| 01-07-2021 |
In de landelijke politiek komt keer op keer de wens c.q. noodzaak van hervormingen van de landbouw aan de orde. De gewenste vermindering van de stikstofuitstoot, de CO2- uitstoot, de ecologische voetafdruk worden allemaal genoemd als redenen tot hervormingen. Wat mij opvalt is de schijnbare afwezigheid van de economische en sociale omgeving van het boerenbedrijf en wat we zouden kunnen leren van hoe de Nederlandse landbouw zich van akkerbouw richting de veel productievere en winstgevender veehouderij heeft ontwikkeld. Al in de late middeleeuwen, beginnend in Noord-Holland boven het IJ, is die ontwikkeling gestart. Grond was schaars en de verstedelijking was zelfs toen al hier te lande van een andere orde dan in de rest van Europa.
Nederland bevond zich toen in een sleutelpositie in het internationale stedennetwerk. De handel met de Hanzesteden ontwikkelde zich. Terwijl de meeste Hanzesteden zich richtten op de handel in luxeproducten concentreerde de Nederlandse zich op zich op de handel in bulkgoederen als graan en hout. Die handel werd wel de ‘Moedernegotie” genoemd, zo belangrijk was die en volgens sommigen is die dat nog steeds. Met die handel werd het geld verdiend dat uiteindelijk de vloot bekostigde die de andere handelsroutes openlegde. De specialisatie tot de graanhandelaar en transporteur van Europa leidde ertoe dat ook in eigen land, te beginnen in het achterland van de belangrijke havensteden als Amsterdam, Hoorn en Enkhuizen, een ontwikkeling in de landbouw kon starten naar meer veehouderij en uiteindelijk ook naar de export van de producten die dat opleverde. De verwevenheid van de stad met haar ommeland maakte die omvorming ook mogelijk. In de late middeleeuwen en ten tijde van de start van de republiek was nergens in Europa de verstedelijking zo intens en tegelijkertijd zo kleinschalig als in Nederland.
Die omschakeling leidde in de loop der eeuwen ook tot de ontwikkeling van een economische inbedding van die landbouwontwikkeling. De enorme (maritieme) ontwikkeling van de zeevaart en bevaarbare rivieren, kanalen en trekvaarten maakte een enorme ontwikkeling van wat nu de randstad is mogelijk. Holland ontwikkelde zich door de handel tot de bovenliggende partij in de Republiek de Zeven Provinciën. Ter illustratie: rond 1600 werd de verdeelsleutel vastgesteld in de financiële bijdragen van de zeven gewesten aan de kosten van de Unie. Een verdeelsleutel die zou blijven tot het einde van de Republiek. Holland betaalde 58 % van de federale kosten. Overijssel slechts 6 %. Geen wonder dat de bulk van die kosten naar de vloot ging die van levensbelang was voor de negotie waarop de natie dreef, de vooral maritieme handel.
Het is die handel- en transportstructuur die de ontwikkeling naar uiteindelijk intensieve veeteelt heeft mogelijk gemaakt en versterkt. Bij de aanpak van de intensieve veeteelt zal dan ook in beeld moeten worden gebracht wat dit voor de economische en sociale omgeving van de bedrijfstak betekent. Zowel op regionaal, landelijk als wereldschaal. Want uiteindelijk heeft die voetafdruk niet alleen lokale betekenis maar ook een mondiale. Voor een goede politiek-bestuurlijke discussie moet helder worden: wat gaat een eventuele vermindering/omvorming van de landbouw betekenen voor de landbouw zelf, voor de industrie, voor de handel, voor de transportsector, voor de sociale structuur, voor de voedselvoorziening, voor de werkgelegenheid, voor het milieu, voor het dierenwelzijn en voor de handels/betalingsbalans. En natuurlijk dit niet alleen betrekking hebbende op de postzegel Nederland maar ook mondiaal. Voedsel is voor mij de enige echte ‘Moedernegotie’.