging gekregen. Van in 1591 draagt men het geld naar Bergen op Zoom. Wanneer het niet tijdig inkomt, heeft men te vrezen voor een nachtelijke overval. We weten dat het gevreesde garnizoen van Bergen op 2de Kerstdag 1594 Borgerhout overrompelde en zelfs uit de omwaterde schans van kattenberg het laatste vee roofde. De Antwerpse ‘binnenvleeshouwers’ getuigen in 1603 “dat niemand binnen Borgerhout, Dambrugge en Berchem durft of kan blijven wonen””.
Maar het kon nog erger! In het hoofdstuk “In de ‘schrikkelijke jaren’ van de Hollandse retorsie” dook ik het volgende citaat op: “Sinds de inneming van ’s-Hertogenbosch (1629 kwamen de Hollandse rebellen weder tot het systeem van de ‘landen onder contributie’ De Staatse rentmeester van Bergen op Zoom, Jan van Bergaigne, had op 12 augustus de dorpen van het kwartier Antwerpen verwittigd, dat ook op hen ‘de pene van retorsie’ ging toegepast worden. En voor die ‘toepassing’ – met al haar onmenselijkheden – zou zorgen de kolonel-gouverneur van de stad en de forten van Bergen op Zoom, Charles Morgan. Binnen de tijd van 14 dagen moest ook Berchem, ‘op executie’, twee dobbele extraordinarisse maanden contributie te Bergen komen betalen. Het werd nog erger bij de plakkaat van de Staten van 4 december 1655. Alle sauvegarden werden ingetrokken. Over de dorpen van het kwartier van Antwerpen en van het land van Mechelen verdeelde de Hollander een ‘retorsie’ van 50.000 gulden op executie.”
Daar bleef het niet bij. Het ‘placcaet van Retorsie’ van 2 december 1656 verklaarde de gehele geestelijkheid van de Roomse religie, evenals officieren zoals drossaards, schouten, ontvangers enzovoort vogelvrij. “En voor degenen, die geapprehendeerd worden en hun rantsoen niet betalen kunnen, zullen de dorpen instaan en executabel zijn.”
Het zal helder zijn: wie in de ogen van Kanunnik Floris Prims de snoodaards waren. Wij ‘rebellen’ gebruikten krijgsmiddelen die nu in strijd met de rechten van de mens en de Geneefse Conventies
gevonden zouden worden. Plunderen, brandschatten, afpersingen, ontvoeringen en roof waren vanuit ons mooie Bergen op Zoom toen aan de orde van de dag. Als excuus zouden we kunnen verwijzen naar de opdrachten van de Staatse heersers. We deden immers wat ons werd opgedragen. De erfzonde is allang in onbruik geraakt. Of zouden we alsnog de nakomelingen van de daders (moreel) aansprakelijk kunnen stellen?
Ik kies er voor om de geschiedenis de geschiedenis te laten en te bezien ter leringhe ende vermaeck.