EEN BRANDBRIEF

 

    


| 12-07-2021 |

 

Wethouder Lok heeft namens de Regio West-Brabant (RWB) een brandbrief over de voorgenomen maatregelen ten aanzien van de Haringvlietbrug aan minister Cora van Nieuwenhuizen (Infrastructuur en Waterstaat) gestuurd met de boodschap: “De bereikbaarheid van West-Brabant verslechtert aanzienlijk en de economische schade zal enorm zijn”, zo was vorige week te lezen in BNDeStem. Op het eerste gezicht denk je als raadslid: goed dat de gezamenlijke gemeenten in West- Brabant actie ondernemen. Op maandag 12 juli 2021 werd op de voorpagina van het regionale katern in een artikel naar de voorgenomen samenwerking tussen Roosendaal en Bergen op Zoom verwezen met die gezamenlijke actie als een goed voorbeeld.

Bij teveel mooie woorden en borstklopperij word ik altijd argwanend. Want lieden die gewoon hun werk doen, zeker politici en bestuurders hebben tegenwoordig vaak de neiging om zich zelf heel goed te vinden terwijl ze zelden in werkelijkheid echt goed zijn. Ik ben een geboren Feyenoorder. Dus een man van ‘geen woorden maar daden’.

Wat is dan wel goed, zou men zich af kunnen vragen. Formeel gaat de regio niet over de Rijksinfrastructuur. In het Overzicht 2021 Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport” (MIRT) zegt de minister: “Onze infrastructuur is van wereldklasse”. De vraag is of dat ook zo is en wat zijn de criteria voor de kwalificatie wereldklasse? Is de Haringvlietbrug bijvoorbeeld van wereldklasse?

Als ik met de gemiddelde weggebruiker spreek – zeker als hij of zij veel op de weg zit of zat voordat COVID-19 toesloeg – blijkt die gemiddelde weggebruiker daar heel anders over te denken. Er hoeft maar iets te gebeuren of die infrastructuur van ‘wereldklasse’ blijkt reuze kwetsbaar. De afgelopen twintig jaar hebben ministers van Verkeer & Waterstaat gemeend de ingenieursafdelingen van Rijkswaterstaat (RWS) te verkleinen c.q. af te schaffen; “de markt kon dat beter”, was het argument. Het gevolg was dat de tegenmacht bij RWS werd ontmanteld en vervangen door ja-knikkende managers en het bezuinigen en vooruitschuiven van (noodzakelijk) onderhoud begon. De Rijksoverheid heeft jarenlang de onderhoudsplannen voor wegen, railinfrastructuur, (zee-)dijken, bruggen, vaarwegen en sluizen voor zich uitgeschoven. De tegenstribbelende ingenieurs waren vervangen en daarmee ook de waakhonden die de voorstellen voor het MIRT onderbouwden en die ook betrokken waren bij de MIT-verkenningen die uiteindelijk het MIRT opleveren. In 2002 werd de procedure om te komen tot een MIT-verkenning voor het laatst beschreven en daarin is dit citaat te lezen over de rol van het ministerie van V&W: “Als V&W initiatiefnemer is, is het vertrekpunt voor de verkenning altijd een verkeers- & vervoersprobleem en/of een knelpunt in de infrastructuur. Dit kan naast bereikbaarheid en (externe) veiligheid ook aspecten van leefbaarheid (o.m. geluid, lucht) en van natuur en landschap (o.m. inpassingsvraagstukken) vanwege verkeer en vervoer betreffen. Rijkswaterstaat vervult daarbij de rol van initiatiefnemer en de minister besluit over de eventuele intake.”

Gecombineerd met een citaat uit de MIRT 2021: “Het MIRT gaat uit van een intensieve samenwerking tussen het Rijk, decentrale overheden (provincies, gemeenten, vervoerregio’s, waterschappen), maatschappelijke organisaties en het bedrijfsleven”, is mijn vraag aan de heer Lok van de Regio West-Brabant: heeft de brandbrief wel de juiste inhoud en is die aan de juiste instelling of personen gericht?

Ik denk van niet. Het is van tweeën een: óf de minister heeft gefaald en dan stuur je een brief naar de Tweede Kamer als controleur op de uitoefening van de taken van de minister en haar ministerie, óf de minister heeft haar taken goed vervuld en dan is een brief volstrekt overbodig.

De minister en RWS behoren – zie voorgaand citaat – alles aspecten (zoals bereikbaarheid, (externe) veiligheid, leefbaarheid, natuur en landschap) in hun besluit mee te nemen. Als ze dat gedaan hebben, moet je als regionaal bestuurder niet zeuren maar naar oplossingen zoeken om de problemen die ontstaan zijn door de maatregelen aan te pakken. Als dat niet is gedaan, is de Tweede Kamer aan zet om de besluiten te beoordelen.

Het lijkt erop dat aan het uitgangpunt van het MIRT over een intensieve samenwerking (zie citaat) niet is voldaan. Maar de vraag is: aan wie heeft dat dan gelegen?

Een citaat uit BNDeStem: “Tot slot doet Lok namens deze regio de oproep aan Van Nieuwenhuizen om West-Brabant in de toekomst eerder bij zulke ingrijpende besluiten te betrekken. Wij werden nu volledig verrast. Dat moet voorkomen worden. Immers: dat de Haringvlietbrug in slechte staat is, is al langer bekend.” Als het al langer bekend was, waarom heeft de regio dan niet eerder contact opgenomen c.q. overleg geëist over de alsmaar toenemende risico’s voor veiligheid en bereikbaarheid?

Ja, de voorgenomen maatregelen kunnen economisch zwaar zijn voor West-Brabant en Zeeland maar men moet beseffen dat de ingebruikname van nieuwe infrastructuur altijd een plus is voor de economie op dat moment en tegelijkertijd de zekerheid in zich heeft dat bij onderhoud en grootonderhoud er een tijdelijke “teruggang” is. Die plus en die tijdelijke “teruggang” zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.

Natuurlijk begrijp ik dat regionale bestuurders op moeten komen voor de belangen van de regio, maar dat dient mijn inziens wel in balans te gebeuren. Ander is het de pot verwijt de ketel ook van toepassing. Onderstaand een citaat uit de brief:

Veiligheid voor alle reizigers

Uiteraard begrijpen wij als mede-wegbeheerders de noodzaak en de urgentie om de veiligheid van de Haringvlietbrug te waarborgen. Maar zoals u ook aangeeft: de Haringvlietbrug is een cruciale schakel in het verkeersnetwerk. Dagelijks maken circa 66.000 voertuigen gebruik van deze verbinding. Dit is logistiek verkeer, recreatief verkeer en forenzen van en naar Zuid-Holland, West-Brabant en Zeeland. Tevens is de brug een belangrijke schakel in het internationale verkeer en het openbaar vervoer netwerk tussen West-Brabant en Zuid-Holland, waaronder de Rotterdamse regio. Hierbij voorzien wij grote overlast door toenemende verkeersdruk op lokale routes en op de alternatieve route naar Rotterdam via A58, A17 en A16 met specifiek hierbij de grote zorgen over de toenemende congestie op de Moerdijkbrug. Ook is de Haringvlietbrug belangrijk voor de nood- en hulpdiensten in de richting van het academisch ziekenhuis Rotterdam.”

Het kopje suggereert dat wat eronder staat over de ‘veiligheid’ zou gaan. Slechts 18 van de 138 woorden onder het kopje gaan over de veiligheid, de rest over de bereikbaarheid! Ik hecht zeer aan de veiligheid. Dat doe ik als burger/gebruiker van infrastructuur en als raadslid en waterschapbestuurder. We moeten als burgers en als bestuurders begrijpen en accepteren dat onderhoud en zeker grootonderhoud nadelen heeft. Dat hoort erbij.

Ik zie steeds vaker dat burgers zulks nauwelijks accepteren en degenen die dat werk dan doen verwijten maken en soms zelfs bedreigen en hinderen bij hun werk. Laten we als bestuurders zien dat veel waarvan we genieten onderhoud behoeft en dat dit en de hinder er dan gewoon bij hoort. Een brug als de Haringvlietbrug is onderdeel van vitale infrastructuur. Tijdig onderhoud is nodig, dat vergt vooruit denken van alle betrokkenen. Ik denk dat terugkeer van de ingenieursafdelingen bij RWS kan helpen bij dit soort klussen het langetermijndenken weer gewoon te maken. Dat kan voorkomen dat ontwrichtende noodmaatregelen noodzakelijk blijken.

 

Louis van der Kallen.


Voeg toe aan je favorieten: Permalink.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *