| 29-05-2021 |
Degenen die op zondag 23 mei 2021 naar Buitenhof hebben gekeken hebben vast kunnen stellen dat gemeenten financieel in de knel zijn gekomen door de zogenoemde decentralisaties. De WMO en de jeugdzorg werden in 2015 met forse kortingen op het budget overgedragen van het Rijk naar de gemeenten. De voorzitter van Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) deed zijn beklag. Het Rijk had ‘taken over de muur gegooid met te weinig geld’. Mijn probleem met die benadering is dat de ‘schuld’ bij deze redenering bij de ander – het Rijk – wordt gelegd. Feit is dat de VNG, als woordvoerder van de gemeenten en onderhandelaar namens die gemeenten de taken destijds graag over wou nemen.
Nu heb ik al jaren geen hoge dunk van de VNG en haar bestuurders. Bijna stuk voor stuk zijn het representanten van de gemeentelijke politiek met landelijke connecties. Burgemeesters en wethouders die lid zijn van de landelijke partijen en graag op termijn, met gebruik van de landelijke partijen stappen zouden willen maken naar het landelijke of Europese niveau. Ik schreef mijn frustratie daarover al eens weg. Ze aanvaarden zonder moren de besluiten van de landelijke politiek dus ook de exorbitante bezuinigingsdrift van een VVD-regering die in 2015 met het ‘mooie’ idee kwam dat gemeente tal van zorgtaken beter en goedkoper zouden kunnen uitvoeren dan het rijk. Die VNG-bestuurders die geacht werden de belangen van de gemeenten te bevorderen, werden met slijmpraatjes keurig in ’het pak genaaid’.
Om bijvoorbeeld de jeugdzorg goed te kunnen doen, moest er met andere gemeenten worden samengewerkt. De schaal van de gemeenten is veelal te klein om de jeugdzorg helemaal zelf te regelen. Maar wat is nu het probleem? Samenwerken is niet het sterkste punt van gemeenten. Raadsleden vinden al snel dat iets op een te grote afstand staat. Ze zijn dan de controle kwijt. En dit terwijl een kwalitatieve jeugdzorg met de opgelegde bezuinigingen volstrekt onhaalbaar is.
Met ‘Bestek 81’ begon in 1978 in mijn ogen het bezuinigen op de jeugdzorg met het langzaam terugbrengen van de reikwijdte van het begrip jeugd. Nu ben je volwassen als je 18 bent (zoek het daarna maar uit). In mijn jeugd was dat wanneer je 23 werd. Dat is nog eens een bezuiniging, zeker als je beseft dat veel jeugdproblemen pas aan het licht komen als er gepuberd gaat worden. In mijn artikel “Wat als” beschrijf ik hoe het mij vergaan zou zijn als ik niet in 1948 maar in 2000 geboren was en de grote gebeurtenissen in mijn leven verder ‘dezelfde’ waren geweest. Ik heb de verschillen tussen toen en nu belicht. Er was – in het nu – vermoedelijk geen klote van mij terecht gekomen. Toen namen overheden nog verantwoording voor jongvolwassenen! Nu is het een afschuifsysteem, zo lijkt het.
Wat mij in de bijdrage in Buitenhof van de voorzitter van de VNG opviel, was de financiële smeekbede. Er moet meer geld van het Rijk komen. Ik snap dat, maar de financiële afhankelijkheid van het Rijk is het zwakke punt in onze vermeende ‘gemeentelijke autonomie’! Vergelijk je de positie van Nederlandse gemeenten met die in het buitenland op het vlak van autonomie dan vallen twee dingen op. Nederland kent een benoemde burgermeester, terwijl vrijwel overal in de wereld in democratische landen de burgermeester gekozen wordt. Het tweede dat uitzonderlijk is, is de grote financiële afhankelijkheid van de hogere overheid, het Rijk. Bij Nederlandse gemeenten is minder dan 10 % van de begroting ‘eigen’ inkomsten (belastingen en heffingen), de rest komt van het Rijk in de vorm van specifieke uitkeringen en een bijdrage uit het gemeentefonds. In de meeste Europese landen zijn de eigen inkomsten meer dan 50 % van de gemeentelijke inkomsten. Waterschappen daarentegen zijn financieel autonoom. Waterschappen halen bijna 100 % van hun inkomsten bij haar eigen burgers en bedrijven op via de waterschapbelastingen/heffingen.
Het wordt tijd dat de Financiële-verhoudingswet – stammend uit 1897 – wordt aangepast en de gemeentelijke belastingen een bredere basis krijgen. Een uitbreiding van de gemeentelijke belastingen moeten wel landelijk gecompenseerd worden door belastingverlagingen.
Bij waterschappen is er een directe relatie tussen uitgaven en te innen belastingen. Dat maakt bestuurders veel kritischer als het gaat om geld uitgeven. Het moet immers uit de zak van de burger (kiezer) gehaald worden. Vragen om meer geld bij het Rijk is een ondergraving van de eigen autonomie. Ook als het gaat om de WMO of de jeugdzorg moeten gemeenten en haar bestuurders afleren naar het Rijk te kijken. Als je zelf de baas wil zijn over het hoe, wat en wanneer dan moet je ook de consequenties aanvaarden. In 2015 hadden de gemeenten via de VNG NEE moeten zeggen tegen het overgaan van taken zonder daarbij de passende middelen. Het kan nog steeds.
LEG DE SLEUTEL MAAR OP DE DOODKIST van de jeugdzorg en de WMO.
Een andere manier om de noden van de gemeenten beter onder de aandacht te krijgen van de Rijksbestuurders is om de verkiezing van de Eerste Kamer te herzien. Nu worden de leden van de Eerste Kamer gekozen door de Statenleden. Wil je dat bij wetgeving de belangen van de lagere overheden echt meegewogen worden dan zou een verkiezing door de bestuurders van de lagere overheden behulpzaam zijn. Want gekozenen zijn geneigd de belangen van hun kiezers in de gaten te houden. Laat de circa 8,5 duizend raadsleden pakweg 50 Eerste Kamerleden kiezen en de bijna 600 Statenleden 12 en de ruim 600 waterschapbestuurders 13. Ik ben ervan overtuigd dat er dan op een andere manier naar de relatie tussen de landelijk overheid en de lagere overheden gekeken zou worden.
Als raadslid en als waterschapbestuurder ervaar ik al meer dan 30 jaar de bestuurlijke kneveling door het Rijk middels wet en regelgeving en bij de gemeente de wel heel benauwende financiële ketens. Op tijdens mijn 12-jarig statenlidmaatschap (1991-2003) ervoer ik ook de benauwende banden met het Rijk, zij het dat Eerste Kamerleden voor mij als Statenlid goed bereikbaar waren!
Het wordt tijd voor een andere omgang tussen de overheden, te beginnen met een herziening van de Financiële-verhoudingswet en de wijze van verkiezing van de Eerste Kamer.