GEBRUIK VAN STAATSRECHTELIJKE MIDDELEN IN HET OPENBAAR BESTUUR

 

    


| 24-08-2020 |

 

Excellentie,

Ondergetekende: L.H. van der Kallen, wonende te 4611 RS Bergen op Zoom aan de Nieuwstraat 4 vraagt uw aandacht voor het volgende.

Ik heb de samenleving in tal van functies en ambten mogen dienen. Als zodanig heb ik twaalf jaar ervaring als statenlid, 35 jaar ervaring als gemeenteraadslid en ruim 50 bestuursjaren in het algemeen en dagelijks bestuur bij een tiental waterschappen; bij meer dan twintig gemeenten het ik als lid of voorzitter in rekenkamers en rekenkamercommissies mogen functioneren. Als zodanig heb ik dus enige ervaring in de toepassing van staats- en bestuursrecht.

In de loop der jaren heb ik de veranderingen moeten ervaren in de stijl en cultuur van het openbaar bestuur en het functioneren van het politiek-bestuurlijke systeem, waaronder de dualisering van het gemeente- en provinciebestuur en de invoering van het lijstenstelsel alsmede de sluipende dualisering van het waterschapsbestuur. Of het één een gevolg is van het ander weet ik niet maar tegelijkertijd met al deze veranderingen is er sprake van een alsmaar voortgaande verruwing van de omgangsvormen in dat openbaar bestuur.

Ik ben een man op leeftijd en misschien niet meer passend in dit bestuurlijke tijdsgewricht. Maar ik voel het als mijn plicht om mij tot uwe Excellentie te richten, daar het tot de taak van uw Ministerie behoort toezicht te houden op het functioneren van het openbaar bestuur.

Steeds vaker constateer ik een gebruik van staatsrechtelijke middelen in het openbaar bestuur waarbij ik ernstige twijfels heb of het gebruik passend en wettelijk is, en of de helderheid, transparantie en inzicht in de taakverdeling tussen bijvoorbeeld gemeenteraad en college van B&W gediend is met een dergelijk gebruik.

Als voorbeeld een casus waarin ik mij in wat beoogd werd volledig kon vinden maar allerminst in de in eerste instantie gevolgde procedure.

  • Op 25 maart 2021 werd door de gemeenteraad van Bergen op Zoom de wijziging van de verordening bedrijveninvesteringszone C RVB21-0007 vastgesteld (zie bijlage A).

  • Op 2 juni werd er in de Commissie Ruimte, Duurzaamheid en Economie van de gemeente Bergen op Zoom een motie vreemd aan de orde van de dag besproken inhoudende een herziening van het raadsbesluit Bizone. Mede geagendeerd was een juridische toets (voor beide zie bijlagen  [ B ] en [ C ] ).

Nu ben ik bestuurlijk gevormd in een traditie dat een motie geen besluit bevat maar een dictum wat behelst een verzoek aan B&W of een uitspraak van de Raad. In dier voege heeft een motie dan ook geen direct rechtsgevolg en is het aan het college of dagelijks bestuur of een motie wordt uitgevoerd of een verder gevolg krijgt. Ik zie echter steeds vaker en op tal van plaatsen moties voorbijkomen met besluiten hetgeen ik met regelmaat een aantasting vind van de kwaliteit van de besluitvorming en van de besluiten als zodanig. Bij een besluit dient afgewogen te worden; klopt het juridisch en is het de bevoegdheid van de Raad? Alsmede: wat is de status van een motie ingeval het inhoudelijk voor vernietiging door de Kroon in aanmerking zou kunnen komen? Mij is geen enkel geval bekend van een motie die voor vernietiging is voorgedragen noch anderszins door de Kroon is vernietigd. Van formele raadsvoorstellen die tot besluiten hebben geleid wel!

Een motie gebruiken om een verordening in te trekken is voor mijn een gotspe. Het kan in mijn beleving niet zo zijn dat met een motie die bij wijze van spreken staande de vergadering kan worden ingediend een verordening die alle procedures, zowel ambtelijk als bestuurlijk van advies en goedkeuring heeft doorlopen ingetrokken kan worden door een motie waarvoor dat allemaal niet geldt.

Uiteindelijk hebben de indieners van de motie op mijn aandringen de motie omgevormd tot een initiatiefvoorstel “herziening besluitvorming Verordening bedrijveninvesteringszone Centrum Bergen op Zoom” (zie bijlage D). Door is de Raad aangenomen op 10 juni 2021.

Ondergetekende heeft over het gevolgde proces een emailwisseling gehad (bijlagen E 1-5) waaruit bleek dat de griffie op basis van een “derden advies” (zie bijlage F) nog steeds van mening is dat een verordening of raadsbesluit middels een motie kan worden ingetrokken of worden aangepast. Voor ondergetekende is dit de totale verwording van bestuurlijke processen en een sluipende aantasting c.q. degeneratie van het politiek-bestuurlijke systeem.

Ondergetekende heeft zeker niet de wijsheid in pacht maar wil graag duidelijkheid van wat juist is en wat zijn of waren de bedoelingen van de wetgever?

Graag uw reactie op het onderhavige als hoeder van de kwaliteit en wettigheid van de besluitvorming binnen het gedecentraliseerde bestuur. Ik hoop, mede omdat steeds meer burgermeesters en dijkgraven (de lokale vertegenwoordigers en toezichthouders van de Kroon) worden benoemd zonder relevante ervaring in het openbaar bestuur en daarmee soms aantreden zonder enige ervaring of bewustzijn van tradities en gebruiken in het openbaar bestuur, u mijn in plichtsbesef tot uwe Excellentie gericht schrijven serieus zal nemen zodat het helder wordt wat kan en mag c.q. wat wenselijk is en zodat de door mij waargenomen verwoording van ons dierbaar openbaar bestuur tot staan wordt gebracht.

Hoogachtend,

 

L.H. van der Kallen

lid van de gemeenteraad van de gemeente Bergen op Zoom,

lid van het algemeen bestuur van Waterschap Brabantse Delta,

cc commissie binnenlandse zaken.


    

Voeg toe aan je favorieten: Permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *